In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 7 november 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van de verblijfplaats van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De moeder van de kinderen, appellante in deze zaak, verzocht om de eerdere beschikkingen van de rechtbank Limburg te vernietigen, die de gecertificeerde instelling (GI) toestemming had verleend om de verblijfplaats van de kinderen te wijzigen. De rechtbank had eerder besloten dat [minderjarige 1] naar zijn vader zonder gezag zou gaan en [minderjarige 2] naar een regulier pleeggezin. De moeder en de pleegmoeder voerden aan dat deze beslissingen niet in het belang van de kinderen waren en dat de pleegmoeder hen een goede opvoeding bood.
Het hof heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen. Het hof constateerde dat de pleegmoeder de kinderen naar beste kunnen had verzorgd, maar dat er ernstige problemen waren in de samenwerking met de GI. Dit leidde tot onwenselijke en zelfs gevaarlijke situaties voor de kinderen. De pleegmoeder was overbelast en niet in staat om de noodzakelijke hulp te aanvaarden, wat resulteerde in een ongezonde situatie voor de kinderen. Het hof oordeelde dat het in het belang van de kinderen noodzakelijk was om de door de GI verzochte toestemming voor wijziging van het verblijf te verlenen.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikkingen van de rechtbank worden bekrachtigd, en dat de kinderen in hun huidige verblijfplaatsen blijven. Het hof hoopt dat de pleegmoeder, die heeft aangegeven in het buitenland te willen blijven, alsnog een rol in het leven van de kinderen kan blijven spelen.