ECLI:NL:GHSHE:2020:199

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
200.268.385_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging gezamenlijk gezag en verzoek om hernieuwd gezag na overlijden van de vader

In deze zaak gaat het om de beëindiging van het gezamenlijk gezag van ouders over twee minderjarige kinderen, na het overlijden van de vader. De moeder, die eerder gezamenlijk gezag had met de vader, verzoekt om het gezag terug te krijgen na zijn overlijden. De rechtbank had eerder het verzoek van de moeder afgewezen, waarna zij in hoger beroep ging. Het hof bekrachtigt de beslissing van de rechtbank, waarbij het belang van de kinderen voorop staat. De kinderen verblijven sinds 2018 in een perspectiefbiedend pleeggezin en hebben behoefte aan stabiliteit en continuïteit in hun opvoeding. De moeder heeft in het verleden geen contact met de kinderen gehad en is pas recentelijk weer betrokken geraakt. Het hof oordeelt dat het in het belang van de kinderen is dat zij in het pleeggezin blijven, waar zij de nodige zorg en stabiliteit ontvangen. De moeder wordt als belangrijk voor de kinderen gezien, maar het hof concludeert dat het gezag bij de GI moet blijven, gezien de specifieke zorgbehoeften van de kinderen en de onzekere situatie van de moeder.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 januari 2020
Zaaknummer: 200.268.385/01
Zaaknummers eerste aanleg: C/03/267037 / JE RK 19-1859 & C/03/267038 / JE RK 19-1860
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.G. de Jong,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidoost-Nederland, locatie [locatie] ,
verweerder,
hierna te noemen: de raad.
Als belanghebbenden worden aangemerkt:
-
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna: de GI (gecertificeerde instelling),
-
[de pleegouders] ,
wonende op een geheim adres,
hierna: de pleegouders.
Deze zaak gaat over:
  • [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] en
  • [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2014 te [geboorteplaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Limburg (Roermond) van 29 juli 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 29 oktober 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende het verzoek van de raad om de GI als voogdes te benoemen over de kinderen, af te wijzen en te bepalen dat de moeder wordt belast met het gezag over de kinderen.
2.2.
Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 11 november 2019, heeft de GI verzocht het door de moeder ingestelde hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 19 december 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • de raad, vertegenwoordigd door mr. [vertegenwoordiger van de raad] ;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] .

3.De beoordeling

3.1.
De moeder is van 4 september 2013 tot 19 maart 2015 getrouwd geweest met de heer [de vader] (hierna: de vader). Zij zijn samen de ouders van:
  • [minderjarige 1] (hierna:
  • [minderjarige 2] (hierna:
3.2.
Aanvankelijk hadden de vader en de moeder gezamenlijk gezag. Bij beschikking van 8 augustus 2018 is bepaald dat het gezag over de kinderen voortaan alleen aan de vader toekomt. Nadat de moeder hiervan in hoger beroep is gekomen is de vader op [datum] 2019 overleden. Gelet hierop heeft het hof de moeder bij beschikking van 17 oktober 2019 niet-ontvankelijk verklaard in dat hoger beroep.
3.3.
De kinderen staan sinds 30 juli 2018 onder toezicht. Zij verblijven sinds 16 december 2018 in een perspectiefbiedend pleeggezin op basis van een daartoe strekkende machtiging.
3.4.
De moeder heeft circa twee à drie jaar geen contact met de kinderen gehad. In februari 2019 zijn de contacten hervat. De moeder heeft nu eenmaal in de veertien dagen begeleid contact met de kinderen. Xonar is de begeleidende instantie.
3.5.1.
Door het overlijden van de vader op [datum] 2019 ontstond er een gezagsvacuüm. Dit gaf de moeder en de raad aanleiding om de volgende verzoeken in te dienen bij de rechtbank:
  • de moeder: om haar, al dan niet gezamenlijk met de GI, te belasten met het gezag over de kinderen;
  • de raad: om de GI te belasten met de voogdij over de kinderen.
3.5.2.
De moeder heeft in eerste aanleg ook verzocht haar tezamen met de GI te belasten met het gezag. Het hof merkt daarover op dat dit verzoek niet steunt op enige wettelijke bepaling. De rechtbank had de moeder in dat verzoek niet ontvankelijk dienen te verklaren. In hoger beroep heeft de moeder dat verzoek niet gehandhaafd.
3.5.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad, de GI benoemd tot voogdes over de kinderen.
3.6.
