[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats en datum] ,
wonende te [adres] .
Namens verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep en in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens verdachte naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het beroepen vonnis zal bevestigen, met uitzondering van de strafoplegging en, te dien aanzien, opnieuw rechtdoende, verdachte zal veroordelen tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen vervangende hechtenis.
Door de verdediging is primair integrale vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde. Subsidiair is in het kader van de strafmaat een beroep gedaan op overschrijding van de redelijke termijn.
Het beroepen vonnis zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere bewezenverklaring komt dan de politierechter.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 te Deurne, althans in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 20.000, in elk geval een hoeveelheid geld dat geheel of ten dele toebehoorde aan ABN Amro N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geld/goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V., in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 augustus 2014 te Deurne, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 20.000, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2.
hij op of omstreeks 22 augustus 2014 te Eersel, althans in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 10.000, in elk geval een hoeveelheid geld dat geheel of ten dele toebehoorde aan ABN Amro N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geld/goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V., in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 2 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2014 te Eersel, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 10.000, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
3.
hij op of omstreeks 29 augustus 2014 te Velden, althans in Nederland, opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 5.000, in elk geval een hoeveelheid geld dat geheel of ten dele toebehoorde aan Rabobank B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geld/goed(eren) verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V., in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 3 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 29 augustus 2014 te Velden, althans in Nederland, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 5.000, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan Rabobank B.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten of omissies zijn verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair, 2 primair en 3 primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1. primair.
hij op 15 augustus 2014 te Deurne opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 20.000, dat toebehoorde aan ABN Amro N.V. en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2 primair.
hij op 22 augustus 2014 te Eersel opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van
€ 10.000, dat toebehoorde aan ABN Amro N.V. en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3 primair.
hij op 29 augustus 2014 te Velden opzettelijk een hoeveelheid geld tot een totaalbedrag van € 5.000, dat toebehoorde aan Rabobank B.V. en welk geld verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking als chauffeur service-medewerker ATM van Brink’s Nederland B.V. onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hierboven bewezen is verklaard, zodat hij daarvan zal worden vrijgesproken.
1.
Het proces-verbaal van aangifte, dossierpagina’s 19-22, met bijlagen (pg. 23-36), voor zover inhoudende als verklaring van [aangever] :
(pagina 19)
Ik doe hierbij aangifte van verduistering van 3 geldbedragen vanuit 3 ATM locaties
gepleegd op 15 augustus 2014 te Deurne (€ 20.000), 22 augustus 2014 te Eersel
(€ 10.000) en 29 augustus 2014 Velden (Venlo) (€ 5.000). Totaal heeft deze
aangifte derhalve betrekking op 3 zaken.
Ik ben werkzaam als teamleider bij de afdeling veiligheidszaken bij Brink’s Nederland B.V. (hierna: Brinks) en ik doe aangifte van verduistering in dienstbetrekking
van een geldbedrag ter waarde van totaal € 35.000. Ik ben namens de Rabobank en ABN AMRO Bank bevoegd tot het doen van deze aangifte.
Brinks vult volgens de contractuele overeenkomst tussen Brinks en de Rabobank en
ABN AMRO Bank (Wincor Nixdorf) geldautomaten in heel Nederland. Brinks verzorgt
de transporten van het geld van en naar de geldautomaten middels gepantserde
geldauto's.
(pagina’s 19-20)
De Rabobank en de ABN AMRO Bank zijn eigenaar van alle gelden die vervoerd worden door Brinks.
(pagina 20)
Zaak 1
(hof: het onder 3. bewezenverklaarde feit):
Op 25 september 2014 is er bij Brink's Nederland B.V. bij de afdeling Customer Service een verzoek binnen
gekomen (aanvulling hof)van Rabobank Nederland om een negatief verschil in een geldautomaat te Velden (Venlo) te onderzoeken. Het betrof hier een negatief verschil van € 5000, dat vermoedelijk ontstaan zou zijn op 29 augustus 2014. Door deze afdeling is het verschil niet opgelost. Op 2 oktober 2014 is deze vraag terecht gekomen bij de afdeling Veiligheidszaken van Brinks Nederland B.V. Om dit dossier goed te kunnen onderzoeken is er administratie opgevraagd. Hieruit bleek dat er op een specificatie-formulier een handmatige aanpassing was gemaakt. De inhoud van een sealbag zou 25 bundels van 100 biljetten van € 50 moeten bevatten. Handmatig was het getal 25 doorgehaald met een pen. Hier was 24 bij geschreven. Tevens was de totale waarde van € 125.000 doorgehaald. Hier was € 120.000 bij geschreven. Hieruit bleek dat er een mogelijk tekort was geweest in de sealbag van € 5000. Aangezien de afdeling
Veiligheidszaken hier geen melding van had vernomen is terstond een onderzoek
gestart naar de reden waarom.
