Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Feiten
3.Standpunten van partijen
4.Gronden
5.Beslissing
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
www.hogeraad.nl).
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft de inspecteur van de Belastingdienst op 9 januari 2019 hoger beroep ingesteld tegen een uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant van 30 november 2018. Op 22 februari 2019 heeft de inspecteur echter het hoger beroep ingetrokken. Belanghebbende heeft op 9 april 2019 een verzoek ingediend om proceskostenvergoeding voor het indienen van een verweerschrift op 26 maart 2019. Het hof heeft vastgesteld dat de inspecteur niet heeft gereageerd op het verzoek om ter zitting te worden gehoord en heeft het onderzoek op 10 juni 2020 gesloten. Het hof heeft vervolgens geoordeeld dat belanghebbende recht heeft op een proceskostenvergoeding, omdat het verzoek tijdig is ingediend, binnen de termijn van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het hof heeft de kosten voor de rechtsbijstand vastgesteld op € 525, op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De inspecteur is veroordeeld in de kosten van het geding bij het hof aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op in totaal € 525. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 19 juni 2020.