De moeder kan zich met laatstgenoemde beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen. In haar beroepschrift voert ze, kort samengevat, het volgende aan:
De moeder is door de rechtbank ten onrechte niet als belanghebbende aangemerkt bij het verzoek van de raad tot benoeming van de GI tot voogdes over de kinderen.
Er is sinds het overlijden van de vader een nieuwe situatie ontstaan. De moeder heeft de afgelopen jaren geen uitvoering gegeven aan het gezag en zij was wisselend beschikbaar voor de kinderen. Zij heeft echter nooit dwarsgelegen of anderszins gehandeld in strijd met de belangen van de kinderen. De oorzaak van haar afwezigheid was gelegen in de strijd tussen haar en de vader. Die strijd is er niet meer. Deze nieuwe situatie opent de mogelijkheid voor de moeder om haar ouderlijke verantwoordelijkheid te nemen.
De moeder heeft een ondergemiddeld IQ. Zij krijgt ondersteuning vanuit [instelling 1] . Haar beperking staat niet in de weg aan het uitoefenen van het gezag. Tot de echtscheiding had de moeder hoofdzakelijk de zorg voor de kinderen. Zij is gemotiveerd en goed ingebed in de hulpverlening. Na het overlijden van de vader had onderzocht moeten worden welke rol de moeder in het leven van de kinderen kan vervullen.
Op dit moment is de moeder nog niet in staat om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. Er is echter nooit serieus onderzocht of de moeder het perspectief kan bieden. De moeder heeft een stabiele nieuwe relatie, een stabiele financiële situatie en een verblijfplaats in [woonplaats] . Omdat de hoofdverblijfplaats van de kinderen na de echtscheiding bij de vader was, is nooit serieus onderzocht of de moeder op termijn de zorg voor de kinderen op zich kan nemen. Het heeft de voorkeur dat de kinderen door de moeder worden opgevoed.
3.7.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, kort gezegd, het volgende verweer gevoerd.
De moeder had geen ouderlijk gezag meer over de kinderen en dat had een reden. Het overlijden van de vader betekent niet dat die reden er niet meer is. Het is beter als de GI de voogdij heeft. De moeder heeft zeker een rol in het leven van de kinderen, maar dat hoeft niet onder het kopje ‘gezag’. De raad ziet geen redenen om de moeder het gezag over de kinderen terug te geven. Het hoger beroep moet worden afgewezen.
3.8.1.
De GI voert in het verweerschrift, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder is sinds februari 2019 (na een periode van twee jaar) weer bij de kinderen betrokken. De moeder heeft iedere twee weken begeleid contact met de kinderen. De moeder is liefdevol en betrokken bij de kinderen; het contact is warm. De moeder heeft geen woning voor zichzelf. Het risico bestaat dat zij de kinderen geen stabiele opvoedsituatie kan bieden. De kinderen ervaren rust in het pleeggezin, maar hebben beiden een specifieke zorgvraag en behoefte. De kinderen vragen veel duidelijkheid, structuur en voorspelbaarheid. De opvoeding vraagt veel inzicht, sensitiviteit en responsiviteit. Indien de moeder met het gezag wordt belast, bestaat het risico dat de moeder de kinderen (op termijn) zelf wil opvoeden.
Voor de kinderen is de aanvaardbare termijn verstreken. Het is in het belang van de kinderen dat zij in het perspectiefbiedende pleeggezin kunnen opgroeien. De kinderen verdienen duidelijkheid over hun opvoedings-en ontwikkelingsperspectief. De kinderen zijn de afgelopen vier jaar al zeven keer overgeplaatst.
De moeder is een warme en betrokken vrouw. Het is echter de vraag of zij aan de specifieke zorgbehoefte en hulpvragen kan voldoen in het belang van de kinderen. Het is niet in het belang van de kinderen om de moeder te belasten met het gezag. De samenwerking met de moeder en pleegouders is positief. De GI wil de moeder zoveel mogelijk blijven betrekken bij het uitvoeren van de voogdijmaatregel.
3.8.2.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft GI hieraan toegevoegd dat er heel veel inzicht nodig is om de juiste hulp in te zetten bij de kinderen. De GI ziet liever niet dat de moeder (met haar beperkingen) hiermee wordt belast. Het is namelijk voor de GI al lastig om een goede afweging te maken hierin. De pleegouders krijgen wekelijks hulp van [instelling 2] , waar zij een stukje psycho educatie krijgen om te leren hoe zij met de kinderen moeten omgaan. De moeder is een voorbeeld voor veel ouders op afstand; zij komt alle afspraken na en zij is van toevoegde waarde voor de kinderen.