Op 2 oktober 2014 zijn door de afdeling Veiligheidszaken de inpakbeelden van genoemde inhoud gecontroleerd. Genoemde sealbag is namelijk op de Geld Tel Centrale (GTC) van Brinks ingepakt. Hieruit bleek mij dat er wel 25 bundels van 100 biljetten van € 50 waren ingepakt en dat betreffende sealbag goed was gesloten. Bij navraag bij de vestiging van Brinks in Best is mij gebleken dat de genoemde
geldautomaat in Velden op 29 augustus 2014, gevuld/geservicet moest zijn door de
[verdachte] . De betreffende manager van [verdachte] , genaamd [naam manager] , vertelde mij dat [verdachte] na 29 augustus 2014 ziek was geworden en met problemen was weggegaan. [naam manager] deelde mij mede dat hij zich wist te herinneren dat [verdachte] hem had verteld dat er een negatief verschil was.
Op 2 oktober 2014 heeft op mijn verzoek de heer [naam 1] van de afdeling
Veiligheidszaken tijdens een inspectie in de locatie van de Rabobank in Velden, de
toenmalig gebruikte sealbags waarin het aangeleverde geld voor die geldautomaat
zat, aangetroffen. Die sealbags waren via de gebruikelijke afsluitstrook gesloten.
Hieraan waren geen onregelmatigheden te zien. Aangezien de inpakbeelden geen
verschil hadden aangetoond, vermoedde ik een mogelijk geval van fraude van een
medewerker, namelijk door [verdachte] .
Hierop ben ik op 7 oktober 2014 naar Best gegaan om een gesprek aan te gaan met [verdachte] , teneinde het genoemde verschil te bespreken. [verdachte] gaf onder andere aan dat hij eerder ook al een negatief verschil van 2 bundels van 100 biljetten van € 100 bij een ABN bank had geconstateerd. Hiervan had hij een aantekening gemaakt op dat betreffende specificatieformulier. Daarvan had hij een foto gemaakt, welke hij mij toonde met zijn telefoontoestel. Dit verschil zal ik in deze aangifte verder zaak 2 noemen.
Zaak 2
(hof: het onder 1. bewezenverklaarde feit):
Ik zag dat het getal 800 was doorgehaald met een pen en daar 600 naast was geschreven. Ook de totaalsom van € 80.000 was doorgehaald. Hier was € 60.000 naast geschreven. Derhalve een negatief verschil van € 20.000. Hiervan mocht ik een foto maken op mijn vraag daartoe aan hem. Het originele formulier is vervolgens opgezocht uit de administratie van Brinks in Best. Hieruit bleek dat dit een verschil bedroeg van 200 biljetten van € 100, zijnde € 20.000. Dit betrof de aanvulling van een geldautomaat van de ABN AMRO Bank in Deurne. Deze geldautomaat is op 15 augustus 2014 geservicet door [verdachte] . Het betreft hier bankbiljetten die ingepakt zijn door GSN (Geld Service Nederland) op 14 augustus 2014.
(pagina 21)
Na deze periode kwam er nog een negatief verschil waarbij [verdachte] aanwezig was geweest. Dit verschil zal ik in deze aangifte verder zaak 3 noemen.
Zaak 3
(hof: het onder 2. bewezenverklaarde feit):
Het betreft hier een verschil van 200 biljetten van € 50, wat ontstaan is op 22 augustus 2014 bij de ABN AMRO Bank in Eersel. Op 21 augustus 2014 zijn er bij GSN 1500 bankbiljetten van € 50 ingepakt. Hier is het aantal 1500 doorgehaald met een pen. Daarnaast is het getal 1300 geschreven. Het totaal bedrag van € 75.000 is tevens doorgehaald. Hier is het getal 6500 genoteerd. Kennelijk abusievelijk een 0 te weinig. Vermoedelijk wordt hier 65.000 bedoeld.
Bij navraag bij GSN heb ik deze inpakbeelden gezien op 4 november 2014. Zowel het in zaak 2 genoemde aantal van 800 biljetten van € 100 zijn ingepakt en de sealbag werd hierna gesloten, welke bestemd waren voor de ABN AMRO geldautomaat in Eersel die op 22 augustus 2014 gevuld werd door [verdachte] . Ook werd het aantal in zaak 3 genoemde aantal van 1500 biljetten van € 50 ingepakt bestemd voor de ABN AMRO geldautomaat te Deurne die op 22 augustus 2014 werd gevuld door [verdachte] . Er zijn derhalve geen afwijkingen geconstateerd bij het inpakken van de bankbiljetten in zaak 2 en zaak 3.
