De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De uithuisplaatsing van [minderjarige] maakt een inbreuk op het recht van de moeder op familieleven (artikel 8 EVRM).
De moeder heeft hard aan zichzelf gewerkt en zij heeft zichzelf in positieve zin ontwikkeld. De hulpverlening is positief over de moeder.
Een terugplaatsing of in ieder geval een deeltijd uithuisplaatsing dient aan de orde te zijn. Er is nu al veel omgang tussen [minderjarige] en de moeder, zodat er feitelijk gezien al sprake is van een deeltijdplaatsing. De moeder wil dat [minderjarige] op zijn minst doordeweeks nog een nacht bij haar verblijft, zodat zij kan aantonen dat zij hem ook naar school kan brengen.
[minderjarige] verblijft nu op maandagmiddag, woensdagmiddag en op vrijdagmiddag tot zaterdag 12.30 uur bij de moeder. Om 12.30 uur heeft [minderjarige] therapie en aaneensluitend gaat hij tot zondag 18.00 uur naar de vader.
Er is een vangnet aanwezig, mocht dit om wat voor reden dan ook noodzakelijk zijn, maar de moeder heeft er vertrouwen in dat zij zelfstandig voor [minderjarige] kan zorgen.
Voor zover [minderjarige] zich bij de pleegmoeder goed ontwikkelt, wil dit niet zeggen dat dit bij de moeder niet mogelijk is.
[minderjarige] laat ook agressief gedrag bij de vader en bij de pleegmoeder zien. De oorzaak van de agressiviteit ligt dus niet bij de moeder en de problemen van [minderjarige] kunnen zonder uithuisplaatsing ook bij de moeder thuis worden opgelost.
Verder kan niet zomaar worden aangenomen dat het agressieve gedrag wordt veroorzaakt door onveiligheid die [minderjarige] zou ervaren door het gebrek aan stabiliteit die de ouders hem bieden. De moeder onderkent dat er problemen zijn en zij erkent daarbij haar eigen rol, maar de noodzaak voor een uithuisplaatsing is niet aangetoond.
Het is daarbij van belang dat de ouders op één lijn zitten en goed met elkaar communiceren. De ouders krijgen hulp om aan hun communicatie te werken.
De moeder kan zich niet vinden in het oordeel van de rechtbank dat zij niet in het belang van [minderjarige] handelt. Zij accepteert alle hulpverlening en heeft ook hulpverlening vanuit het vrijwillig kader. Op dit moment vindt er verder systeemtherapie plaats.
Dat er een verschil is in het contact tussen [minderjarige] en de moeder en tussen [minderjarige] en de vader is te verklaren door het gegeven dat contact tussen hen alleen in de weekenden plaatsvinden, wanneer de setting meer ontspannen is. Nu de vader meer thuis is, kan [minderjarige] bovendien ook vaker bij de vader zijn.
Het verzoek om contra-expertise is ten onrechte afgewezen. Dit klemt te meer, nu uit de conclusies van het rapport van ECLG Expertisecentrum Leren & Gedrag (hierna: het ECLG) geen advies tot uithuisplaatsing volgt. Daar komt bij dat het rapport van de videotraining gedateerd is.