Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 24 augustus 2018;
- de brief met bijlagen van de GI van 29 november 2018.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van ouders tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarbij hun minderjarige dochter onder toezicht is gesteld. De ouders, de moeder en de vader, hebben verzocht om vernietiging van deze beschikking, met de stelling dat de Raad voor de Kinderbescherming onterecht heeft gehandeld. De mondelinge behandeling vond plaats op 22 januari 2019, waarbij de vader en vertegenwoordigers van de Raad en de Gecertificeerde Instelling (GI) aanwezig waren. De moeder was niet verschenen, ondanks een behoorlijke oproeping.
De rechtbank had op 24 augustus 2018 de minderjarige onder toezicht gesteld, omdat er zorgen waren over haar ontwikkeling en de thuissituatie. De ouders voerden aan dat de Raad de rechtbank onjuist had geïnformeerd over de situatie van de minderjarige en dat er geen wettelijke grondslag was voor de ondertoezichtstelling. Het hof heeft de argumenten van de ouders overwogen, maar kwam tot de conclusie dat de gronden voor ondertoezichtstelling aanwezig waren. De ouders vertoonden problemen in hun relatie en de vader had alcoholproblematiek, wat leidde tot situaties van huiselijk geweld.
Het hof oordeelde dat de minderjarige in een instabiele thuissituatie opgroeit en dat er zorgen zijn over haar veiligheid en ontwikkeling. De ouders hebben hulpverlening in het vrijwillige kader onvoldoende geaccepteerd en de situatie is ernstig bedreigend voor de minderjarige. Het hof bekrachtigde de beschikking van de rechtbank en oordeelde dat een gezinsvoogd betrokken moet blijven om de voortgang van de hulpverlening en de veiligheid van de minderjarige te waarborgen. De Raad werd niet in de proceskosten veroordeeld, zoals door de ouders was verzocht.