Uit bovenstaand concludeer ik dat [verdachte] vermoedelijk voornoemde bankbiljetten heeft weggenomen/verduisterd. Niemand anders heeft namelijk in de tussentijd aan genoemde vermiste bankbiljetten kunnen komen. Geconcludeerd kan worden dat de bankbiljetten allemaal zijn aangeleverd.
Personalia van [verdachte] :
Achternaam: [verdachte]
Voornamen: [verdachte]
Geboortedatum: [geboortedatum]
Geboorteplaats: [plaats]
Bij deze aangifte voeg ik:
- 3 specificaties met de handmatig aangebrachte wijzigingen
Aan niemand werd het recht of de toestemming gegeven tot het plegen van het feit.
2.
Een drietal geschriften als bedoeld in artikel 344 lid 1 5º van het Wetboek van Strafvordering, die alleen tot bewijs gebruikt worden in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen, zijnde de bij de onder 3 weergegeven aangifte gevoegde specificaties, te weten:
(pagina 31)
Een Specificatie Verpakking Eurobiljetten met Afleverdatum: 15-08-2014 die onder meer inhoudt:
Denominatie Aantal biljetten Waarde
EUR 100 FIT in print, doorgestreept: 800 € in print, doorgestreept: 80.000
In handschrift gewijzigd in: 600 € in handschrift gewijzigd in: 60.000,00
(pagina 32):
Een Delivery slip BN Delivery met Delivery date 29-08-2014 die onder meer inhoudt:
Denomination Bundle size Quantity Waarde
EUR 50,00 B100 in print, doorgestreept: 25 in print, doorgetreept:125.000,00
In handschrift gewijzigd in: 24 in handschrift gewijzigd in: 120.000,00
(pagina 33)
Een Specificatie Verpakking Eurobiljetten met Afleverdatum: 22-08-2014 die onder meer inhoudt:
Denominatie Aantal biljetten Waarde
EUR 50 FIT in print, doorgestreept: 1500 € in print, doorgestreept: 75.000
In handschrift gewijzigd in: 1300 € in handschrift gewijzigd in: 65.000,00
3.
Het proces-verbaal van verhoor getuige, dossierpagina’s 37-38, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [naam manager] :
(pagina 37)
Ik ben CIT/ATM manager bij Brinks Nederland. Ik ben ook aanspreekpunt voor de
werkvloer. Ik werk sinds eind april 2014 bij Brinks. [verdachte] was al werkzaam bij Brinks, maar hij was net als ik een tijdelijke kracht.
Ik kan me herinneren dat [verdachte] ergens in augustus 2014 binnen kwam in Best. Hij leek
heel boos/geladen. (…) Op enig moment zei [verdachte] in alle hectiek van emoties en werkdruk dat hij ergens een verschil had gehad.
Bij de Rabobank komt een afwijking weleens voor in de geldautomaat zelf. Dit kan
zowel positief als negatief verschil zijn. In de zending (aanvulling) heb ik dit nog
nooit meegemaakt. Hierdoor gingen er geen alarmbellen bij mij rinkelen en achteraf bleek het om een ATM (geldautomaat) van de ABN AMRO te gaan. Een ABN AMRO automaat wordt eerst geleegd en daarna wordt de zending/aanvulling erin gedaan. Het geld dat eruit wordt gehaald gaat mee naar Best en wordt vervolgens teruggestuurd naar GSN. De zending/aanvulling krijgen we ook van GSN.
4.
Het proces-verbaal van verhoor getuige door de rechter-commissaris d.d. 5 december 2016, voor zover inhoudende als verklaring van de getuige [naam manager] :
Op de vraag van de raadsman of ik weet of [verdachte] van één keer is beschuldigd of van meerdere keren zeg ik u dat ik zeker weet dat hij van meerdere keren is beschuldigd. Deze beschuldigingen werden onderbouwd op basis van het dienstrooster. Deze informatie kreeg ik van [aangever] , zijn functie was Inspecteur Veiligheidszaken. [verdachte] was hier de constante factor in het dienstrooster en had steeds een andere bijrijder.
U, rechter-commissaris, houdt voor uit het proces-verbaal van de zitting van 13 september 2016 de verklaring op pagina 3 van [verdachte] . Mijn reactie op de zin: “Ik heb hem
(hof: [naam manager] )alle 3 keren gebeld en gemeld dat ik een verschil had.” Ik ben geen enkele keer gebeld, ik ben alleen een keer aangesproken door [verdachte] in de loods.
5.
Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina’s 39-40, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
(pagina 39)
Ik kreeg op 20 februari 2015, na het verhoor van de getuige [naam manager] , een uitleg en rondleiding bij Brinks om duidelijk te maken hoe de verwerking gaat vanaf het moment dat het geld wordt geteld en in de auto’s wordt geladen. Het volgende is mij verteld:
Brinks heeft contracten met onder andere Rabobank en de ABN AMRO bank. Het geld dat voor de Rabobank is bestemd wordt door medewerker van Brinks zelf geteld. Het komt in grote bakken aan en vervolgens wordt er gekeken naar de vraag van alle Rabobank locaties die zij hebben. Dan gaan medewerkers dit geld sorteren naar aanleiding van de hoeveelheid die zij vragen. Op het aanvraagformulier staat een barcode en dan pakt men er een nieuwe sealbag bij waarop ook een barcode staat. Deze twee barcodes worden gescand zodat men zeker is dat het formulier bij de betreffende sealbag hoort. Vervolgens kijkt een andere medewerker op het formulier en doet de juiste hoeveelheid geldbundels in de sealbag. Dit wordt tevens vastgelegd via een camera. Deze collega geeft de sealbag aan een andere collega, die het nogmaals telt. Ook dit wordt weer vastgelegd door een camera. Deze collega sluit dan de sealbag. Hierna worden alle sealbags gebracht naar een andere afdeling. Deze afdeling sorteert de sealbags voor de juiste route. Deze routes worden gemaakt door het bedrijfsbureau en worden gekoppeld aan een chauffeur. Dan haalt de chauffeur de sleutel van de betreffende auto op en een PDA of papieren formulier waarop staat welke sealbags hij moet hebben en welke route hij moet rijden. De chauffeur meldt zich bij de collega’s die de sealbags voor hem hebben gesorteerd en verzegeld. De chauffeur controleert of hij alle en de juiste sealbags in zijn auto legt. Het kan nooit zijn dat hij te weinig of te veel sealbags mee neemt in zijn auto. Hierna gaat de chauffeur op pad met zijn collega.
Het blijkt dus dat de sealbag door veel collega's wordt gezien en als hieraan enige verbrekingen of onregelmatigheden aan te zien zijn, dan wordt dit opgemerkt. Men kan dus ook achterhalen waar, in welk proces, er bijvoorbeeld te weinig geld in is gedaan. Echter nadat de chauffeur het meeneemt kan dit niet meer worden bekeken, omdat de chauffeur de sealbag bij de betreffende geldautomaat moet verbreken om het erin te leggen.
Het geld dat gevuld moet worden bij de ABN AMRO bank wordt geteld en gesorteerd door GNS (Geld Service Nederland). Dit geld wordt al aangeleverd in gesloten en verzegelde sealbags. Deze sealbags worden vervolgens alleen nog gesorteerd voor de juiste route. De chauffeur die levert aan een ABN AMRO bank dient eerst de geldautomaat leeg te maken en dit geld mee terug te nemen naar Brinks. Vervolgens doet men het geld voor aanvulling erin. Men moet dit geld natellen, mocht dit niet kloppen dan moet men naar Brinks te Best bellen en het protocol volgen. De chauffeur en zijn collega blijven dan ter plaatse en dan wordt er een veiligheidsmedewerker naar hen gestuurd die gaat onderzoeken of alle barcodes kloppen en zoekt naar de oorzaak.
6.
Het proces-verbaal van bevindingen, dossierpagina 41, voor zover inhoudende als verklaring van [verbalisant 1] :
(pagina 41)
Op 11 maart 2015 vorderde officier van justitie mr. M.J.P. Beurskens onder
parketnummer 01-879391-15, de historische gegevens van rekeningnummer: IBAN
[rekeningnummer] , op naam van [verdachte] voor de periode van 15 augustus 2014 tot 15 september 2014.
Ik, verbalisant Wijgergangs, heb dit, na ontvangst van deze vordering, doorgezet naar
de ING Bank. Op 16 april 2015 ontving ik van de ING Bank de afschriften van het
bovenstaande IBAN-nummer. Het eerste bankafschrift wat ik bekeek is op 5 september 2014 opgemaakt door de ING Bank. Ik zag dat er van 4 augustus 2014 tot 5 september 2014 in totaal € 19.133,44 was bijgeschreven en € 16.235,40 was afgeschreven van het rekeningnummer. Het nieuwe saldo van dit rekeningnummer was op 5 september 2014 € 972,01. Op dit bankafschrift is te zien dat er op 16 augustus 2014, om 11.22 uur, een
bedrag van € 10.000 is gestort bij de ING Bank te Nijmegen-Zwanenveld. Deze
storting werd gedaan door de houder van pasnummer 014. Tevens zag ik dat er op 18 augustus 2014, om 12.08 uur, een bedrag van € 1.000 werd gestort bij de ING Bank te Nijmegen-Zwanenveld. Deze storting werd gedaan door de houder van pasnummer 014.
