ECLI:NL:GHSHE:2020:1348

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
16 april 2020
Publicatiedatum
16 april 2020
Zaaknummer
200.259.405_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uitkering van vorderingen uit nalatenschap aan erfgenamen

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarin de bewindvoerder verzocht om machtiging om een deel van de netto verkoopopbrengst van een woning uit te keren aan de erfgenamen van de overleden erflaatster. De bewindvoerder, die optreedt in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van de rechthebbende, heeft in hoger beroep de beschikking van de rechtbank van 14 februari 2019 aangevochten, waarin het verzoek om machtiging was afgewezen. De mondelinge behandeling vond plaats op 27 februari 2020, waarbij de kinderen van de rechthebbende, die erfgenamen zijn, instemden met de voorgestelde verdeling van de opbrengst. Het hof heeft vastgesteld dat de woning, die in de gemeenschap van goederen viel, niet was verdeeld na de echtscheiding van de rechthebbende en de erflaatster. Hierdoor is de helft van de netto verkoopopbrengst van de woning in de nalatenschap van de erflaatster gevallen. Het hof heeft geoordeeld dat de bewindvoerder recht heeft op de gevraagde machtiging en heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd. De bewindvoerder mag nu de helft van de netto verkoopopbrengst van de woning uitkeren aan de erfgenamen, ieder voor een vierde deel.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 16 april 2020
Zaaknummer: 200.259.405/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7483298 UD19-328
in de zaak in hoger beroep van:
[de bewindvoerder],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de bewindvoerder, of ook: [de bewindvoerder] ,
advocaat: mr. N.M. Lindhout-Schot,
te dezen handelend in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen die (zullen) toebehoren aan:
[de rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de rechthebbende.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
  • de rechthebbende;
  • [kind 1] , hierna te noemen: [kind 1] ;
  • [kind 2] , hierna te noemen: [kind 2] ;
  • [kind 3] , hierna te noemen: [kind 3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 mei 2019, heeft de bewindvoerder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, opnieuw rechtdoende de bewindvoerder te machtigen om de helft van de netto verkoopopbrengst van de woning aan [adres] te [plaats] , zijnde een bedrag groot € 113.597,73 vanaf de (bewind)rekening ten name van de rechthebbende uit te keren aan de erfgenamen van mevrouw [de erflaatster] , ieder voor een/vierde deel, zijnde een bedrag groot € 28.399,43.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 27 februari 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [de bewindvoerder] , bijgestaan door mr. Lindhout-Schot;
  • [kind 1] ;
  • [kind 3] .
[kind 2] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4.
Na de mondelinge behandeling is met toestemming van het hof ingekomen een brief van mr. Lindhout-Schot van 5 maart 2020 met als bijlagen een gewaarmerkt afschrift van de akte van levering verleden op 29 januari 2019 en een e-mailbericht van [kind 2] d.d. 13 mei 2019.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 5 juli 2018 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, over de goederen die [de rechthebbende] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een bewind ingesteld, met benoeming van [de bewindvoerder] tot bewindvoerder.
3.2.
De rechthebbende is op 3 september 1964 zonder het maken van huwelijkse voorwaarden gehuwd met mevrouw [de erflaatster] (hierna te noemen: de erflaatster). Uit het huwelijk van de rechthebbende en erflaatster zijn vier kinderen geboren: [de bewindvoerder] , [kind 1] , [kind 3] en [kind 2] . Bij beschikking van 2 augustus 1985 heeft de arrondissementsrechtbank ’s-Hertogenbosch onder meer de echtscheiding tussen de rechthebbende en erflaatster uitgesproken, welke beschikking op 23 september 1985 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Erflaatster is op [datum] 2011 overleden, zonder bij testament over haar nalatenschap te hebben beschikt, zodat zij ingevolge de wettelijke bepalingen voor erfopvolging bij versterf als haar enige erfgenamen heeft achtergelaten haar vier boven genoemde kinderen, ieder voor een/vierde gedeelte van haar nalatenschap.
