Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C/01/350380 / KG ZA 19-553)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in spoedappel met grieven, producties en een gewijzigde eis;
- de memorie van antwoord in spoedappel met producties;
- het pleidooi, waarbij partijen pleitnotities hebben overgelegd;
- de bij fax op 14 oktober 2019 door [geintimeerde] toegezonden productie 12, die [geintimeerde] bij het pleidooi bij akte in het geding heeft gebracht;
- de bij brief van 11 oktober 2019 door [appellanten c.s.] toegezonden producties 7 tot en met 11, die [appellanten c.s.] bij het pleidooi bij akte in het geding hebben gebracht.
3.De beoordeling
n) De afspraak van om uiterlijk op 12 juli 2019 de volledige achterstand inclusief kosten te betalen zijn [appellanten c.s.] ook niet nagekomen en bij exploot van 18 juli 2019 is aan [appellanten c.s.] de executieveiling aangezegd tegen woensdag 18 september 2019.
- i) [geintimeerde] de aangezegde openbare veiling van het woonhuis met verdere aanhorigheden, plaatselijk bekend te ( [postcode] ) [woonplaats] , aan het adres [adres] , kadastraal bekend gemeente Almere, sectie [sectieletter] nummer [sectienummer] , te verbieden,
- ii) [geintimeerde] te veroordelen tot betaling van alle met betrekking tot de veiling gemaakte kosten,
- iii) [geintimeerde] te veroordelen tot betaling van de kosten van dit geding.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft [geintimeerde] [appellanten c.s.] (in de loop der jaren) voldoende gelegenheid geboden om tot een oplossing te komen en vele malen in de gelegenheid gesteld om de aanvullende informatie aan te leveren. Van [appellanten c.s.] had verwacht mogen worden dat zij zich maximaal zouden inspannen om aan de afgesproken betalingsregelingen te voldoen en om de gevraagde informatie aan [geintimeerde] te verschaffen. De omstandigheden dat de executieverkoop van de woning voor [appellanten c.s.] negatieve financiële gevolgen zal hebben, alsmede dat zij met hun kinderen elders onderdak zullen moeten vinden, is inherent aan het recht dat de wetgever (art. 3:268 lid 1 BW) aan [geintimeerde] als hypotheekhouder heeft gegeven. Nu [appellanten c.s.] deze gevolgen mogelijk had kunnen voorkomen door zich tijdig en voldoende in te spannen om de executieverkoop af te wenden, maakt [geintimeerde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen misbruik van haar recht om de woning executoriaal te laten verkopen.
Overeenkomstig het bepaalde in artikel 3:268 BW is een hypotheekhouder bevoegd om tot executieverkoop over te gaan indien de schuldenaar in verzuim is met de voldoening van zijn hypothecaire verplichtingen. De hypotheekhouder is in beginsel vrij om te bepalen op welk moment hij tot executoriale verkoop overgaat. Dit is slechts anders als de hypotheekhouder door tot uitwinning over te gaan misbruik van recht maakt. Misbruik van recht kan onder meer worden aangenomen als de hypotheekhouder geen redelijk in rechte te respecteren belang heeft bij de parate executie, mede gelet op de belangen aan de zijde van de schuldenaar die door de executie zullen worden geschaad, of als er daardoor aan de zijde van de schuldenaar een noodsituatie zou ontstaan.