Ik zag ook dat er op 26 augustus 2014, om 14.35 uur, een bedrag van € 4.400 werd gestort bij de ING Bank te Nijmegen-Zwanenveld. Deze storting werd gedaan door de houder van pasnummer 014.
Uit de aangifte is gebleken dat er op 15 augustus 2014 een negatief verschil is van
€ 20.000 bij een geldautomaat in Deurne en op 22 augustus 2014 een negatief
verschil van € 10.000 bij een geldautomaat in Eersel.
7.
Een geschrift als bedoeld in artikel 344 lid 1 5º van het Wetboek van Strafvordering, dat alleen tot bewijs gebruikt wordt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen, zijnde een afschrift van de betaalrekening op naam van [tenaamstelling] , [rekeningnummer] , van 5 september 2014, voor zover inhoudende (dossierpagina 48):
Vorig saldo: tekort 1.926,03
8.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina’s 10-14, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
(pagina 11)
V: Je hebt bij Brinks gewerkt, in welke periode is dit geweest?
A: Op 15 september 2013 ben ik daar officieel in dienst gegaan. Daarvoor heb ik
vanaf januari tot september als inhuur bij Brinks gewerkt.
V: Waar bestonden je werkzaamheden uit?
A: Als Brinks medewerker maakte ik alles in orde van papieren die ik voor een klant
nodig had. Dan ging ik de auto inladen. Dit bestond uit het inladen van het geld wat al in sealbags zat. Je moest de sleutels en de sealbags scannen en dan ging je op pad.
V: Op 29 augustus 2014 is gebleken dat er een negatief verschil was bij een
geldautomaat in Velden, dit verschil betrof € 5.000. Na het opvragen van het
specificatieformulier is gebleken dat er handmatig een aanpassing is gedaan. Mag
dit handmatig worden aangepast?
(pagina 12)
A: Dat wist ik niet, ik wist niet of dit mocht. Ik wilde laten zien dat er een verschil was. Ik probeerde [naam 2] te bellen en die was er niet. [naam manager] nam ook niet op. Ik nam op dat moment de beslissing dat ik verder ga omdat ik nog meer klanten heb. Dit had ik niet moeten doen.
V: Wat moet u doen als er een verschil is negatief?
A: Dan hoor je te bellen naar [naam 2] . En als het verschil te groot is dan krijg je de opdracht om te blijven staan, omdat er dan een veiligheidsmedewerker ter plaatse
komt. Deze gaat dan direct alles onderzoeken, deze zou mij en mijn collega
fouilleren en ook onze tassen.
V: Is deze werkwijze duidelijk voor je?
A: Ja, dit wist ik goed. Maar ik had een andere beslissing genomen.
(pagina 13)
V: Ik laat het specificatieformulier zien van 14 augustus 2014 bij de ABN AMRO
Bank. Is dit jouw handschrift en handtekening?
A: Ja, dit is mijn handtekening, ik maak zo’n krabbel.
V: Je gaf zelf aan de servicing te hebben gedaan. Dus vanaf het moment dat het geld
verpakt wordt tot aan de servicing kan het niet veranderen, want het geld zit in een
sealbag, toch?
A: Nee, het geld dat ik verpak, wordt direct in een sealbag gedaan en gesloten en
hier kan niemand meer bij. Er worden ook barcodes opgezet.
9.
Het proces-verbaal van verhoor verdachte, dossierpagina’s 15-16, voor zover inhoudende als verklaring van [verdachte] :
V = vraag verbalisant
A = antwoord verdachte
(pagina 15)
V: Wie maakt er allemaal gebruik van rekeningnummer [verdachte] ?
A: Alleen mijn vrouw en ik.
V: Ik heb afschriften van augustus 2014 opgevraagd omtrent dit rekeningnummer,
hieruit blijkt dat er op 16 augustus 2014 € 10.000 is gestort bij de ING Bank in
Nijmegen. Waar komt die € 10.000 vandaan?
(pagina 16)
(…)
V= Ik zag dat je een bedrag van 8.939 EURO hebt gepind bij een bedrijf op naam van
vaartland.nl, wat heb je hier gekocht?
A= Hier heb ik een auto gekocht.
V= Betreft dit het voertuig voorzien van het kenteken [kenteken] ?
A= Ja dit klopt.
V= Wanneer heb je deze auto gekocht?
A= Ik heb deze auto sinds 18-08-2014 op mijn naam staan.
