Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
- de moeder en [Partner moeder] , bijgestaan door hun advocaat;
- mevrouw S. Huiberts (tolknummer 3096) als tolk in de Engelse taal voor de moeder;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
3.De beoordeling
- Welke mogelijkheden en belemmeringen ziet de raad voor contact c.q. omgang tussen de vader en [minderjarige] ?
- Wat acht de raad nodig om eventuele belemmeringen voor contact c.q. omgang weg te nemen?
- Zijn er belemmeringen bij de moeder die een contactherstel tussen de vader en [minderjarige] in de weg staan, en zo ja welke?
- Is het voor het contactherstel noodzakelijk dat er professionele begeleiding wordt ingezet en zo ja, voor wie en aan welke hulpverlening/begeleiding kan worden gedacht?
- Als er mogelijkheden zijn, in welke vorm en frequentie is contact c.q. omgang tussen de vader en [minderjarige] mogelijk?
- Welke andere feiten en/of omstandigheden die uit het onderzoek naar voren zijn gekomen, zijn niet in voorgaande vragen aan de orde gesteld en zijn wel van belang om in de rapportage en het advies te vermelden?
het ouderlijk gezag omvat mede de verplichting van de ouder om de ontwikkeling van de banden van zijn kind met de andere ouder te bevorderen, artikel 247 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Deze plicht rust op de moeder en [Partner moeder] , nu zij op dit moment met het gezag zijn belast.
4.De beslissing
16 december 2020.