In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de appellante, handelend onder de naam Zeeuwse Storm, tegen de vennootschap die zich bezighoudt met het organiseren van internationale beurzen en congressen. De appellante heeft werkzaamheden verricht voor de vennootschap en maakt aanspraak op een vergoeding van 5% van de omzet van een evenement, alsook op een vergoeding voor gewerkte uren. De vennootschap heeft de factuur van de appellante van 23 mei 2017, ter waarde van € 9.231,15, niet voldaan. In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vennootschap veroordeeld tot betaling van € 1.500,00 en € 272,25 aan buitengerechtelijke kosten, maar de appellante is het niet eens met deze uitspraak en heeft hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld op basis van de stukken van de eerste aanleg en de ingediende memorie van grieven. De appellante heeft drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis en volledige toewijzing van haar vorderingen. De vennootschap is niet verschenen in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de appellante recht heeft op het volledige overeengekomen loon, inclusief de 5% commissie over de omzet, en dat de vennootschap onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer dat de appellante niet naar behoren heeft gehandeld.
Het hof vernietigt het bestreden vonnis en wijst de vorderingen van de appellante volledig toe. De vennootschap wordt veroordeeld tot betaling van de hoofdsom en de buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast wordt de vennootschap in de proceskosten van beide instanties veroordeeld. Het arrest is uitgesproken op 7 januari 2020 door de rechters M.G.W.M. Stienissen, L.S. Frakes en G.J.S. Bouwens.