In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin een contactregeling voor de minderjarige [minderjarige] is vastgesteld. De vader, vertegenwoordigd door mr. S. Mestrini, verzoekt de beschikking te vernietigen en een co-ouderschapsregeling vast te stellen, terwijl de moeder, vertegenwoordigd door mr. S.C.H. Poelman, verzoekt de beschikking te bekrachtigen. De Raad voor de Kinderbescherming is ook betrokken in deze procedure. De mondelinge behandeling vond plaats op 20 november 2018, waarbij beide ouders hun standpunten hebben toegelicht. De vader stelt dat hij een grotere rol in het leven van [minderjarige] wil spelen, terwijl de moeder betoogt dat een co-ouderschap niet in het belang van het kind is, gezien de jonge leeftijd van [minderjarige] en de communicatieproblemen tussen de ouders. Het hof overweegt dat een co-ouderschapsregeling momenteel niet in het belang van [minderjarige] is, gezien de jonge leeftijd en de problematiek die mogelijk bij het kind aanwezig is. Het hof besluit de huidige contactregeling uit te breiden, waarbij [minderjarige] in de even weken bij de moeder verblijft en in de oneven weken bij de vader. Ook wordt er een regeling vastgesteld voor de vakanties en feestdagen, evenals voor de verjaardag van [minderjarige] . De beschikking van de rechtbank wordt vernietigd en de nieuwe regeling wordt vastgesteld, waarbij de belangen van [minderjarige] voorop staan.