In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een hoger beroep van de vader betreffende de hoofdverblijfplaats en schoolkeuze van zijn minderjarige kind, geboren in 2013. De vader, vertegenwoordigd door mr. L.G.P.A. van Putten-van den Heuvel, verzoekt het hof om de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 8 oktober 2019 te vernietigen, waarin zijn verzoeken om het hoofdverblijf van het kind bij hem te vestigen en vervangende toestemming voor inschrijving op een school te [plaats 1] werden afgewezen. De moeder, bijgestaan door mr. C.C.J. Aarts, verzet zich tegen deze verzoeken en stelt dat de huidige situatie in het belang van het kind is.
Tijdens de mondelinge behandeling op 4 juni 2020, die via Skype plaatsvond, zijn beide ouders gehoord, evenals de Raad voor de Kinderbescherming. De raad adviseert de ouders om een ouderschapsreorganisatie traject te volgen om de communicatie te verbeteren, aangezien de ouders gelijkwaardig ouderschap nastreven maar momenteel in een verstoorde communicatie verkeren. Het hof overweegt dat de zorgen van de vader over de opvoeding door de moeder serieus genomen moeten worden, maar dat deze niet voldoende zijn om de bestaande afspraken over het hoofdverblijf en de schoolkeuze te wijzigen.
Het hof concludeert dat de vader onvoldoende concrete gronden heeft aangedragen om de beschikking van de rechtbank te wijzigen. De bestaande afspraken, vastgelegd in het ouderschapsplan, blijven van kracht. Het hof bekrachtigt daarom de beschikking van de rechtbank en compenseert de proceskosten in hoger beroep, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.