Het hof overweegt het volgende.
3.9.1.
In haar beroepschrift, maar ook tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep, heeft de moeder benadrukt dat de rechtbank haar ten onrechte niet als belanghebbende heeft aangemerkt. Zoals ook tijdens de mondelinge behandeling met de moeder besproken, strekt het hoger beroep er mede toe in eerste aanleg gemaakte fouten of omissies te herstellen. In hoger beroep is de moeder voldoende in de gelegenheid is gesteld om haar standpunt alsnog naar voren te brengen. Vanwege de herstellende werking van het hoger beroep, behoeft dit geen verdere bespreking meer
3.9.2.
Ingevolge artikel 1:253g lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt de rechter, indien van de ouders diegene overlijdt die het gezag over hun minderjarige kinderen alleen uitoefent, dat de overlevende ouder of een derde met het gezag over deze kinderen wordt belast. Ingevolge artikel 1:253g lid 3 BW wordt het verzoek om de overlevende ouder met het gezag te belasten slechts afgewezen, indien de rechter oordeelt dat het belang van de minderjarige zich tegen inwilliging verzet.
3.9.3.
De 7-jarige [minderjarige 1] en de bijna 6-jarige [minderjarige 2] zijn, toen zij nog bij hun ouders woonden, opgegroeid in een fysieke en emotioneel onveilige omgeving. De ouders kampten met persoonlijke problematiek (alcohol, drugs en financiële problemen) en zij waren onvoldoende beschikbaar voor de kinderen. De kinderen zijn in 2015 bij de vader achtergebleven nadat de moeder ineens was vertrokken. In november 2015 zijn de kinderen voor het eerst uithuisgeplaatst. Beide kinderen zijn mede hierdoor getraumatiseerd geraakt en hebben te kampen met hechtingsproblematiek en gedragsproblematiek. De hulpverlening die het meest tegemoet komt aan de behoeftes van de kinderen vereist maatwerk. Voor de GI, een professional in het veld, is het al lastig om de benodigde hulp af te stemmen op wat de kinderen nodig hebben. Het hof acht de moeder daartoe, gelet op haar persoonlijke problematiek, onvoldoende in staat. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn kwetsbare kinderen met specifieke behoeftes, waardoor een groot beroep wordt gedaan op hun pleegouders en hun pedagogische vaardigheden. De pleegouders bieden de stabiele omgeving die de kinderen nodig hebben om zich verder te ontwikkelen en trauma’s uit het verleden te verwerken. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben in hun jonge leven al veel meegemaakt en zij verdienen het om zich in alle rust verder te kunnen ontwikkelen in de veiligheid van het pleeggezin. De moeder heeft aangegeven dat zij het liefste zelf voor de kinderen wil zorgen. Als het gezag weer bij de moeder zou komen te liggen, betekent dit dat ieder jaar opnieuw de uithuisplaatsing van de kinderen ter beoordeling van de rechter voorligt. Dit veroorzaakt hoe dan ook onrust bij [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en dat is niet in hun belang. De rust die de kinderen nodig hebben wordt bereikt door de kinderen zekerheid te bieden dat zij kunnen blijven op de plek waar zij nu zijn. Het belang van de kinderen verzet zich daarom tegen toewijzing van het verzoek van de moeder om haar weer met het gezag over de kinderen te belasten. Voor zover de moeder al heeft bedoeld een nader onderzoek door de raad te gelasten naar haar mogelijkheden op termijn de zorg voor de kinderen op zich te nemen, wordt hieraan gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, voorbij gegaan.
3.9.4.
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
Al het overige dat de moeder aanvoert, kan niet tot een ander oordeel leiden.
3.9.5.
Tot slot merkt het hof op dat de moeder belangrijk is – en blijft – voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . Hoewel het gevoelsmatig voor de moeder anders is, staat het ouderlijk gezag los van de contacten tussen de moeder en de kinderen. De bezoeken verlopen warm en liefdevol. Het is positief dat de moeder zich op deze wijze heeft herpakt nadat zij geruime tijd buiten beeld is geweest. [minderjarige 1] en [minderjarige 2] beleven hier veel vreugde aan.
3.9.6.
Beslist wordt als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een afschrift van
deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant, team familie- en jeugdrecht, ter attentie van het centraal gezagsregister;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.A.R.M. van Leuven en H.J. Witkamp en is op 23 januari 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van mr. D. van der Horst, griffier.