Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg (zaak-/rolnummer C01/322052/HA ZA 17-394)
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep met grieven, producties en eiswijziging;
- de memorie van antwoord met producties;
- de akte van de vrouw;
- de antwoordakte van de man;
3.De beoordeling
vrouwheeft na de afwijzing van haar vordering in het incident opnieuw eenzelfde vordering bij de rechtbank ingesteld, stellende dat sprake was van gewijzigde omstandigheden en in dat incident in eerste aanleg gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen:
rechtbankheeft het door de vrouw gevorderde bij het bestreden vonnis van 10 april 2019 afgewezen en de proceskosten van het incident tussen partijen gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt. De rechtbank heeft overwogen:
vrouwkomt in appel en heeft één grief gericht tegen het beroepen vonnis. In hoger beroep vordert de vrouw dat het beroepen vonnis wordt vernietigd en dat het hof, opnieuw rechtdoende, bij wege van voorlopige voorziening ex art. 223 Rv en uitvoerbaar bij voorraad, zal bepalen:
manheeft verweer gevoerd. Hij vraag het hof bij arrest, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in de door haar ingestelde provisionele vordering, althans deze vordering te ontzeggen als ongegrond en onbewezen, met veroordeling van de vrouw in de proceskosten in beide instanties.
hofoverweegt als volgt.