ECLI:NL:GHSHE:2019:3746

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
10 oktober 2019
Publicatiedatum
10 oktober 2019
Zaaknummer
200.248.100_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming bewindvoerder en mentor in het kader van mentorschap en bewindvoering

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een bewindvoerder en mentor zijn benoemd voor de rechthebbende. De rechthebbende, die onder bewind en mentorschap is gesteld, heeft drie kinderen: [dochter], [zoon 1] en [zoon 2]. De kinderen zijn in conflict met elkaar, wat de rechthebbende veel stress bezorgt. Appellanten, [dochter] en [zoon 1], hebben in hoger beroep verzocht om de benoeming van de bewindvoerder/mentor te herzien en [dochter] aan te stellen als bewindvoerder en mentor. Ze stellen dat de rechthebbende de voorkeur heeft voor [dochter] als bewindvoerder en dat de huidige bewindvoerder/mentor niet goed functioneert.

De rechthebbende is niet verschenen op de zitting, maar haar belangen zijn vertegenwoordigd door mr. P. Acda. De bewindvoerder/mentor heeft ter zitting verklaard dat zij is aangesteld om de rechthebbende te beschermen tegen de conflicten tussen de kinderen. Het hof heeft de argumenten van appellanten en de verweren van de rechthebbende en de bewindvoerder/mentor zorgvuldig afgewogen. Het hof concludeert dat de benoeming van een onafhankelijke bewindvoerder en mentor in het belang van de rechthebbende is, gezien de aanhoudende conflicten tussen de kinderen. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 10 oktober 2019
Zaaknummer: 200.248.100/01
Zaaknummers eerste aanleg: 6821811 BM VERZ 18-1722 en 6821953 MS VERZ 18-329
in de zaak in hoger beroep van:
[dochter],
dochter van de rechthebbende,
wonende te
[woonplaats] ,
hierna ook te noemen: [dochter] ,
en
[zoon 1],
zoon van de rechthebbende,
wonende te [woonplaats] ,
hierna ook te noemen: [zoon 1] ,
appellanten,
advocaat: mr. Y.G.M.J. Breukers,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [rechthebbende] (hierna te noemen: de rechthebbende);
- [zoon 2] , zoon van de rechthebbende (hierna ook te noemen: [zoon 2] );
- [bewindvoerder/mentor] , h.o.d.n. Bewindvoerderskantoor [bewindvoerderskantoor] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] , bewindvoerder en mentor (hierna te noemen: de bewindvoerder/mentor).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 augustus 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 15 oktober 2018, hebben appellanten verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de benoeming van [bewindvoerder/mentor] , h.o.d.n. Bewindvoerderskantoor [bewindvoerderskantoor] , tot bewindvoerder en mentor, en opnieuw rechtdoende [dochter] te benoemen tot bewindvoerder over de goederen die de rechthebbende (zullen) toebehoren en tevens tot mentor ten behoeve van de rechthebbende, kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 november 2018, heeft – naar het hof begrijpt – de rechthebbende verzocht het appel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen
.
2.3.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 27 november 2018, heeft [zoon 2] verzocht het beroep van appellanten, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, ongegrond te verklaren en aldus – naar het hof begrijpt – de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
2.4.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 20 augustus 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [dochter] en [zoon 1] , bijgestaan door mr. Breukers;
  • mr. P. Acda, namens de rechthebbende;
  • [zoon 2] , bijgestaan door mr. D. Dronkers;
  • de bewindvoerder/mentor.
