In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren in 2014, die onder toezicht is gesteld van de gecertificeerde instelling (GI). De vader en moeder van de minderjarige hebben gezamenlijk gezag, maar de minderjarige heeft zijn gewone verblijfplaats bij de moeder. De zaak betreft meerdere beschikkingen van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de vader en moeder in hoger beroep zijn gegaan tegen eerdere beslissingen over de uithuisplaatsing van hun kind. De vader heeft hoger beroep ingesteld tegen de machtiging tot uithuisplaatsing van 13 maart 2020, terwijl de moeder tegen alle vier de beschikkingen hoger beroep heeft ingesteld. De mondelinge behandeling vond plaats op 2 juni 2020, waarbij beide ouders en de GI aanwezig waren. Het hof heeft de zorgen over de sociaal-emotionele ontwikkeling van de minderjarige erkend en de noodzaak van de uithuisplaatsing bevestigd. Het hof heeft geoordeeld dat de eerdere beschikkingen van de rechtbank, die de uithuisplaatsing en de machtigingen tot uithuisplaatsing bevestigen, terecht zijn gegeven. De ouders moeten samenwerken en de belangen van de minderjarige vooropstellen. De bestreden beschikkingen zijn bekrachtigd.