(…)
V: Ik zag tevens ook dat je op 18 augustus 2014 ook € 1.000 stort op je rekening, waar komt dit geld vandaan en kun je dit aantonen?
A: Dat kan kloppen. We stonden al een lange tijd in het rood. Hiermee wilden we uit het rood komen.
V: Op 26 augustus 2014, om 14.35 uur, wordt er € 4.400 gestort bij de ING Bank in
Nijmegen. Waar komt dit geld vandaan?
A: Ik heb dit op de rekening gezet voor algemeen gebruik.
10.
De door verdachte ter terechtzitting in hoger beroep op 25 juni 2020 afgelegde verklaring, inhoudende:
Op 15, 22 en 29 augustus 2014 heb ik op de specificaties die u mij toont (pg. 31, 32 en 33 van het dossier) handmatig het aantal bankbiljetten en de waarde aangepast. Ik heb in de periode dat ik voor Brink’s Nederland B.V. heb gewerkt behalve in deze drie gevallen nooit een verschil vermeld op de specificaties.
11.
De door verdachte ter terechtzitting in eerste aanleg op 13 september 2016 afgelegde verklaring, inhoudende:
(Naar aanleiding van voorhouden door de politierechter
U heeft een auto gekocht van uw gespaarde geld. Naast de auto heeft u een tuinhuis gekocht in dezelfde periode, heeft u hier een factuur van?):
Het tuinhuisje is contant betaald, 2300 euro.
De beslissing dat het bewezenverklaarde door de verdachte is begaan, berust op de feiten en omstandigheden als vervat in de hierboven bedoelde bewijsmiddelen in onderlinge samenhang beschouwd.
Elk bewijsmiddel wordt – ook in zijn onderdelen – slechts gebruikt tot bewijs van dat bewezenverklaarde feit, of die bewezenverklaarde feiten, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft.
Ter terechtzitting in hoger beroep is door de verdediging integrale vrijspraak van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde bepleit. Daartoe heeft de verdediging in de eerste plaats aangevoerd dat de ABN AMRO bank en de Rabobank geen tekorten hebben gemeld en zelf geen aangifte hebben gedaan. De aangifte van verduistering is ingediend door de [aangever] en hij zou namens voornoemde banken bevoegd zijn tot het doen van aangifte, maar die gestelde bevoegdheid wordt op geen enkele wijze onderbouwd. Voor het wederrechtelijk toe-eigenen van geldbedragen toebehorende aan de ABN AMRO N.V. en de Rabobank ontbreekt derhalve het benodigde bewijs.
Voorts heeft de verdediging aangevoerd dat, bij gebrek aan de camerabeelden, buiten redelijke twijfel niet valt vast te stellen dat er überhaupt geld is verdwenen. Feitelijk is het alleen [aangever] die zulks beweert. Zolang niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld dat er bij Brink’s meer biljetten zijn verpakt dan in de automaat zijn gestopt, ontbreekt de feitelijke basis voor een bewezenverklaring voor verduistering.
Ook het gegeven dat verdachte handmatig het aantal biljetten op de pakbonnen heeft aangepast, levert geen bewijs op dat verdachte dus degene moet zijn geweest die het geld onder zich heeft gehouden. Integendeel, verdachte heeft de verschillen niet verhuld, maar het (mindere) aantal biljetten genoteerd en heeft zijn leidinggevende hiervan direct op de hoogte gesteld.
Ten slotte is geen sprake van onverklaarbare uitgaven door verdachte in en rondom de ten laste gelegde periode. Verdachte kon over financiële middelen beschikken, omdat hij jarenlang geld opzij had gelegd. Bovendien levert de aanschaf van bepaalde goederen geen direct bewijs op voor een diefstal c.q. verduistering van deze gelden.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Uit de aangifte van [aangever] volgt dat Rabobank Nederland op 25 september 2014 een verzoek bij de afdeling Customer Service van Brink’s heeft gedaan tot het onderzoeken van een negatief verschil van € 5.000 in een geldautomaat te Velden op 29 augustus 2014. Deze melding ziet op het onder 3 tenlastegelegde en bewezenverklaarde feit. Door de afdeling Veiligheidszaken van Brink’s is hiernaar vervolgens onderzoek gedaan, waarbij uiteindelijk ook de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten aan het licht zijn gekomen. Hoewel door de ABN AMRO bank geen melding van een tekort is gedaan, is het onderzoek gestart naar aanleiding van het door de Rabobank gemelde tekort.
