Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de dagvaarding in hoger beroep 12 september 2018;
- het herstelexploot van 5 oktober 2018;
- de memorie van grieven van 12 februari 2019
- de memorie van antwoord van 23 april 2019.
3.Waar gaat deze zaak over?
4.Wat is het oordeel van het hof?
‘ [de hond] leg ik mijn hand voor int vuur dat die zich gedraagd’. Nadat [geïntimeerde] op de avond van 15 november 2016 aan [appellante] verslag had gedaan van haar ervaring van het voor het eerst uitlaten van [de hond] en dat zij heel goed had geluisterd, terwijl [de hond] voor de rest rustig in de mand had gelegen, heeft [appellante] geantwoord dat [de hond] ‘echt super luistert’ en ‘trouw is aan iedereen’.
‘ja hoor heel goed’. Later op 13 november 2016 meldt [geïntimeerde] , als het erom gaat wanneer [de hond] kan worden opgehaald, dat haar zusje woensdag bij haar thuis is, dat [de hond] dan niet alleen is en dat dat voor haar misschien fijner is. [appellante] heeft op dat bericht niet meer geantwoord dan
‘Ja is ook goed’. [geïntimeerde] mocht daaruit redelijkerwijs begrijpen dat het wat [appellante] betrof geen probleem zou zijn als [de hond] overdag alleen zou zijn dan wel door een ander dan [geïntimeerde] gezelschap werd gehouden. Uit die berichten volgt niet dat het voor [appellante] van belang was, laat staan door haar als voorwaarde werd gezien voor het in huis nemen van [de hond] op 15 november 2016, dat [de hond] de volgende dag niet alleen zou zijn.
‘nee ik laat t wel open heb ik normaal ook meestal’heeft [appellante] niet anders gereageerd dan met
‘Ahh oke’. Uit die berichten kan daarom niet volgen dat [geïntimeerde] moest begrijpen dat het wat [appellante] betrof van belang was dat [geïntimeerde] haar gewoonte om tussendeuren ‘meestal’ open te laten staan na het in huis nemen van [de hond] zou aanpassen.