Uitspraak
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch,
[verdachte] ,
binnen de verklaringen bij de politiekan weinig gezegd worden omdat [slachtoffer] in het eerste, voorbereidende gesprek bij de politie uitsluitend heeft verklaard dat opa gekke dingen heeft gedaan’;
nade tijd dat hij met zijn moeder bij opa en oma woonde en - zoals ook de raadsvrouw van verdachte terecht stelt - omdat opa en [slachtoffer] elkaar na 18 oktober 2015 niet meer hebben gezien.
gevangenisstrafvoor de duur van
24 (vierentwintig) maanden;
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte:
- zich voor het einde van een proeftijd van
- gedurende de proeftijd van
- geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel
- de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- zich binnen twee dagen na het onherroepelijk worden van dit arrest via telefoonnummer 088-80 41 505 zal melden bij de stichting Reclassering Nederland, regio Zuid;
- zich gedurende de proeftijd bij de reclassering zal melden zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
- zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de aanwijzingen, hem te geven door of namens genoemde reclasseringsinstelling, ook indien dat inhoudt dat het naar het oordeel van de reclassering nuttig of noodzakelijk is dat de verdachte zich onder behandeling stelt;
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening;
€ 4.500,00 (vierduizend vijfhonderd euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
55 (vijfenvijftig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft;