Het hof is van oordeel dat hiervan sprake is en overweegt daartoe het volgende.
De ondertoezichtstelling staat in hoger beroep niet ter discussie. Dat betekent dat tot uitgangspunt strekt, en overigens ook wordt vastgesteld, dat er nog altijd sprake is van een situatie waarin [minderjarige] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
Er zijn ernstige zorgen over de sociaal-emotionele, cognitieve en identiteitsontwikkeling van [minderjarige] . [minderjarige] laat grensoverschrijdend gedrag zien op school en doet uitspraken die niet leeftijdsadequaat zijn. Daarbij is er sprake van een loyaliteitsconflict. [minderjarige] wijst ieder contact met zijn vader af en lijkt te hebben gekozen voor zijn moeder. Ook zijn er ernstige zorgen over zijn opvoedingsomgeving.
Moeder betoogt wel dat de meldingen van de buren en ex-partner, met wie zij allen een slechte relatie heeft, ten onrechte als waar worden aangenomen, maar vastgesteld wordt dat ook de politie, school en Veilig Thuis zorgen hebben geuit over [minderjarige] en de situatie waarin hij zich bevindt. Zo vertoont [minderjarige] op school zorgelijk gedrag en is de school van mening dat regulier onderwijs voor hem niet passend is. Vanuit de politie zijn meldingen gedaan over het overmatige alcoholgebruik van de moeder en verwaarlozing van [minderjarige] door de moeder.
De moeder laat niet zien dat zij de zorgen onderkent. Volgens haar is bij [minderjarige] alleen sprake van pubergedrag en kattenkwaad. Bovendien ontkent zij dat bij haar sprake is van alcoholproblematiek maar onderneemt zij geen concrete acties om de zorgen over het alcoholgebruik weg te nemen door bijvoorbeeld het laten verrichten van urinecontroles. De verklaring van de huisarts vermeldt slechts dat de moeder tot op dat moment niet op diens spreekuur is geweest wegens alcohol en/of drugsproblematiek. Daaruit blijkt niet dat de huisarts niet bereid was urinecontroles te verrichten.
De moeder zegt open te staan voor hulpverlening en voor een psychologisch onderzoek bij [minderjarige] , maar eerdere hulpverlening is niet van start gegaan juist omdat de moeder geen hulpvraag heeft en geen zorgen over [minderjarige] ziet. Derhalve is de verwachting niet dat volstaan kan worden met ambulante hulpverlening zoals door de moeder is voorgesteld. Gelet op de voorgeschiedenis is er onvoldoende vertrouwen dat de moeder de hulpverlening accepteert.
[minderjarige] is op 9 april 2020 op de observatie en diagnostiek groep van de Centrale Zorg groep geplaatst. [minderjarige] wordt hier gedurende twaalf weken geobserveerd met betrekking tot zijn gedrag. Tijdens deze periode zal er ook een PO afgenomen worden bij [minderjarige] . Na deze twaalf weken zal de Centrale Zorg groep een advies uitbrengen met betrekking tot hetgeen [minderjarige] nodig heeft, zowel individueel als in de thuissituatie. Het hof acht het van belang dat deze observatie en het onderzoek plaatsvinden in de voor [minderjarige] veilige en gestructureerde omgeving van de groep waar hij nu verblijft. De observatie en het onderzoek dienen duidelijkheid te geven over de vraag of de zorgen over [minderjarige] hun oorzaak vinden in kindeigen problematiek van [minderjarige] of (mede) veroorzaakt worden door de omgeving waarbinnen [minderjarige] in de thuissituatie bij de moeder opgroeit, waarvan de voortdurende strijd tussen de ouders een onderdeel uitmaakt. Op basis van de onderzoeksresultaten dient te worden bezien welke hulpverlening voor [minderjarige] en zijn ouders nodig is om een terugplaatsing van [minderjarige] bij zijn moeder mogelijk te maken.
De moeder kan in deze periode laten zien dat zij de hulpverlening van ViaNeo accepteert en dat er ook overigens stabiliteit in haar leefsituatie blijft bestaan. Ook moeten de mogelijkheden van contactherstel met de vader worden onderzocht en moet [minderjarige] in staat worden gesteld zelfstandig een oordeel te vormen over (het contact met) zijn vader.