ECLI:NL:GHSHE:2020:2086

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 juli 2020
Publicatiedatum
9 juli 2020
Zaaknummer
200.263.229_01 en 200.263.229_02
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging omgangsregeling ex-stiefvader met minderjarige; geen ontzegging van omgang

In deze zaak, uitgesproken door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 juli 2020, gaat het om een hoger beroep van de ouders van een minderjarige, [minderjarige 1], tegen een beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De ouders, vertegenwoordigd door hun advocaat mr. D.P. van der Veer, hebben in hoger beroep de vernietiging van een omgangsregeling verzocht die was vastgesteld tussen de ex-stiefvader en [minderjarige 1]. De ex-stiefvader, vertegenwoordigd door mr. A.M.W.A. Lhoëst-van de Ven, was niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling.

De rechtbank had eerder een omgangsregeling vastgesteld waarbij [minderjarige 1] gedurende de eerste acht weken één keer in de vier weken bij de ex-stiefvader zou verblijven. De ouders waren het hier niet mee eens en voerden aan dat er geen nauwe persoonlijke betrekking was tussen [minderjarige 1] en de ex-stiefvader, en dat de omgangsregeling in strijd was met de belangen van [minderjarige 1]. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof werd duidelijk dat de ouders en de ex-stiefvader geen structurele omgangsregeling wensten en dat de huidige incidentele contacten voldoende waren.

Het hof oordeelde dat de ex-stiefvader ontvankelijk was in zijn verzoek, maar vernietigde de beschikking van de rechtbank omdat de ouders en de ex-stiefvader het eens waren over de huidige situatie. Het hof benadrukte dat de vernietiging van de beschikking niet betekende dat er sprake was van een ontzeggingsgrond en dat de huidige contacten op een natuurlijke wijze moesten kunnen groeien. De ouders kregen gelijk in hun verzoek tot vernietiging van de omgangsregeling, en het hof wees het verzoek van de ex-stiefvader af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 juli 2020
Zaaknummer: 200.263.229/01 en /02
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/339844 / FA RK 18-5275
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
en
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. D.P. van der Veer,
tegen
[de ex-stiefvader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder,
hierna te noemen: de ex-stiefvader,
advocaat: mr. A.M.W.A. Lhoëst-van de Ven (onttrokken).
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend: de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie [locatie] , hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 april 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 23 juli 2019, hebben de ouders verzocht om op de voet van artikel 360 Rv de uitvoerbaar bij voorraadverklaring van de bestreden beschikking te schorsen voor zover het de vastgestelde omgangsregeling betreft en voorts de bestreden beschikking te vernietigen en - opnieuw rechtdoende - te bepalen dat de ex-stiefvader niet ontvankelijk is in zijn verzoek tot vaststelling van een omgangsregeling tussen hem en [minderjarige 1] , en te bepalen dat de door rechtbank vastgestelde omgangsregeling komt te vervallen en dat een andere omgangsregeling in strijd is met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] , kosten rechtens.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingediend.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Van der Veer;
  • mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] , namens de raad.
2.3.1.
De ex-stiefvader is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.

