ECLI:NL:GHSHE:2020:111
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Beëindiging van de onderhoudsverplichting op grond van artikel 1:160 BW in een echtscheidingszaak met betrekking tot partneralimentatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de beëindiging van de onderhoudsverplichting van de man jegens de vrouw, voortvloeiend uit hun echtscheiding. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.F. Cohen, verzocht om de partneralimentatie op nihil te stellen, terwijl de vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. R. Engwegen, zich hiertegen verzette. De rechtbank Limburg had eerder, op 23 november 2018, de verzoeken van de man afgewezen. De man stelde dat er sprake was van een affectieve relatie tussen de vrouw en een derde, wat volgens artikel 1:160 van het Burgerlijk Wetboek zou leiden tot beëindiging van de alimentatieplicht.
Het hof heeft vastgesteld dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat er een affectieve relatie bestond. De vrouw betwistte de claims van de man en stelde dat er enkel sprake was van een vriendschappelijke relatie. Het hof oordeelde dat de man niet aan zijn stelplicht had voldaan en dat de door hem overgelegde bewijsstukken niet voldoende waren om de beëindiging van de onderhoudsverplichting te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigde de eerdere beschikking van de rechtbank en compenseerde de proceskosten, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.
De uitspraak benadrukt het belang van voldoende bewijs bij claims over de beëindiging van alimentatieverplichtingen en de strikte eisen die aan de vaststelling van een affectieve relatie worden gesteld onder artikel 1:160 BW.