Bij de straftoemeting heeft het hof voorts gelet op de inhoud van het rapport van het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, d.d. 19 februari 2019, opgemaakt door F.H.A. Berkelbach van der Sprenkel, GZ-psycholoog, Th.W. van de Kant, GZ-psycholoog in opleiding tot klinisch psycholoog en M.A. Westerborg, psychiater. Dit rapport houdt kort samengevat in:
Bij betrokkene is sprake van een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de vorm van een borderline persoonlijkheidsstoornis met antisociale kenmerken. Daarbij is er vermoedelijk sprake van psychopathisering. Betrokkene heeft de neiging zijn antisociale gedrag te externaliseren en/of te rechtvaardigen. Hij heeft aandacht nodig om structuur in zijn leven te ervaren. Betrokkene kan het best worden omschreven als een aandachtbehoeftige, egocentrische man, die wanneer het zijn eigen belang betreft, geen rekening houdt met een ander.
Voorts kan worden gesteld dat er bij betrokkene sprake is van een ernstige stoornis in het gebruik van amfetaminen en alcohol en tenminste een matige stoornis in het gebruik van GHB, cocaïne, cannabis en opiaten, momenteel alle in gedwongen remissie.
Onderzoekers adviseren betrokkene ten tijde van het ten laste gelegde als verminderd toerekenbaar te beschouwen.
Het eindoordeel over de risicofactoren voor geweld moet als matig/hoog worden gesteld. Daarbij is de kans op ernstig letsel en acuut dreigend geweld matig. Voor betrokkene is veel zorg nodig en kan niet zelfstandig wonen. Hij zal waarschijnlijk altijd de zorg van anderen nodig hebben in de vorm van aandacht en praktische ondersteuning. Primair zal betrokkene via de verslavingszorg behandeld moeten worden. Betrokkene zal moeten stoppen met middelengebruik. Daarnaast zal er behandeling plaats moeten vinden op het gebied van de persoonlijkheidsproblematiek van betrokkene. Onderzoekers denken dan ook aan een forensische verslavingskliniek. Betrokkene zal zeker terugvallen in middelengebruik, maar op die momenten moet hij juist meer beschermd worden dan losgelaten.
Er is uiteindelijk meer zorg nodig dan bescherming waarbij de start van de behandeling in een klinische setting zal moeten plaatsvinden. Geadviseerd wordt dan ook de beschreven intensieve, klinische behandeling in een verslavings- of dubbel diagnosekliniek op te leggen als een bijzondere voorwaarde bij een voorwaardelijk strafdeel. Het gebruik van middelen dient aan banden te worden gelegd waarbij betrokkene moet worden ondersteund met adequate medicatie en begeleiding. Het niveau van bescherming die nodig is met dergelijke zorg is minder groot. Behandeling in een FPK kan op problemen stuiten, omdat daar veel minder tolerantie zal bestaan voor het omgaan met middelen, met nodige strafmaatregelen, die contraproductief zullen werken. Onderzoekers hebben de mogelijkheid tot het adviseren van een tbs-maatregel overwogen. Zoals de problematiek en de dynamiek werden beoordeeld heeft betrokkene volgens het onderzoekend team dus meer behoefte aan zorg dan bescherming c. q. beveiliging. Bij het toenemen van zelfstandigheid, autonomie en verantwoordelijkheid zal echter ook de kans op overvraging en overspoeling toenemen, zeker wanneer betrokkene een relatie aangaat waarbij de druk op hem aanzienlijk toeneemt. Hierin zal betrokkene dan ook langdurig begeleid moeten worden. Eventuele resocialisatie zal zeer geleidelijk moeten gebeuren.