ECLI:NL:GHSHE:2020:2326

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
200.260.844_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake curatele en ontslag curator

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, waarbij de moeder van de onder curatele gestelde, [appellante], met ingang van 1 april 2019 als curator is ontslagen en [de opvolgend curator] is benoemd. [appellante] heeft in hoger beroep verzocht om deze beschikking te vernietigen, omdat zij van mening is dat de kantonrechter ten onrechte heeft overwogen dat haar wijze van curatorschap in de weg staat aan een optimale zorg voor [de onder curatele gestelde]. Het hof verwijst naar de eerdere beschikking van de rechtbank van 14 maart 2019 en het verloop van het geding in eerste aanleg. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020 zijn zowel [appellante] als vertegenwoordigers van [stichting] gehoord. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg en correspondentie van de betrokken partijen. Het hof oordeelt dat er gewichtige redenen zijn om [appellante] als curator te ontslaan, onder andere vanwege het gebrek aan vertrouwen tussen [appellante] en [stichting], wat de zorg voor [de onder curatele gestelde] negatief beïnvloedde. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank en wijst het meer of anders verzochte af.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 juli 2020
Zaaknummer: 200.260.844/01
Zaaknummer eerste aanleg: 7195582 TD VERZ 18-764
in de zaak in hoger beroep van:
[appellante],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: [appellante] ,
advocaat: mr. L.H.J.M. Cilissen.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [de onder curatele gestelde] , de onder curatele gestelde (hierna te noemen: [de onder curatele gestelde] );
- Stichting [stichting] , gevestigd te [vestigingsplaats] , verzoeker in eerste aanleg (hierna te noemen: [stichting] );
- [de opvolgend curator] h.o.d.n. [bewindvoering] Bewindvoering, de opvolgend curator (hierna te noemen: [de opvolgend curator] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 13 juni 2019, heeft [appellante] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen dan wel om in plaats van [de opvolgend curator] tot curator over [de onder curatele gestelde] te benoemen [B.V.] B.V. Bij na te melden brief van 24 april 2020 heeft [appellante] haar verzoek gewijzigd in die zin dat niet langer wordt verzocht [de opvolgend curator] als curator te vervangen indien het hof het ontslag van [appellante] als curator in stand laat.
2.2.
Er is geen verweerschrift bij het hof ingekomen. Bij na te melden brief van 9 juni 2020 heeft [stichting] verzocht het beroep van [appellante] af te wijzen.
2.3.
De meervoudige kamer van het hof heeft de zaak op grond van artikel 16, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwezen naar de enkelvoudige kamer. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellante] , bijgestaan door mr. Cilissen;
  • [stichting] , vertegenwoordigd door de heer [medewerker 1] en de heer [medewerker 2] , bijgestaan door mr. J.M.G.A. Wintgens-Van Luijn.
[de opvolgend curator] is, met bericht van verhindering, niet op de mondelinge behandeling verschenen. [de onder curatele gestelde] is niet op de mondelinge behandeling verschenen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 18 februari 2019;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 19 juni 2019
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [appellante] d.d. 5 juli 2019;
  • de brief met bijlage van de advocaat van [appellante] d.d. 24 april 2020;
  • de brief met bijlagen van de advocaat van [stichting] d.d. 9 juni 2020;
  • de brief van [de opvolgend curator] d.d. 9 juni 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 10 oktober 2001 heeft de kantonrechter van de rechtbank ’s-Hertogenbosch [de onder curatele gestelde] onder curatele gesteld met benoeming van [appellante] , de moeder van betrokkene, tot curator.
3.2.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant [appellante] met ingang van 1 april 2019 ontslagen als curator en met ingang van die datum [de opvolgend curator] tot curator over [de onder curatele gestelde] benoemd.
3.3.
[appellante] kan zich met deze beschikking niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
[appellante] voert, samengevat, het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat de wijze waarop [appellante] haar curatorschap invult in de weg staat aan een optimale zorg voor [de onder curatele gestelde] .
[appellante] wilde het zorgplan niet ondertekenen omdat dit in de praktijk niet volledig wordt uitgevoerd. Met haar kritische houding wil [appellante] niet dwarsliggen maar juist een zo goed mogelijke zorg voor [de onder curatele gestelde] krijgen. Zij vindt dat er ook veel goed gaat bij [stichting] . [appellante] betwist dat de gesprekken die zij in het verleden met [stichting] heeft gevoerd tot niets hebben geleid. Er was sprake van een goede samenwerking tussen [appellante] en diverse hulpverleners. De kantonrechter heeft te weinig rekening gehouden met de belangen en de zorgen van [appellante] en zij is te snel aan de kant gezet. Er waren mogelijkheden om de relatie met [stichting] te verbeteren. [appellante] is er niet mee bekend dat de Inspectie Gezondheidszorg positief stond tegenover het verzoek van [stichting] om [appellante] als curator te ontslaan en dit blijkt nergens uit. [appellante] is niet gekend in wie ter vervanging van haar als curator benoemd zou worden.
Sinds het ontslag van [appellante] als curator mag zij de dagrapportages niet meer inzien. Verder is er sindsdien weinig veranderd. Het vertrouwen van [appellante] in [stichting] is niet verbeterd. [de opvolgend curator] heeft [de onder curatele gestelde] nooit ontmoet, maar wel het zorgplan ondertekend. Met [de opvolgend curator] heeft [appellante] inmiddels wel goed contact.