De rechthebbende is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 juni 2018;
  • de brief van Veilig Thuis d.d. 8 november 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter over de goederen die de rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld en ten behoeve van de rechthebbende een mentorschap ingesteld, beide met ingang van 16 augustus 2018 en met benoeming van [bewindvoerder/mentor] , h.o.d.n. Bewindvoerderskantoor [bewindvoerderskantoor] , tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
Appellanten kunnen zich met deze beslissing gedeeltelijk niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
Appellanten voeren in het beroepschrift, zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De voorkeur van de rechthebbende gaat uit naar [dochter] als bewindvoerder en mentor. Dit heeft zij ook zo opgenomen in haar levenstestament. Weliswaar heeft de rechthebbende haar levenstestament herroepen, maar deze herroeping is nietig omdat de rechthebbende ten tijde van de herroeping niet in staat was haar wil te bepalen. Het is onbegrijpelijk dat de kantonrechter dit naast zich heeft neergelegd. Aan de volgens de kantonrechter voortdurende conflictueuze verhouding tussen de kinderen is inmiddels een einde gekomen door de opname van de rechthebbende in het verpleegtehuis.
Het vertrouwen van appellanten in de bewindvoerder/mentor is ernstig geschaad doordat de bewindvoerder/mentor de rechthebbende al voor haar benoeming heeft ontmoet zonder dat appellanten hiervan op de hoogte waren. Ook communiceert de bewindvoerder/mentor niet goed met appellanten. De bewindvoerder/mentor oefent haar taak als bewindvoerder goed uit maar de taak van mentor wordt helemaal niet ingevuld. Appellanten hadden verwacht dat zij de notaris ter verantwoording zou roepen.
Het is nooit de bedoeling geweest gelden van de rechthebbende te onttrekken; [dochter] verkeerde in de veronderstelling dat zij nog bevoegd was de gelden over te boeken.
3.4.
Namens de rechthebbende voert mr. Acda in het verweerschrift, zoals ter zitting aangevuld, kort samengevat, het volgende aan.
Het is in het belang van de rechthebbende dat een onafhankelijke derde haar belangen waarneemt. De verhoudingen tussen de drie kinderen zijn nog altijd conflictueus en daar heeft de rechthebbende last van. Indien zich situaties voordoen waarin keuzes moeten worden gemaakt zullen vermoedelijk nieuwe conflicten ontstaan, aangezien de strijd van de kinderen niet over één specifiek punt gaat.
Appellanten hebben gemeend de kosten van hun advocaat op de rechthebbende te mogen verhalen. Ook hebben zij gelden van de bankrekening van de rechthebbende overgeboekt en pas na sommatie en dreigen met een procedure zijn er gelden teruggeboekt. Hiermee hebben appellanten aangetoond dat zij niet geschikt zijn om als bewindvoerder op te treden.
3.5.
[zoon 2] voert in het verweerschrift zoals aangevuld ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De discussie over het wel of niet van toepassing zijn van de eerdere volmacht is zinloos, omdat zelfs als de rechthebbende een welbewuste keuze zou hebben gemaakt daarvan kan worden afgeweken. De verhoudingen tussen de kinderen zijn uitermate beroerd en de rechthebbende lijdt hier onder. In geval van strijd tussen familieleden is vaste jurisprudentie dat wordt gekozen voor een onafhankelijke derde als bewindvoerder/mentor. Het benoemen van [dochter] als bewindvoerder/mentor zal direct consequenties hebben voor het contact dat [zoon 2] met de rechthebbende heeft.
Het is volstrekt begrijpelijk dat de bewindvoerder/mentor in deze situatie verifieert of er een klik is tussen de bewindvoerder/mentor en de rechthebbende.
Indien er gelden van de rechthebbende zijn onttrokken en zijn aangewend voor advocaatkosten van appellanten, wordt daarmee duidelijk dat [dochter] ongeschikt is om de rol van bewindvoerder en mentor te vervullen.
3.6.
De bewindvoerder/mentor voert ter zitting, kort samengevat, het volgende aan.
De bewindvoerder/mentor is aangesteld vanwege de conflictueuze situatie tussen de kinderen en zij probeert de rechthebbende hier zoveel mogelijk tegen te beschermen. Volgens het zorgcentrum waar de rechthebbende verblijft, piekert de rechthebbende veel over de kinderen; zij voelt het ongenoegen tussen de kinderen en maakt zich zorgen.
