ECLI:NL:GHSHE:2020:1890

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
18 juni 2020
Publicatiedatum
22 juni 2020
Zaaknummer
200.208.908_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgangsregeling en aanhouding in afwachting van systeemtherapie

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter. De vader, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.B.M. Rütten, en de moeder, vertegenwoordigd door advocaat mr. B.M.A. Jegers, zijn in hoger beroep gegaan na een eerdere beschikking van de rechtbank. De zaak is op 18 juni 2020 behandeld, waarbij het hof heeft besloten om de verdere beslissing aan te houden in afwachting van een rapport van de Gecertificeerde Instelling (GI) over de voortgang van de systeemtherapie. De minderjarige, geboren in 2009, heeft aangegeven geen contact te willen met haar vader, wat door de GI wordt gerespecteerd. Het hof heeft de GI verzocht om tijdig te rapporteren over de resultaten van de begeleide omgangscontacten en heeft de ouders verwezen naar de module Begeleide Omgangsregeling (BOR) van de Mutsaersstichting. Tijdens de mondelinge behandeling is de actuele situatie van de minderjarige besproken, waarbij de raad heeft geadviseerd om de zaak aan te houden totdat de systeemtherapie is afgerond. Het hof heeft besloten om de zaak aan te houden tot 15 oktober 2020, in afwachting van nadere berichtgeving van de GI.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 18 juni 2020
Zaaknummer: 200.208.908/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/03/209317 FA RK 15-2585
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. J.B.M. Rütten,
tegen
[verweerster],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. B.M.A. Jegers.
Als informant in deze zaak wordt aangemerkt:
Bureau Jeugdzorg Limburg,
Regio Zuid-Limburg,
gevestigd te [vestigingsplaats] ;
hierna te noemen: de Gecertificeerde Instelling (GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost Nederland,
vestiging: [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de raad.
9. De beschikking d.d. 03-06-2020
Bij die beschikking heeft het hof:
  • de moeder en de vader verwezen naar de module BOR niveau 3 van de Mutsaersstichting;
  • bepaald dat de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , gerechtigd zijn tot contact met elkaar in het kader van de module Begeleide Omgangsregeling (BOR) niveau 3 van de Mutsaersstichting;
  • voorts iedere verdere beslissing aangehouden tot 7 november 2019 PRO FORMA, in afwachting van het verloop van de begeleide omgangscontacten;
  • de GI verzocht het hof tijdig vóór bovenstaande pro forma datum schriftelijk te informeren omtrent de resultaten van de begeleide contacten, onder gelijktijdige verstrekking van een afschrift daarvan aan de advocaat van de vader, de advocaat van de moeder en de raad.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
De meervoudige kamer van het hof heeft de zaak op grond van artikel 16 lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwezen naar de enkelvoudige kamer. De voortzetting van de mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 3 juni 2020 via Skype for Business.Tijdens de mondelinge behandeling zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
-de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
-de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI 1] (gezinsvoogd) en mevrouw
[vertegenwoordiger van de GI 2] (gedragskundige).
10.2.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de GI van 9 december 2019, ingekomen 13 december 2019;
- de brief van de GI van 16 december 2019, ingekomen 18 december 2019, met als bijlage het Eindverslag Begeleiding Omgangsregeling van Plinthos van 10 september 2019;
- het V8 formulier van de advocaat van de vader van 16 december 2019, ingekomen 16 december 2019;
- het V8 formulier van de advocaat van de moeder van 20 december 2019, ingekomen 20 december 2019;
- de brief van de GI van 20 mei 2020, ingekomen op 28 mei 2020, naar aanleiding van de brief van het hof van 22 april 2020 aan de GI.
10.3.
Het hof heeft de minderjarige [minderjarige] in de gelegenheid gesteld haar mening kenbaar te maken. Zij heeft hiervan gebruik gemaakt en is voorafgaand aan de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit verhoor weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.