Vervolgens is van de drie aan het licht gekomen zaken aangifte gedaan door [aangever] . Hij heeft bij die gelegenheid verklaard dat de Rabobank en de ABN AMRO bank eigenaar zijn van alle gelden die door Brink’s zijn vervoerd en dat hij namens deze banken bevoegd is tot het doen van aangifte. Het hof heeft geen aanleiding aan die verklaring te twijfelen. Bovendien volgt uit het bepaalde in artikel 161 van het Wetboek van Strafvordering dat een ieder die kennis draagt van een begaan strafbaar feit bevoegd is daarvan aangifte te doen.
Het hof verwerpt derhalve het op dit onderdeel gevoerde verweer van de verdediging.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat op 15, 22 en 29 augustus 2014 in de sealbags minder geld heeft gezeten dan op de specificatie stond aangegeven en dat hij op de betreffende specificatie handmatig het aantal biljetten en de waarde heeft aangepast.
Uit de aangifte blijkt ten aanzien van de bewezenverklaarde feiten 1 en 2 dat [aangever] op 4 november 2014 zelf op de inpakbeelden heeft gezien dat 800 biljetten van 100 euro respectievelijk 1500 biljetten van 50 euro zijn ingepakt en dat de sealbag hierna werd gesloten en hierbij geen afwijkingen zijn geconstateerd. Voorts blijkt dat op 2 oktober 2014 door de afdeling Veiligheidszaken de inpakbeelden van het bewezenverklaarde feit 3 zijn gecontroleerd en hieruit bleek dat het juiste aantal bundels was ingepakt en de sealbag goed was gesloten.
De verdachte heeft na de door hem gestelde constatering van de verschillen niet gehandeld volgens de procedure. De verdachte had een verschil telefonisch moeten melden en moeten wachten tot een veiligheidsmedewerker ter plaatse kwam, om direct dat verschil te onderzoeken. De verdachte kende de werkwijze goed, maar heeft steeds in afwijking daarvan gehandeld.
Over wat de verdachte heeft gedaan nadat hij naar zijn zeggen de verschillen heeft geconstateerd zijn door hem tegenstrijdige verklaringen afgelegd. Op de terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard behoudens deze drie gevallen nooit eerder een verschil te hebben gehad, en dat hij in deze drie gevallen steeds tevergeefs heeft geprobeerd telefonisch contact te krijgen met zijn werkgever en uiteindelijk later die dag bij terugkomst bij Brink’s persoonlijk zijn leidinggevende [naam manager] heeft geïnformeerd. Op de terechtzitting in eerste aanleg van 7 november 2017 heeft de verdachte verklaard dat hij driemaal heeft gemeld dat er een verschil was en dat hij bij een van de feiten anderhalf uur heeft gewacht bij de automaat en na een uur zijn leidinggevende [naam manager] aan de telefoon kreeg die zei dat ze het zouden regelen als hij terugkwam. Op de eerdere terechtzitting in eerste aanleg van 13 september 2016 heeft de verdachte verklaard dat hij alle drie de keren [naam manager] heeft gebeld en heeft gemeld dat er een verschil was. Elke keer zou [naam manager] volgens de verdachte gezegd hebben dat hij dit zou doorgeven. Daarnaast zou de verdachte dezelfde dag de specificaties hebben laten zien en aan [naam manager] hebben overhandigd.
De leidinggevende [naam manager] is door de rechter-commissaris als getuige gehoord en hij heeft aldaar verklaard dat de verdachte hem nooit heeft gebeld over een verschil in de sealbags en dat hij één keer in de loods van Brink’s door de verdachte over een verschil is aangesproken.
Als de verdachte op 7 oktober 2014 door de teamleider van de afdeling veiligheidszaken wordt geconfronteerd met een verschil van 100 biljetten van 50 euro op 29 augustus 2014 reageert de verdachte dat hem die dag geen bijzonderheden zijn opgevallen en dat hij die dag de geldbundels niet geteld heeft toen hij de geldautomaat vulde. Pas als hij in een later gesprek wordt geconfronteerd met de door hem aangebrachte wijziging in de specificatie verklaart hij dat er die dag 24 in plaats van 25 geldbundels in de sealbag hebben gezeten.
Het hof acht de verklaringen van de verdachte deels weerlegd door de bewijsmiddelen en acht deze ook door de inconsistentie ongeloofwaardig.
Voor zover de verdediging heeft aangevoerd dat geen sprake is van onverklaarbare uitgaven door de verdachte in en rondom de ten laste gelegde periode, omdat hij over spaargeld kon beschikken, overweegt het hof dat de verklaring van verdachte op dit punt als ongeloofwaardig ter zijde wordt geschoven.
Verdachte stond immers reeds vanaf 2007 onder bewindvoering, bevond zich tot medio 2012 in de schuldsanering en stond in augustus 2014ruim 1.900 euro ‘in het rood’ op zijn bankrekening.
