Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze vrijwaringszaak, die samenhangt met de hoofdzaak 200.152.774/01, heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 27 augustus 2019 uitspraak gedaan. De zaak betreft een hoger beroep van appellanten, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.F. Bienfait, tegen de Makelaardij O.G. Hypotheken en Verzekeringen B.V., vertegenwoordigd door advocaat mr. R.G. Degenaar. De procedure volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarbij de appellanten niet-ontvankelijk waren verklaard in hun vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie door de Makelaardij.
Het hof heeft in een tussenarrest van 15 november 2016 de appellanten in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren van een koopovereenkomst die onder opschortende voorwaarde was gesloten. Na het horen van getuigen, waaronder de appellanten zelf en enkele derden, heeft het hof geconcludeerd dat het bewijs niet is geleverd. Dit leidde tot de afwijzing van de vordering van de appellanten, aangezien er geen koopovereenkomst tot stand was gekomen.
Het hof heeft de eerdere vonnissen van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de vordering van de appellanten tot schadevergoeding afgewezen. De kosten van het geding in hoger beroep zijn voor rekening van de appellanten, die als de overwegend in het ongelijk gestelde partij zijn aangemerkt. De uitspraak benadrukt de zorgplicht van de Makelaardij en de noodzaak van voldoende bewijs bij het stellen van vorderingen in het civiele recht.