ECLI:NL:GHSHE:2019:3542
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake omzetbelasting en ondernemerschap van een goede doelenorganisatie
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Zeeland-West Brabant, waarin de Rechtbank oordeelde dat belanghebbende als ondernemer voor de omzetbelasting kwalificeert. Belanghebbende, een organisatie die tweedehands goederen verkoopt ten behoeve van goede doelen, heeft aangifte gedaan van de verschuldigde omzetbelasting over het tweede kwartaal van 2016. De Inspecteur heeft echter geweigerd om een teruggaaf te verlenen, wat leidde tot een rechtszaak. De Rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 6 september 2019 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelt dat de verkopen in de winkel moeten worden gezien als symbolische vergoedingen, aangezien de opbrengsten volledig ten goede komen aan goede doelen. De Inspecteur daarentegen is van mening dat er sprake is van leveringen onder bezwarende titel, waardoor belanghebbende als ondernemer moet worden aangemerkt. Het Hof oordeelt dat de verkopen van goederen door belanghebbende kwalificeren als leveringen van goederen en dat er een tegenprestatie van de koper wordt verlangd. Het Hof onderschrijft de overwegingen van de Rechtbank en concludeert dat belanghebbende economische activiteiten verricht en als ondernemer moet worden aangemerkt.
Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en oordeelt dat het hoger beroep ongegrond is. De beslissing van het Hof houdt in dat belanghebbende niet in aanmerking komt voor een teruggaaf van de omzetbelasting, en dat de Inspecteur de eerdere beslissing kan handhaven. De uitspraak is gedaan door M. Harthoorn, voorzitter, en M.J.C. Pieterse, en is op 26 september 2019 openbaar gemaakt.