ECLI:NL:GHSHE:2020:2327

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
200.261.207_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van bewind en mentorschap in hoger beroep met betrekking tot appellant

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een bewind en mentorschap voor appellant, die in eerste aanleg door de rechtbank Zeeland-West-Brabant was ingesteld. Appellant, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. W. Kolmans, heeft in hoger beroep verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en de verzoeken van de Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg (GGzE) af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling op 15 juni 2020 heeft appellant zijn standpunt toegelicht, waarbij hij stelde dat hij in staat is zijn financiële belangen zelf te behartigen en dat het mentorschap niet langer nodig is. Hij heeft aangegeven dat zijn lichamelijke en geestelijke toestand stabiel is en dat hij sinds januari 2020 zelfstandig woont.

De GGzE, die niet op de mondelinge behandeling is verschenen, had verzocht om het bewind en mentorschap te handhaven. De bewindvoerder en mentor hebben echter aangegeven dat appellant positieve ontwikkelingen doormaakt en dat de huidige ondersteuning nog wel nodig is, maar dat het mentorschap mogelijk in de toekomst kan eindigen. De ouders van appellant steunen zijn verzoek om het mentorschap te beëindigen, maar zijn van mening dat het bewind nog steeds noodzakelijk is.

Het hof heeft de argumenten van alle partijen afgewogen en geconcludeerd dat de gronden voor het onderbewind stellen van appellant niet langer aanwezig zijn. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank vernietigd wat betreft de instelling van het bewind, maar het mentorschap voorlopig gehandhaafd, omdat appellant nog ondersteuning nodig heeft in zijn ontwikkeling. De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de uitspraak de eindrekening en -verantwoording moet afleggen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 23 juli 2020
Zaaknummer: 200.261.207/01
Zaaknummers eerste aanleg: 7642798 OV VERZ 19-2999 en 7642799 OV VERZ 19-3000
in de zaak in hoger beroep van:
[appellant],
wonende te
[woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. W. Kolmans.
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- Stichting Geïntegreerde Geestelijke Gezondheidszorg in [locatie 1] , verzoeker eerste aanleg (hierna te noemen: GGzE);
- de heer [de vader] en mevrouw [de moeder] , de ouders van [appellant] , (hierna te noemen: de ouders);
- [bewind & mentorschap] Bewind & Mentorschap B.V, de bewindvoerder en mentor (hierna te noemen: de bewindvoerder en de mentor).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 4 juni 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 19 juni 2019, heeft [appellant] verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de verzoeken van de GGzE alsnog worden afgewezen. Tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] naar voren gebracht dat in het petitum gelezen moet worden dat [appellant] primair verzoekt de verzoeken van de GGzE alsnog af te wijzen en subsidiair zijn moeder tot mentor te benoemen.
2.2.
Er is geen verweerschrift ingekomen
.
2.3.
De meervoudige kamer van het hof heeft de zaak op grond van artikel 16, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwezen naar de enkelvoudige kamer. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 15 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • [appellant] , bijgestaan door mr. Kolmans;
  • de bewindvoerder en de mentor, vertegenwoordigd door mevrouw [de bewindvoerder] (de bewindvoerder) en de heer [de mentor] (de mentor);
  • de ouders.
De GGzE is
,hoewel behoorlijk opgeroepen, niet naar de mondelinge behandeling gekomen.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de brief met bijlagen van de ouders, ingekomen op 10 maart 2020;
  • de brief van de rechthebbende d.d. 18 maart 2020, ingekomen op 9 april 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, over de goederen die [appellant] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren bewind ingesteld en ten behoeve van [appellant] een mentorschap ingesteld, met benoeming van [bewind & mentorschap] Bewind & Mentorschap B.V. tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
[appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3.
[appellant] voert, kort samengevat, het volgende aan.
