In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, betreft het een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Limburg, waarin zijn verzoek tot het vaststellen van een omgangsregeling met zijn minderjarige kind werd afgewezen. De vader, die sinds 2012 geen contact meer heeft gehad met zijn kind, heeft in hoger beroep verzocht om een begeleide omgangsregeling of een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. De moeder verzet zich tegen dit verzoek en stelt dat de vader zelf verantwoordelijk is voor het gebrek aan contact en dat hij onvoldoende heeft gedaan om zijn situatie te verbeteren.
Tijdens de mondelinge behandeling, die plaatsvond via Skype in verband met COVID-19, hebben beide partijen hun standpunten toegelicht. De vader heeft aangegeven dat zijn omstandigheden zijn verbeterd en dat hij nu stabieler is, terwijl de moeder twijfels heeft over de veranderingen in de vader en zijn vermogen om stabiliteit te bieden aan het kind. De Raad voor de Kinderbescherming heeft geadviseerd om de mogelijkheden voor contact tussen de vader en het kind te onderzoeken, gezien het belang van een gezond gezinsleven voor het kind.
Het hof heeft besloten dat het zich onvoldoende voorgelicht acht om een verantwoorde beslissing te nemen en heeft de Raad verzocht om een onderzoek in te stellen naar de mogelijkheden en belemmeringen voor contact tussen de vader en het kind. De verdere behandeling van de zaak is aangehouden tot de resultaten van dit onderzoek beschikbaar zijn.