Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Geschil, alsmede standpunten en conclusies van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
bevestigtde uitspraak van de Rechtbank.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de Rechtbank Limburg, waarin de waarde van een vrijstaande woning is vastgesteld door de heffingsambtenaar van de gemeente Echt-Susteren. De belanghebbende, eigenaar van de woning, heeft bezwaar gemaakt tegen de WOZ-beschikkingen die de waarde van de woning op respectievelijk € 316.000 en € 284.000 hebben vastgesteld. Na bezwaar is de waarde voor de peildatum 1 januari 2013 verlaagd tot € 259.000, terwijl de waarde voor de peildatum 1 januari 2016 gehandhaafd bleef. De Rechtbank heeft de beroepen van de belanghebbende ongegrond verklaard, waarna de belanghebbende in hoger beroep is gegaan.
Tijdens de zitting op 10 januari 2019 heeft het Hof de zaak behandeld. De heffingsambtenaar heeft de waarde van de woning onderbouwd met taxatierapporten, waarin vergelijkingsobjecten zijn gebruikt. De belanghebbende betwist de vastgestelde waarden en stelt dat deze te hoog zijn. Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de juiste inhoud van de onroerende zaak heeft gehanteerd en dat de gebruikte referentiepanden voldoende vergelijkbaar zijn. Het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar aannemelijk heeft gemaakt dat de vastgestelde waarden niet te hoog zijn.
De slotsom van het Hof is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de uitspraak van de Rechtbank wordt bevestigd. Er zijn geen redenen om het griffierecht te vergoeden of om de heffingsambtenaar in de proceskosten te veroordelen. De belanghebbende kan binnen zes weken na de verzenddatum van de uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.