ECLI:NL:GHSHE:2020:209

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 januari 2020
Publicatiedatum
23 januari 2020
Zaaknummer
20-003734-18
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie na overlijden van de verdachte

In deze zaak heeft het gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Oost-Brabant. De verdachte, geboren in 1939, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaren voor brandstichting, smaadschrift en belediging. Echter, tijdens de behandeling van het hoger beroep is gebleken dat de verdachte op 6 december 2018 is overleden. Dit leidde tot de vraag van de ontvankelijkheid van het openbaar ministerie in de strafvervolging.

Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht vervalt het recht tot strafvordering door de dood van de verdachte. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis van de rechtbank zal vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de strafvervolging. Het hof heeft deze vordering gehonoreerd, aangezien de verdachte niet meer in leven is om zich te verdedigen tegen de beschuldigingen.

Het hof heeft het vonnis waarvan beroep vernietigd en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard in de strafvervolging. Deze beslissing is genomen in het belang van de rechtsgang en de waarborging van de rechten van de verdachte, die niet meer kan worden gehoord. De uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, onder leiding van voorzitter mr. B.J. Swagerman, en de raadsheren mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.C. Bosch, in aanwezigheid van griffier mr. R.R.A.C. Dinnissen.

Uitspraak

Parketnummer : 20-003734-18
Uitspraak : 23 januari 2020

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

's-Hertogenbosch

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Oost-Brabant van 22 november 2018 in de strafzaak met parketnummer 01-879177-18 tegen:

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1939,
laatste GBA-adres [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Hoger beroep
Bij vonnis waarvan beroep is verdachte ter zake van brandstichting, smaadschrift en belediging veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts bevat het vonnis de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Namens de verdachte is tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en het openbaar ministerie niet-ontvankelijk zal verklaren in de strafvervolging van de verdachte.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Volgens artikel 69 van het Wetboek van Strafrecht komt het recht tot strafvordering te vervallen door de dood van de verdachte.
Tijdens de behandeling ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de verdachte, blijkens een Uittreksel uit de basisregistratie personen van de gemeente Vught d.d. 24 december 2018 is overleden op 6 december 2018.
Het hof zal het openbaar ministerie daarom, na vernietiging van het bestreden vonnis, alsnog niet-ontvankelijk verklaren in de strafvervolging.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het ten laste gelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Aldus gewezen door:
mr. B.J. Swagerman, voorzitter,
mr. M.J. Grapperhaus en mr. A.C. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. R.R.A.C. Dinnissen, griffier,
en op 23 januari 2020 ter openbare terechtzitting uitgesproken.