11.De verdere beoordeling

11.1.
Uit het Eindverslag Begeleiding Omgangsregeling blijkt dat het BOR 3 traject voortijdig is afgebroken vanwege het verzet van [minderjarige] tegen de BOR als zodanig. [minderjarige] laat heel duidelijk in gedrag en woorden blijken dat het voor haar op dit moment niet mogelijk is om de levens van vader en moeder te combineren in haar leven. Beide ouders hebben een verschillende verklaring hiervoor en Plinthos is te kort betrokken geweest om hier een zelfstandige visie over te kunnen vormen. [minderjarige] geeft duidelijk aan geen contact te willen met haar vader, zelfs niet onder begeleiding van Plinthos.
11.2.
De GI adviseert in de brief van 9 december 2019 het standpunt van [minderjarige] nu te respecteren en geen omgang te doen plaats vinden. De moeder dient te worden gewezen op haar informatie- en consultatieplicht.
11.3.
Het hof heeft de GI verzocht te onderzoeken in hoeverre een gezinsopname in deze zaak zou kunnen bijdragen aan een positieve wending. De GI heeft het hof in antwoord hierop nadere informatie verstrekt en ook enige vragen geformuleerd over de door het hof benoemde gezinsopname. De informatie betrof de inzet van systeemtherapie door een systeembehandelaar, mevrouw [systeembehandelaar] van de Mondriaan Zorggroep, ten behoeve van [minderjarige] , de moeder en de vader.
11.4.
Ter gelegenheid van de mondeling behandeling is de actuele situatie rond [minderjarige] besproken. Het navolgende is duidelijk geworden.
[minderjarige] is onveranderd in haar standpunt: zij wil geen contact met haar vader. Wel is [minderjarige] in goed contact geraakt met voornoemde systeembehandelaar. Er is een behandelrelatie aan het ontstaan. De moeder is hierbij betrokken, de vader is (nog) niet betrokken. Betrokkenheid wil niet zeggen: contact met [minderjarige] . Betrokkenheid is gericht op het onderzoek naar ieders rol in het systeem: wat kan die rol op korte of langere termijn zijn en hoe wordt er invulling aan gegeven. Omdat de vader nog niet betrokken is en hier wellicht ook communicatieproblemen tussen de GI en de vader een rol spelen, is ter zitting afgesproken dat de advocaat van de vader en de GI tezamen met de vader zijn verdere betrokkenheid invulling zullen gaan geven. De moeder heeft hier mee ingestemd.
11.5.
De raad heeft het hof tijdens de mondelinge behandeling geadviseerd de zaak aan te houden in afwachting van het verloop van de systeemtherapie die nu op gang aan het komen is. Het zou niet de juiste verwachting wekken wanneer het hof nu een eindbeslissing zou geven, zonder de resultaten van de therapie daar bij te betrekken. Systeemtherapie zo als nu in gang gezet, dient voorrang te hebben op een gezinsopname.
11.6.
De advocaten van de ouders achten het in het belang van [minderjarige] en haar ouders dat het hof de zaak zal aanhouden, conform het advies van de raad.
11.7.
De moeder kan zich met een aanhouding verenigen. Zij bepleit ook het voortzetten nu van de systeemtherapie. Een gezinsopname grijpt te zeer in in het leven van [minderjarige] . De vader kan zich ook met een aanhouding verenigen, hij stelt wel de vraag hoe dit alles zich verhoudt tot het advies van de raad in het rapport van 5 december 2018 tot het vast stellen van een basisregeling waarbij [minderjarige] 8 uur per 14 dagen zonder overnachting bij de vader verblijft.
12. Het hof overweegt als volgt.
12.1.
Het hof heeft ter zitting uitleg gegeven over de achtergrond van de vraag aan de GI naar de mogelijkheid van een gezinsopname. Nu systeemtherapie is opgestart en alle overige genoemde omstandigheden daarbij betrekkende is het hof - evenals de raad - van oordeel dat nu voorrang gegeven dient te worden aan systeemtherapie. Daar komt bij dat voor het welslagen van een gezinsopname de instemming en medewerking van beide ouders vooralsnog van betekenis te achten is en daarvan is in deze zaak geen sprake. Het hof acht het ook van belang de uitkomsten van het systeemonderzoek af te wachten alvorens een (eind)beslissing in deze zaak zal worden genomen.
Ten aanzien van de vraag van de vader hoe dit zich verhoudt tot het raadsadvies van 5 december 2018 met betrekking tot de zorgregeling, overweegt het hof dat het hof daarop een antwoord heeft gegeven in de beschikking van 11 juli 2019, in rechtsoverweging 7.4:
Het hof is, gelet op wat hiervoor is overwogen en gelet op de uitspraak van de Hoge Raad van 17 januari 2014 (ECLI:NL:HR:2014:91), van oordeel dat het belang van [minderjarige] met zich brengt dat er zo spoedig mogelijk contactherstel met de vader plaatsvindt, zodat de huidige situatie wordt doorbroken. Gezien echter de ernstige problematiek waarmee [minderjarige] kampt en de complexe onderlinge verhouding van de ouders, is het hof van oordeel dat het contactherstel met de nodige ondersteuning en begeleiding dient te worden omkleed.
De door de raad geadviseerde (onbegeleide) omgangsregeling is dan ook, gelet op de zorgelijke signalen die [minderjarige] in het najaar van 2018 na het (abrupte) stopzetten van de BOR regeling liet zien, op dit moment een stap te ver.
12.1.
Het bovenstaande leidt er toe dat het hof de zaak zal aanhouden in afwachting van nadere berichtgeving van de GI, voorshands te verwachten vóór 15 oktober 2020.

13.De beslissing

Het hof:
houdt iedere verdere beslissing aan tot 15 oktober 2020, in afwachting van bericht van de GI over het verloop van de systeemtherapie;
Deze beschikking is gegeven door mr. C.A.R.M. van Leuven en is in het openbaar uitgesproken op 18 juni 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.