In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 12 december 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2011, bij haar vader. De moeder, die alleen het gezag over de minderjarige uitoefent, heeft in hoger beroep verzocht de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant te vernietigen, specifiek de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder heeft aangegeven dat zij een co-ouderschapsregeling wenst, maar het hof oordeelt dat dit op dit moment nog niet haalbaar is. De moeder kampt met persoonlijke problematiek, waaronder trauma's en een wisselende gemoedstoestand, waardoor zij niet in staat is om de stabiliteit en zorg te bieden die de minderjarige nodig heeft.
De minderjarige verblijft sinds 31 juli 2018 bij haar vader, waar zij rust en stabiliteit ervaart. De GI (gecertificeerde instelling) heeft de rechtbank verzocht om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen, wat door de rechtbank is toegewezen. Het hof heeft vastgesteld dat de uithuisplaatsing een positief effect heeft gehad op de ontwikkeling van de minderjarige, die nu beter functioneert op school en deelneemt aan activiteiten zoals zwemles en paardrijden. Het hof concludeert dat de huidige situatie, waarbij de minderjarige bij haar vader verblijft, in haar belang is en dat de moeder nog niet in staat is om de zorg voor haar kind zelfstandig op zich te nemen.
Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en wijst het verzoek van de moeder om co-ouderschap af. De moeder wordt aangemoedigd om haar behandeling voort te zetten en haar situatie te stabiliseren, zodat in de toekomst wellicht een co-ouderschapsregeling kan worden overwogen.