Er is niet voldaan aan de gronden voor een bewind en mentorschap. [appellant] kan zijn financiële belangen zelf behartigen en het mentorschap is niet nodig. Van verkwisting of problematische schulden is geen sprake (geweest) en hierop bestaat ook geen risico. Zijn lichamelijke en geestelijke toestand is stabiel. [appellant] gebruikt geen middelen meer. Van schizofrenie heeft hij geen last meer doordat de medicatie juist is ingesteld. De maatregelen kosten ook veel geld. Als er een mentor moet blijven, dan zou zijn moeder dat moeten worden. [appellant] betwist dat er een risico is dat de ouder-zoon relatie dan onder spanning komt staan. [appellant] heeft wel een goede verstandhouding met de bewindvoerder en de mentor en hij is de mentor ook dankbaar voor zijn hulp de afgelopen periode.
[appellant] woont sinds januari 2020 geheel zelfstandig in [woonplaats] . Met zijn ouders heeft hij regelmatig en goed contact. Zijn dossier is door de GGzE overgedragen aan de GGz [plaats 1] ( [locatie 2] ). Met GGz [plaats 1] heeft hij goed contact, meestal samen met de mentor en onlangs samen met zijn moeder. [appellant] wil zijn medicatie graag met ondersteuning afbouwen en daarover is hij nu met hen in gesprek. [appellant] heeft wekelijks contact met [coach] van [coaching] coaching (gemeente [gemeente] ) en die kan de rol van mentor ook overnemen. Verder heeft [appellant] nog contact met reclassering en die houdt op die manier toezicht. Zodra het bewind stopt, kan [appellant] een budgetcoach bij de gemeente aanvragen.
[appellant] ontvangt een WIA-uitkering. Hij heeft dagbesteding in [plaats 2] in een autowerkplaats, waar hij elke dag met zijn auto naartoe gaat. Over enige tijd hoopt hij voldoende structuur en ritme in zijn leven te ervaren om betaald werk te kunnen gaan doen. Door de kosten van zijn auto en de beschermingsmaatregelen komt hij maandelijks € 500,-- tekort, waardoor hij inteert op zijn spaargeld.
3.4.
Voor de aan het verzoek van de GGzE ten grondslag gelegde argumenten verwijst het hof naar het inleidend verzoekschrift en de daarbij overgelegde noodzakelijkheidsverklaring.
3.5.
De bewindvoerder en de mentor voeren, kort samengevat, het volgende aan.
[appellant] heeft afgelopen periode een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De verstandhouding met [appellant] en de ouders is goed. Tussen de ouders en [appellant] gaat het mogelijk zo goed omdat er een bewindvoerder en mentor zijn.
De mentor is nog nodig omdat sprake is van een opbouwfase waarin nog een aantal zaken geregeld moeten worden. De afgelopen periode heeft de mentor contact gehad met de GGzE over het zorgplan en de behandeling van [appellant] . Hij heeft het traject naar zelfstandig wonen begeleid en contact met de GGz [plaats 1] gelegd. Bij het CBR heeft de mentor contact gehad in verband met het rijbewijs van [appellant] . Samen met [appellant] heeft hij een plan van aanpak geschreven als reactie op het voornemen van de GGz [plaats 1] om een nieuwe zorgmachtiging aan te vragen (voorheen: voorwaardelijke Rechtelijke Machtiging). Met [appellant] is de mentor van mening dat die machtiging niet noodzakelijk is. Dit traject loopt nog. De mentor heeft contact met reclassering om de frequentie van die afspraken omlaag te krijgen. De toekomstige overgang van dagbesteding naar betaald werk komt er nog aan en de mentor zal [appellant] hierbij moeten begeleiden. Verder speelt nog de eventuele afbouw van de medicatie. Ten aanzien van dit laatste is de mentor wat terughoudender dan de ouders en [appellant] . Als [appellant] zich zo blijft ontwikkelen en stabiel blijft, dan is het mentorschap over een tijd wellicht niet meer nodig. Wel zal er een andere vorm van ondersteuning moeten blijven, bijvoorbeeld de [coaching] coaching.
De bewindvoerder heeft op dit moment vooral een onderhoudende taak. Zij verwerkt ook alle post. Op financieel gebied gebeuren er geen vreemde dingen. Door de kosten van zijn auto en de beschermingsmaatregelen komt [appellant] niet uit met zijn budget en teert hij maandelijks € 500,-- in op zijn spaargeld. Vanwege het huidige saldo van zijn spaargeld komt hij nu (nog) niet in aanmerking voor bijzondere bijstand. Nu het allemaal loopt en [appellant] stabiel is, zou het met een budgetcoach kunnen. Het bewind biedt wel een bescherming als [appellant] mocht terugvallen, omdat hij anders de beschikking over al zijn spaargeld heeft.