De bewindvoerder/mentor maakt voorafgaand aan een eventuele benoeming altijd kennis met de rechthebbende om te kijken of het klikt. De bewindvoerder/mentor bewaakt de kwaliteit van de zorg en heeft hier regelmatig gesprekken over met de hulpverlening van de rechthebbende.
Door het dwingende verzoek van appellanten om de bewindvoerder/mentor niet te informeren over de rechthebbende, heeft de bewindvoerder/mentor moeilijkheden in de informatievoorziening ondervonden. Aanvankelijk werd zij slecht geïnformeerd door het zorgcentrum, maar dat is verbeterd en de informatie die zij ontvangt stuurt zij door naar de kinderen. Ook heeft zij aangifte van verduistering moeten doen om de door appellanten overgeboekte gelden terug te krijgen.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Niet in geschil is dat aan de gronden voor de instelling van een bewind en mentorschap is voldaan.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:435 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) benoemt de rechter bij het uitspreken van het bewind of zo spoedig mogelijk daarna een bewindvoerder. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat de rechter bij de benoeming van de bewindvoerder de uitdrukkelijke voorkeur van de rechthebbende volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de rechthebbende gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot bewindvoerder wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is. Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot bewindvoerder benoemd.
3.7.3.
Op grond van artikel 1:452 lid 1 BW benoemt de rechter bij het uitspreken van het mentorschap of zo spoedig mogelijk daarna een mentor. Hij vergewist zich van de bereidheid en vormt zich een oordeel omtrent de geschiktheid van de te benoemen persoon. Lid 3 van dit artikel bepaalt dat de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene volgt, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Lid 4 van dit artikel bepaalt dat, indien de betrokkene gehuwd is, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levensgezel heeft, bij voorkeur de echtgenoot, de geregistreerde partner dan wel andere levensgezel tot mentor wordt benoemd, tenzij lid 3 van toepassing is. Is het vorige niet van toepassing dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
3.7.4.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.5.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.7.6.
Uit de overgelegde stukken en het besprokene ter zitting is het hof gebleken dat de verhouding tussen appellanten enerzijds en [zoon 2] anderzijds nog steeds ernstig is verstoord. De rechthebbende heeft hier veel last van. Het hof verwacht dat de situatie tussen de kinderen niet zal verbeteren en mogelijk zelfs verder zal verslechteren indien [dochter] tot bewindvoerder en mentor wordt benoemd. Aldus is er naar het oordeel van het hof een gegronde reden die zich verzet tegen de door appellanten verzochte benoeming van [dochter] . Het hof acht het evenals de kantonrechter in het belang van de rechthebbende noodzakelijk dat er een onafhankelijke, professionele bewindvoerder en mentor optreedt.
3.7.7.
Voor zover de appellanten hebben bedoeld een grief te richten tegen het functioneren van de bewindvoerder/mentor, hebben zij hun bezwaren naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd. Ook anderszins is niet gebleken dat de bewindvoerder/mentor in de uitoefening van haar taken tekortschiet, zodat geen sprake is van gewichtige redenen voor ontslag.
3.7.8.
Het hof spreekt de hoop uit dat [dochter] en [zoon 1] zich in het belang van hun moeder, de rechthebbende, zullen inspannen om de communicatie en de samenwerking met de bewindvoerder te verbeteren.
3.8.
Het door de appellanten gedane bewijsaanbod passeert het hof als onvoldoende concreet en onvoldoende gespecificeerd nu zij slechts in algemene bewoordingen bewijs van hun stellingen hebben aangeboden.
3.9.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.
3.10.
Gezien de aard van de procedure zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, van 14 augustus 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, E.L. Schaafsma-Beversluis en A.M. van Riemsdijk en is in het openbaar uitgesproken op 10 oktober 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.