“Reeds bij aanvang van de schuldsaneringsregeling is er sprake van psychische klachten. Op basis hiervan ontving verzoeker op dat moment een ziektewetuitkering. Tijdens een gesprek met de verzekeringsarts van het UWV is de ziektewetuitkering beëindigd omdat verzoeker in staat moest worden geacht om, rekening houdend met enkele beperkingen, arbeid te verrichten. Namens verzoeker is bezwaar ingediend tegen deze beslissing. Zowel het bezwaar als beroep is ongegrond verklaard. ( zie bijlage 1). In het kader van de schuldsaneringsregeling heb ik verzoeker vervolgens gewezen op de sollicitatie- en arbeidsplicht zoals deze op basis van bovenstaande van toepassing werd. Indien verzoeker van mening was dat hij door zijn beperkingen nog steeds niet in staat was om (fulltime) arbeid te verrichten, dan diende hij mij hieromtrent een recente medische verklaring te doen toekomen. Een dergelijke verklaring is nimmer ontvangen. Naast de vraag of aan verzoeker nu wel of niet een sollicitatie- en arbeidsplicht opgelegd diende te worden, bleken er kort na
aanvang van de regeling al forse nieuwe schulden te zijn ontstaan. Na een tweetal eerdere verhoren door de rechter-commissaris heeft dit uiteindelijk geleid tot een tussentijdse voordracht van de regeling. Deze voordracht is ter zitting d.d. 24-01-2018 ter zitting behandeld. Verzoeker is niet ter zitting verschenen. Ter zitting is uitvoerig gesproken over de psychische gesteldheid van betrokkene. Ondanks het feit dat nimmer een medische
verklaring is verstrekt, is ter zitting door de Rechtbank bepaald dat saniet alsnog kan worden ontheven van de sollicitatie- en arbeidsplicht. Nu inmiddels [de vennootschap] was benoemd tot beschermingsbewindvoerder, is per vonnis d.d. 31-01-2018 de regeling voortgezet en is de looptijd van de regeling met 2 jaar verlengd om betrokkene zodoende de kans te geven alsnog al zijn verplichtingen na te komen. ( zie bijlage 2). Wellicht ten overvloede, wil ik opmerken dat saniet ten tijde van bovengenoemde zitting, achteraf gezien op dat moment al enkele maanden fulltime werkzaam was (!). De beschermingsbewindvoerder heeft er werkelijk alles aan gedaan om de eerder ontstane nieuwe schulden af te lossen. Begin 2018 waren de nieuwe schulden van € 19.000,- teruggebracht tot € 10.000,- Op 23-10-2018 ontving ik echter een mail van de beschermingsbewindvoerder waaruit bleek dat er forse nieuwe problemen
waren ontstaan. Buiten medeweten van zowel de beschermingsbewindvoerder als de uitkeringsinstantie ( [instantie] ) bleek betrokkene al sinds 01-04-2017 (!) fulltime aan het werk te zijn bij een bakkerij in [plaats] . Het salaris liet hij overmaken op een rekening in België, zodat zowel ondergetekende, de beschermingsbewindvoerder als [instantie] hier geen zicht op hadden, (zie bijlage 3). Tegenover de beschermingsbewindvoerder heeft betrokkene ontkent dat hij iets wist van het nieuwe
woonadres. Uit de door mij aan de d.d. 06-12-2018 toegezonden stukken aan de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, blijkt o.a. dat betrokkene
bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst bewust een ander adres heeft opgegeven. Dit blijkt het adres van zijn moeder te zijn. Ook hiermee heeft betrokkene mijn inziens getracht om deze informatie bij betrokken partijen weg te houden (zie bijlage 4). Bijgaand zend ik nog de beschikking d.d. 10-10-2018 van [instantie] waarbij de ten onrechte ontvangen
bijstandsuitkering voor een totaalbedrag van € 21 .250,03 werd teruggevorderd. (bijlage 5). Daarnaast wordt de boedelachterstand i.v.m. het niet afdragen van de inkomsten uit arbeid boven het vtlb geschat op ongeveer € 16.000,-. Door genoemde terugvordering bedraagt de nieuwe schuldenlast, welke tijdens de looptijd van de regeling is ontstaan totaal € 28.175,84
(bijlage 6). De geschetste psychische beperkingen kunnen er mijn inziens niet toe leiden dat de regeling niet tussentijds wordt beëindigd zonder toekenning van de schone lei. Betrokkene wist mijn inziens heel goed waar hij mee bezig was en heeft er bewust voor gekozen om zijn inkomsten voor betrokken partijen te verbergen. Ongeacht welke beperkingen betrokkene ook aandraagt, in het kader van de schuldsaneringsregeling dient hij zijn verplichtingen na te komen. (zie ook kopie uitspraak Hoge Raad d.d. 20-10-2006: ECLI:NL:2006:AY8310).”