ECLI:NL:GHSHE:2019:3959
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Bevestiging van het vonnis van de rechtbank inzake doodslag met DNA-bewijs en schadevergoeding
In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 29 oktober 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De verdachte, geboren in 1986 en thans verblijvende in PI Vught, was eerder vrijgesproken van moord, maar veroordeeld voor doodslag tot een gevangenisstraf van 10 jaren, met aftrek van voorarrest. De rechtbank had ook een schadevergoeding van € 2.499,72 toegewezen aan de benadeelde partij, de nabestaande van het slachtoffer, met wettelijke rente en toepassing van de schadevergoedingsmaatregel.
In hoger beroep heeft de verdediging aanvullend verweer gevoerd over de betrouwbaarheid van de verklaringen van de verdachte, het DNA-onderzoek en het tijdstip van overlijden van het slachtoffer. Het hof heeft de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen gevolgd. Het hof heeft de bewijsmiddelen en overwegingen van de rechtbank integraal overgenomen, met aanvullingen op basis van het NFI-rapport over DNA-bewijs. Dit rapport concludeerde dat de kans groter is dat de verdachte geweldshandelingen heeft uitgevoerd op het slachtoffer dan dat een ander dit heeft gedaan.
De verdediging heeft betoogd dat de verklaringen van de verdachte onbetrouwbaar zijn en dat er alternatieve verklaringen zijn voor het aangetroffen DNA. Het hof heeft echter geoordeeld dat de verklaringen van de verdachte betrouwbaar zijn en dat de verdediging niet heeft aangetoond dat het DNA op een andere manier in het nagelvuil van het slachtoffer terecht is gekomen. Het hof heeft de argumenten van de verdediging verworpen en de doodslag wettig en overtuigend bewezen geacht. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, zonder beslissing te nemen over de in beslag genomen voorwerpen.