In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch diende, gaat het om de bekrachtiging van een eerdere beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant betreffende de ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2015. De moeder, appellante in deze zaak, verzocht om vernietiging van de beschikking van de rechtbank, waarin de ondertoezichtstelling was verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing bij de vader was verleend. De moeder betoogde dat de ontwikkeling van de minderjarige niet bedreigd werd en dat er geen zorgen waren over haar thuissituatie. De vader, bijgestaan door zijn advocaat, verzocht om de moeder niet-ontvankelijk te verklaren in haar hoger beroep en om de bestreden beschikking te bekrachtigen. De GI, Stichting Jeugdbescherming Brabant, steunde de vader in zijn verzoek.
Tijdens de zitting op 12 november 2019 werd duidelijk dat de moeder en de vader in een conflictueuze relatie verkeren, wat de ontwikkeling van de minderjarige negatief beïnvloedt. De GI stelde dat de moeder geen medewerking verleende aan de hulpverlening en dat de minderjarige ernstige loyaliteitsproblematiek vertoonde. Het hof oordeelde dat de gronden voor de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing nog steeds aanwezig waren, gezien de houding van de moeder en de noodzaak om de ontwikkeling van de minderjarige te beschermen. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank, waarbij de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing werden verlengd.