In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 8 maart 2019 uitspraak gedaan in hoger beroep over de objectafbakening en de WOZ-waarde van een bedrijfsgebouw dat in gebruik is bij belanghebbende, een tuincentrum. De Heffingsambtenaar had de objectafbakening opnieuw bezien en was tot de conclusie gekomen dat het bedrijfsgebouw ten onrechte aan de hand van de eigendomsgrens was gesplitst. Hij stelde dat het gebouw als één onroerende zaak moest worden aangemerkt. Het Hof oordeelde echter dat de objectafbakening te klein was en dat er sprake was van twee eigenaren van een niet in zelfstandige gedeelten te splitsen bedrijfsgebouw. De Heffingsambtenaar had de waarde van de onroerende zaak vastgesteld op € 1.290.000, maar na bezwaar was deze verlaagd tot € 1.259.000. De Rechtbank had de waarde verder verlaagd tot € 1.160.000, maar het Hof oordeelde dat de objectafbakening niet correct was en dat de WOZ-beschikking en de aanslagen vernietigd moesten worden. Het Hof heeft de Heffingsambtenaar veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van belanghebbende.