3.De beoordeling

3.1.
Uit de inmiddels verbroken relatie tussen de ouders is geboren:
- [minderjarige 1] (hierna: [minderjarige 1] ), op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
De vader heeft [minderjarige 1] erkend. De ouders hebben gezamenlijk het gezag over [minderjarige 1] . [minderjarige 1] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.
3.2.
Uit het inmiddels in 2018 ontbonden huwelijk tussen de moeder en de ex-stiefvader is op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] [minderjarige 2] (hierna: [minderjarige 2] ) geboren. [minderjarige 2] heeft net als [minderjarige 1] het hoofdverblijf bij de moeder. [minderjarige 2] staat sinds 2 augustus 2018 onder toezicht van de Stichting Jeugdbescherming Brabant, welke ondertoezichtstelling sindsdien is verlengd, laatstelijk tot 2 augustus 2020.
3.3.
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank een omgangsregeling vastgesteld tussen de ex-stiefvader en [minderjarige 1] , waarbij [minderjarige 1] gedurende de eerste acht weken één keer in de vier weken gedurende twee uur bij de ex-stiefvader zal verblijven en na verloop van acht weken één keer in de vier weken gedurende vier uur, waarbij partijen de datum en tijden in onderling overleg bepalen.
3.4.
De ouders kunnen zich met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.5.
De ouders voeren, kort samengevat, het volgende aan.
3.5.1.
Ten aanzien van het schorsingsverzoek voeren de ouders aan dat de rechter niet voor niets tijdens de mondelinge behandeling op 26 maart 2019 heeft aangegeven dat de beslissing tot omgang voor een half jaar diende te worden aangehouden, in afwachting van een verslag van de advocaten over hoe het is verlopen. De raad heeft toen geadviseerd om vooralsnog geen regeling vast te stellen, maar de speltherapeut van [minderjarige 1] te betrekken bij een eventueel hervatten van het contact. De ouders waren zeer verbaasd dat de rechtbank vervolgens, in strijd met wat tijdens de mondelinge behandeling was besproken een regeling heeft vastgesteld.
3.5.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben de ouders het schorsingsverzoek ingetrokken, behoudens indien het hof in dezen geen eindbeslissing zou geven.
3.5.3.
De ouders voeren in het beroepschrift ten principale –samengevat- het volgende aan.
De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat er sprake is van een nauwe persoonlijke betrekking tussen de ex-stiefvader en [minderjarige 1] en dat de ex-stiefvader daarom ontvankelijk is in zijn verzoek.
De betrokkenheid van de ex-stiefvader bij de opvoeding van [minderjarige 1] is minimaal geweest. Meer dan het enkel samenwonen is er nooit geweest en van bijkomende omstandigheden is niet gebleken. Er is slechts sprake geweest van het in het dagelijkse verkeer plaatsvinden contacten tussen kind en stiefouder. Van een bijzondere band is nooit sprake geweest. De moeder en de ex-stiefvader zijn in oktober 2016 uit elkaar gegaan. Nadien is er nauwelijks nog contact geweest. De laatste twee en een half jaar is er tussen [minderjarige 1] en de ex-stiefvader helemaal geen contact geweest en heeft de ex-stiefvader nauwelijks meer naar [minderjarige 1] geïnformeerd.
[minderjarige 2] , het halfbroertje van [minderjarige 1] , staat sinds 2 augustus 2018 onder toezicht. Uit de schriftelijke aanwijzing die door de GI aan de ex-stiefvader is gegeven blijkt dat de ex-stiefvader zich dient in te zetten om op afspraken aanwezig te zijn en om op een respectvolle manier met de moeder te communiceren. [minderjarige 2] heeft last van de spanningen tussen zijn ouders, nu zij niet in staat zijn om met elkaar te communiceren. Het is op die grond niet in het belang van [minderjarige 1] om haar eveneens met deze spanningen te belasten. Niet voor niets is er tijdens de mondelinge behandeling in eerste aanleg aangegeven dat de speltherapeute betrokken diende te worden bij het herstel van de contacten en dat er het eerste half jaar geen contact tussen de ex-stiefvader en [minderjarige 1] diende plaats te vinden.
Indien [minderjarige 1] het ene weekend bij haar vader verblijft en het andere weekend naar de ex-stiefvader dient te gaan betekent dit bovendien dat de moeder buiten spel wordt gezet, hetgeen nooit de uitkomst van de procedure kan zijn. De wereld van [minderjarige 1] zou daarbij volledig op zijn kop worden gezet. [minderjarige 1] geeft aan dat zij de ex-stiefvader nauwelijks nog kent en dat zij geen contact met hem wenst. De omgang zal leiden tot veel onrust en spanningen en zal ernstige nadelige gevolgen voor haar ontwikkeling hebben, zodat hieruit ook blijkt dat er sprake is van een ontzeggingsgrond.
De ex-stiefvader dient op te houden om zich in het leven van de moeder te mengen en te willen bepalen op welke wijze zij leeft. Er is voor hem geen rol weggelegd in het leven van [minderjarige 1] , ook gelet op de zorgen die er nog zijn over zijn alcoholgebruik.
3.5.4.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling bij het hof heeft de moeder aan het voorgaande –kort samengevat- nog het volgende toegevoegd.
De omgang tussen de ex-stiefvader - [de ex-stiefvader] - en [minderjarige 2] loopt momenteel goed. Er is echter geen structurele omgang van [minderjarige 1] met [de ex-stiefvader] . Zij ziet hem af en toe in het kader van de omgang met [minderjarige 2] bij mij. Dat is op zich dan niet belast; een knuffel vindt ze niet altijd prettig maar het is verder prima zo. [de ex-stiefvader] heeft aangegeven dat hij het zo ook wel goed vindt want een echte omgangsregeling is nooit zijn bedoeling geweest. Daarom heeft zijn advocaat zich ook onttrokken en is hij nu niet verschenen op de mondelinge behandeling.