3.4.
[stichting] voert, samengevat, het volgende aan.
[stichting] twijfelt er niet aan dat [appellante] het beste voor [de onder curatele gestelde] wil. Het is nooit de bedoeling geweest om [appellante] als moeder aan de kant te zetten, maar zij is niet in staat de zorg voor [de onder curatele gestelde] over te laten aan [stichting] . [appellante] verschilt van mening met [stichting] over de invulling van de zorg en dagbesteding van [de onder curatele gestelde] en levert continu kritiek als er niet wordt gehandeld naar wat naar haar mening de optimale vorm van zorgverlening is. [appellante] weigert al vijf jaar het zorgplan te ondertekenen, waardoor [de onder curatele gestelde] niet de zorg en ondersteuning kon worden geboden die naar de mening van [stichting] het meest passend is. [stichting] is doorlopend het gesprek met [appellante] aangegaan, maar dit heeft niet geleid tot overeenstemming over de vraag wat de beste zorg voor [de onder curatele gestelde] is. [appellante] geeft steeds aan dat er een verband is tussen het handelen door [stichting] en de stemmingswisselingen van [de onder curatele gestelde] , terwijl dit verband er volgens [stichting] niet is. De medewerkers voelden zich gewantrouwd door [appellante] en zij voelden zich daardoor niet vrij om de zorg voor [de onder curatele gestelde] te verlenen op een manier die zij verantwoord vinden. Het was onhoudbaar geworden om [appellante] aan te laten blijven als curator. Voor het goed kunnen verlenen van zorg is een basisvertrouwen tussen zorginstelling en curator een vereiste en daarvan was geen sprake. Indien [appellante] van mening is dat de zorg die aan [de onder curatele gestelde] wordt verleend niet voldoende is, hetgeen [stichting] uitdrukkelijk betwist, dan staan er andere wegen open om haar klacht te deponeren, maar daarvan heeft [appellante] nooit gebruik gemaakt. Het contact met de inspectie heeft telefonisch plaatsgevonden, hetgeen gebruikelijk is. Aan [appellante] is gevraagd wie zij in haar plaats als curator zou willen laten benoemen, maar zij heeft hierop niet gereageerd.
De relatie met [de opvolgend curator] is heel goed. Sinds zijn aanstelling is het welzijn van [de onder curatele gestelde] verbeterd en hebben de positieve momenten de overhand. Hij heeft [de onder curatele gestelde] gezien en haar woongroep bezocht. Het zorgplan is ondertekend en wordt uitgevoerd. Er kan nu invulling worden gegeven aan de dagbesteding die goed is voor [de onder curatele gestelde] . De aandacht van de medewerkers is nu meer gericht op de zorg en begeleiding van [de onder curatele gestelde] , zonder dat zij zich druk hoeven te maken over de mogelijke reactie van [appellante] . [appellante] mag de dagrapportages nog altijd inzien.
3.5.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.5.1.
Ingevolge artikel 1:385 lid 1 aanhef en sub d van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de curator te allen tijde, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om curator te kunnen worden, door de kantonrechter worden ontslagen, zulks op verzoek van de medecurator of degene die gerechtigd is de curatele te verzoeken als bedoeld in artikel 1:379 BW, dan wel ambtshalve.
3.5.2.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling is het hof van oordeel dat er gewichtige redenen zijn om [appellante] als curator te ontslaan. Gebleken is dat het door [stichting] ingediende verzoek tot ontslag niet enkel is ingegeven door de weigering van [appellante] om het zorgplan te ondertekenen, maar dat de verhouding tussen [appellante] en [stichting] zeer zwaar werd belast door een steeds opnieuw blijkend gebrek aan vertrouwen van [appellante] in [stichting] ten aanzien van de zorg voor [de onder curatele gestelde] . De houding van [appellante] bracht ook terughoudendheid mee bij de medewerkers van [stichting] , vanwege het risico om op hun handelen te worden aangesproken. Weliswaar zal [appellante] met de beste bedoelingen hebben gehandeld, maar het resultaat van haar handelen en het niet tekenen van het zorgplan was dat [stichting] en haar medewerkers [de onder curatele gestelde] niet de zorg konden verlenen die zij nodig had. Naar het oordeel van het hof heeft [stichting] voldoende aannemelijk gemaakt dat er verschillende pogingen zijn ondernomen om tot een goede samenwerking met [appellante] te komen, maar zonder positief resultaat. Een goede samenwerking tussen de curator en de zorginstelling waar [de onder curatele gestelde] verblijft is in het belang van [de onder curatele gestelde] echter wel noodzakelijk teneinde haar een zo goed mogelijke zorg te kunnen bieden. Zowel [appellante] als [stichting] hebben verklaard dat zij een goede verstandhouding met [de opvolgend curator] hebben. Sinds de aanstelling van [de opvolgend curator] is het zorgplan ondertekend. [stichting] heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat hieraan uitvoering wordt gegeven en dat invulling wordt gegeven aan de zorg en dagbesteding op een wijze die voor [de onder curatele gestelde] het meest passend is.
3.6.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 14 maart 2019;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.