3.4.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het verzoek van de bewindvoerder, machtiging te verlenen om uit het vermogen van de rechthebbende te voldoen de geldvordering die ieder kind op de rechthebbende heeft ter zake de nalatenschap van erflaatster, afgewezen.
3.5.
De bewindvoerder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar het beroepschrift.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
De voormalige echtelijke woning van de rechthebbende en erflaatster aan [adres] te [plaats] (hierna: het woonhuis), sinds de echtscheiding door rechthebbende alleen bewoond, is door [de bewindvoerder] als bewindvoerder met toestemming van de kantonrechter verkocht. In de akte van levering van 29 januari 2019, verleden voor mr. [notaris 1] , notaris in de gemeente [gemeente] , kantoorhoudende te [kantoorplaats] , is ten aanzien van de eigendomsverkrijging het volgende opgenomen:
“Het registergoed is door de heer [de rechthebbende] voornoemd in eigendom verkregen door de inschrijving ten kantore van de landelijke Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers, ten tijde van de inschrijving gevestigd te [vestigingsplaats] , op één oktober negentienhonderdvierenzestig in het register Hypotheken [register] , in deel [deel] nummer [nummer] , van het afschrift van een akte van levering op dertig september negentienhonderdvierenzestig verleden voor [notaris 2] , destijds notaris te [plaats] ,
(…)
Bij beschikking van de arrondissementsrechtbank te ’s-Hertogenbosch van twee augustus negentienhonderdvijfentachtig is de vorenbedoelde echtscheiding uitgesproken tussen de heer [de rechthebbende] en mevrouw [de erflaatster] ; tevens is in gemelde beschikking bevolen de scheiding en deling van de gemeenschap waarin partijen waren gehuwd. Deze scheiding en deling heeft echter nimmer plaatsgevonden, zodat er tussen de heer [de rechthebbende] en genoemde mevrouw [de erflaatster] ten aanzien van het verkochte nog een onverdeeldheid bestaat.”
3.6.2.
Het woonhuis viel in de gemeenschap van goederen waarin de rechthebbende en erflaatster waren gehuwd. Gelet op de inhoud van voormelde akte van levering staat naar het oordeel van het hof vast dat de verdeling van de waarde van het woonhuis na de echtscheiding niet heeft plaatsgevonden en dat derhalve sprake is gebleven van een onverdeeldheid. Hierdoor valt de helft van de netto verkoopopbrengst van het woonhuis in de nalatenschap van erflaatster. Nu de gehele netto verkoopopbrengst van het woonhuis is gestort op de (bewind)rekening van de rechthebbende, hebben de kinderen van de rechthebbende en erflaatster vorderingen op de rechthebbende gezamenlijk bedragende de helft van de netto verkoopopbrengst, dat is € 113.597,73. Uit de verklaringen van [de bewindvoerder] , [kind 3] en [kind 1] op de mondelinge behandeling van het hof en uit de e-mail van [kind 2] d.d. 13 mei 2019 blijkt dat de kinderen instemmen met de verdeling aldus, dat ieder kind een bedrag van € 28.399,43 toekomt. Het voorgaande leidt ertoe dat het verzoek van de bewindvoerder dient te worden toegewezen.
3.7.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen en het inleidend verzoek van de bewindvoerder alsnog toewijzen.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de onder zaaknummer 7483298 UD19-328 gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 februari 2019;
en opnieuw rechtdoende:
verleent machtiging aan de bewindvoerder om de helft van de netto verkoopopbrengst van de woning aan [adres] te [plaats] ad € 113.597,73 vanaf de (bewind)rekening ten name van de rechthebbende uit te keren aan de erfgenamen van mevrouw [de erflaatster] , ieder een/vierde deel, ofwel € 28.399,43;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, C.N.M. Antens en E.L. Schaafsma-Beversluis en is in het openbaar uitgesproken op 16 april 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.