De verdachte heeft op de terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij vanaf eind 2010 heeft gewerkt als internationaal vrachtwagenchauffeur. Naar eigen zeggen is de verdachte vanaf januari 2013, aanvankelijk als inhuur, gaan werken voor Brink’s Nederland B.V. De verdachte heeft op de terechtzitting in eerste aanleg van 13 september 2016 verklaard dat hij in de periode dat hij vanaf eind 2010 werkte als internationaal vrachtwagenchauffeur, óók tijdens de schuldsanering, gemiddeld 200 euro per maand contant heeft kunnen sparen, te weten wat hij overhield van hetgeen zijn bewindvoerder hem toestond. In hoger beroep heeft hij op de terechtzitting verklaard ongeveer 300 euro per maand en ook zijn vakantiegeld contant te hebben gespaard.
De verdachte heeft in zijn verklaring bij de politie aangegeven 16.000 euro contant te hebben gespaard. De verdachte heeft dit verder niet onderbouwd, behoudens middels het overleggen van enkele bankafschriften uit januari en maart 2011.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat in de periode van 18 tot en met 26 augustus 2014 een bedrag van in totaal 15.400 euro op de bankrekening van de verdachte en zijn toenmalige partner is gestort, waarmee onder meer giraal de aankoop van een auto is betaald. Voorts heeft de verdachte op de terechtzitting in eerste aanleg verklaard dat hij van zijn spaargeld in deze periode contant een tuinhuisje van 2.300 euro heeft gekocht.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij in een periode van ruim drie en een half jaar een bedrag dergelijk bedrag (totaal 17.700 euro contant) heeft gespaard niet geloofwaardig. Zelfs als de verklaring van de verdachte in hoger beroep over zijn sparen – die afwijkt van de verklaring in eerste aanleg - juist zou zijn telt die niet op tot een dergelijk bedrag.
Belangrijker is het volgende: dát sprake is van grote contante stortingen in de periode waarin de tenlastegelegde feiten plaatsvonden levert een redengevend feit op. De verdachte kan die redengevendheid ontzenuwen door een aannemelijke verklaring over de herkomst. Het had op de weg van de verdachte gelegen zijn verklaring aannemelijk te maken, bijvoorbeeld door de door hem gestelde afspraak met een WSNP-bewindvoerder te onderbouwen en door met bankafschriften het ontvangen vakantiegeld en de contante opnames daarvan aannemelijk te maken. Nu hij dit heeft nagelaten stelt het hof die verklaring terzijde.
Naar het oordeel van het hof worden de verweren van de verdediging voor het overige weerlegd door de bewijsmiddelen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde levert telkens op:
verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluiten. De feiten zijn strafbaar.
Strafbaarheid van de verdachte
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluiten. De verdachte is daarom strafbaar voor het hiervoor bewezenverklaarde.
Het hof heeft bij de bepaling van de op te leggen straf gelet op de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals één en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen. Daarnaast is gelet op de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komende in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd.
Verdachte heeft zich op drie verschillende data in augustus 2014 schuldig gemaakt aan verduistering in persoonlijke dienstbetrekking door zich telkens een groot geldbedrag wederrechtelijk toe te eigenen. Met zijn handelen heeft verdachte misbruik gemaakt van zijn functie als chauffeur service-medewerker ATM bij Brink’s Nederland B.V. en van het in hem gestelde vertrouwen. Voorts heeft hij met zijn handelen aanzienlijke financiële schade veroorzaakt. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij zich kennelijk niets heeft aangetrokken van de gevolgen van zijn handelen en zich enkel heeft laten leiden door eigen financieel gewin.
Ten aanzien van de persoon van verdachte heeft het hof acht geslagen op de inhoud van het de verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 april 2020, waaruit blijkt dat hij niet eerder ter zake van soortgelijke strafbare feiten is veroordeeld. Voorts heeft het hof rekening gehouden met de omstandigheid dat uit voornoemd uittreksel volgt dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is, nu tegen de verdachte een strafbeschikking is uitgevaardigd, welke onherroepelijk is geworden op 28 november 2016.
Bij de strafvervolging van verdachte is de redelijke termijn, bedoeld in artikel 6, eerste lid van het EVRM, in aanzienlijke mate geschonden, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep. Zonder schending van de redelijke termijn zou een taakstraf voor de duur van 175 uren passend zijn geweest. Nu de redelijke termijn is geschonden, zal – conform de vordering van de advocaat-generaal – worden volstaan met het opleggen van een taakstraf voor de duur van 150 uren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De beslissing is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 57, 63 en 322 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.