We zijn voor [minderjarige 2] door de gezinsvoogd aangemeld bij Kinderen uit de Knel (verder KuK) bij De Viersprong. Er moet gewerkt worden aan de wijze van communiceren, maar de GI heeft hem al verschillende schriftelijke aanwijzingen moeten geven. Met [de vader] , de vader van [minderjarige 1] , lukt het wel. Ik heb nooit gezegd dat [minderjarige 1] geen contact met [de ex-stiefvader] mag hebben, maar er is veel gebeurd. Ze heeft nu geen speltherapie omdat ze daar geen behoefte aan heeft. [de ex-stiefvader] zou een kaart schrijven en die zou ze dan met de speltherapeut bespreken. Die kaart is nooit gekomen. Contact kan, maar er moet niets worden geforceerd, dus geen vastgelegde regeling. Als [minderjarige 1] er gelukkig van wordt om een middag naar [de ex-stiefvader] te gaan, houd ik haar niet tegen, maar verplichten gaat mij te ver. U vraagt mij of [de ex-stiefvader] aandacht heeft besteed aan de laatste verjaardag van [minderjarige 1] . Dat heeft hij niet, en overigens ook niet aan de laatste verjaardag van [minderjarige 2] .
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling bij het hof aangegeven begrip te hebben voor de verbazing over de bestreden beschikking, gelet op wat er was afgesproken. Pas als er bepaalde stappen zijn gezet om de verhoudingen te verbeteren, kan tot een regeling gekomen worden, maar die stappen zijn niet gezet. Het zou mooi zijn als in het kader van KuK ook voor [minderjarige 1] iets gedaan kon worden bij wijze van systeemtherapie, maar de raad weet niet of er mogelijkheden zijn om dat juridisch vorm te geven.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
3.7.1.
Nu het hof in dezen een eindbeschikking geeft, hebben appellanten geen belang meer bij hun verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking. Het hof zal dat verzoek dan ook afwijzen.
3.7.2.
De grief van appellanten dat de rechtbank de ex-stiefvader niet-ontvankelijk had moeten verklaren omdat er geen sprake zou zijn van een nauwe persoonlijke betrekking in de zin van artikel 1:377a BW, slaagt niet. Het staat vast dat [minderjarige 1] en de ex-stiefvader gedurende een periode van ruim zes jaar in gezinsverband hebben samengewoond. Uit het verslag van Veilig Thuis van 31 maart 2017, dat als productie is overgelegd bij het verzoekschrift in eerste aanleg, blijkt dat [minderjarige 1] toen met de ex-stiefvader een hechtere band had dan met haar biologische vader [de vader] . Dat er daarna minder contact is geweest, betekent niet dat er geen sprake zou zijn van een nauwe persoonlijke betrekking. De ex-stiefvader was daarom wel ontvankelijk in zijn verzoek.
3.7.3.
Het hof zal echter de bestreden beschikking vernietigen en wel hierom. De ex-stiefvader heeft er kennelijk bewust voor gekozen om in hoger beroep geen verweer te voeren en evenmin bij de mondelinge behandeling te verschijnen. Door de moeder is uiteengezet hoe de situatie op dit moment is en dat zowel [minderjarige 1] als de ex-stiefvader als de ouders er vrede mee hebben dat er slechts incidenteel contact is tussen [minderjarige 1] en de ex-stiefvader en dat de door de rechtbank vastgestelde regeling niet wordt uitgevoerd. Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan die uiteenzetting.
Op dit moment heeft [minderjarige 1] geen speltherapie. Dat was wellicht anders geweest als de ex-stiefvader zich had gehouden aan de afspraak om een kaart te sturen die bij de speltherapeut besproken had kunnen worden, maar dat is niet gebeurd.
De raad heeft gesuggereerd om in het kader van het voor [minderjarige 2] ingezette traject KuK ook [minderjarige 1] te betrekken, maar het hof ziet daarvoor geen juridische grondslag of mogelijkheden, nog afgezien van de vraag of daartoe bij [minderjarige 1] , de ex-stiefvader en bij KuK enige bereidheid bestaat.
Het voorgaande maakt dat het hof geen ruimte ziet voor een ongeclausuleerde omgangsregeling zoals door de rechtbank is bepaald. Het hof acht het dan ook in het belang van [minderjarige 1] om de beschikking van de rechtbank te vernietigen en het verzoek tot het vaststellen van een contactregeling alsnog af te wijzen.
3.7.4.
Het hof acht het daarbij echter ook van belang om te benadrukken dat vernietiging van de bestreden beschikking niet betekent dat sprake is van enige ontzeggingsgrond zoals bedoeld in artikel 1:377a lid 3 BW. Bepalen dat ook een andere regeling dan die door de rechtbank is vastgesteld in strijd zou zijn met de zwaarwegende belangen van [minderjarige 1] , zoals door de ouders in hoger beroep verzocht, acht het hof te ver gaan. Het hof gaat ervan uit dat de huidige incidentele contacten op zijn minst zullen worden voortgezet en dat partijen in het belang van [minderjarige 1] de ruimte zullen zoeken om deze contacten op een natuurlijke wijze te laten groeien en indien nodig bereid zijn stappen te zetten om dat mogelijk te maken.
3.8.
Op grond van het vorenstaande beslist het hof als volgt.

4.De beslissing

Het hof:
inzake 200.263.229/02:
wijst het verzoek tot schorsing van de werking van de bestreden beschikking af;
inzake 200.263.229/01:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 23 april 2019 en wijst alsnog af het inleidend verzoek van de ex-stiefvader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H. van Winkel, J.C.E. Ackermans-Wijn
en H.J. Witkamp en is op 9 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.