Uitspraak
GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 16 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van de appellant voor toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. A.M.A. Bouwens, had eerder een verzoek ingediend bij de rechtbank Limburg, dat op 2 juni 2020 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat niet voldoende aannemelijk was dat de appellant aan zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling zou kunnen voldoen, gezien zijn persoonlijke situatie en de psychische problematiek die hij ondervond.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 juli 2020 heeft de appellant zijn situatie toegelicht, waarbij hij aangaf dat hij na een heftige gebeurtenis in zijn familie naar België was vertrokken in de hoop een nieuwe start te maken. Echter, door rugklachten kon hij zijn werk niet voortzetten en keerde hij terug naar Nederland. De appellant heeft betoogd dat hij nu stabieler is en dat hij in staat is om aan zijn verplichtingen te voldoen, mits hij de juiste begeleiding en behandeling ontvangt.
Het hof heeft echter geoordeeld dat de persoonlijke situatie van de appellant op dat moment nog niet voldoende stabiel was om aan de kernverplichtingen van de schuldsaneringsregeling te voldoen. Het hof heeft daarbij verwezen naar de noodzaak van een nieuw behandeltraject en de afwezigheid van een actuele verklaring van een hulpverlener die de beheersbaarheid van de psychische problematiek bevestigt. Het hof heeft het verzoek van de appellant om toegelaten te worden tot de schuldsaneringsregeling afgewezen en het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, met de overweging dat de appellant nog te kwetsbaar is om aan de verplichtingen te voldoen.