3.6.
De ouders voeren, kort samengevat, het volgende aan.
Het contact met de bewindvoerder en de mentor is goed. Met [appellant] gaat het heel goed. Destijds was het bewind wel nodig, maar nu niet meer. Het mentorschap is ook van groot belang geweest, maar het kan nu op korte termijn eindigen. [appellant] moet zelf weer de verantwoordelijkheid krijgen. De maatregelen kosten ook veel geld.
De ouders verschillen met de GGzE van mening over de bij [appellant] gestelde diagnose op grond waarvan [appellant] medicatie gebruikt. De ouders ondersteunen de wens van [appellant] om zijn medicatie begeleid af te bouwen en zij zijn hierin minder terughoudend dan de mentor.
3.7.
Het hof komt tot de volgende beoordeling.
3.7.1.
Op grond van artikel 1:431 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter een bewind instellen over één of meer van de goederen, die een meerderjarige als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren, indien de meerderjarige tijdelijk of duurzaam niet in staat is ten volle zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel;
b. verkwisting of het hebben van problematische schulden.
3.7.2.
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 BW kan de kantonrechter ten behoeve van een meerderjarige een mentorschap instellen indien de meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen.
3.7.3.
Ingevolge artikel 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten.
3.7.4.
Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde op de mondelinge behandeling blijkt het volgende.
3.7.4.1. De mentor heeft sinds zijn aanstelling verschillende zaken voor [appellant] geregeld en hij heeft [appellant] op verschillende gebieden ondersteuning en begeleiding geboden. Nog altijd vervult de mentor een belangrijke rol in het leven van [appellant] . Hij ondersteunt en begeleidt de contacten met GGz [plaats 1] en het traject met betrekking tot het toewerken naar betaalde arbeid. Verder is hij in gesprek met reclassering. In de nabije toekomst gaat mogelijk ook nog de afbouw van de medicatie van [appellant] spelen. Gelet op het voorgaande acht het hof het op dit moment nog te vroeg om aan te nemen dat [appellant] zonder bijstand van de mentor in staat is zijn niet-vermogensrechtelijke belangen voldoende waar te nemen. Wellicht dat dit binnen afzienbare tijd anders wordt, zoals ook de mentor aangeeft, maar het is thans te vroeg om hierop vooruit te lopen. Het hof acht het van belang dat de huidige mentor in functie blijft. Zijn inzet is tot op heden van grote waarde geweest voor het welzijn van [appellant] , hetgeen ook [appellant] en de ouders erkennen. Daarbij vormt zijn neutrale positie naar het oordeel van het hof een belangrijke factor bij het waarborgen van de goede verstandhouding tussen de ouders en [appellant] . Voor de ouders is er voldoende ruimte om betrokken te blijven. In het voorgaande ziet het hof gegronde redenen om de uitdrukkelijke voorkeur van [appellant] om zijn moeder tot mentor te benoemen niet te volgen.
3.7.4.2. Naar het oordeel van het hof wordt niet langer voldaan aan de gronden voor een onderbewindstelling. De bewindvoerder geeft zelf aan dat zij op dit moment enkel een onderhoudende taak heeft. Volgens de bewindvoerder zijn er op financieel gebied geen zorgen en zou een budgetcoach afdoende zijn. Het hof ziet geen noodzaak het bewind te laten voortduren vanwege de bescherming die het bewind biedt bij een eventuele terugval van [appellant] , gelet op de positieve ontwikkelingen die hij de afgelopen periode heeft doorgemaakt. Het hof gaat er wel van uit dat [appellant] zich tot de gemeente zal wenden voor het aanvragen van een budgetcoach om hem te ondersteunen bij zijn financiën.
3.7.5.
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:384 BW juncto 1:448 lid 4 BW neemt, indien een beschikking, waarbij bewind is uitgesproken, in hoger beroep of cassatie wordt vernietigd en het verzoek tot onderbewindstelling alsnog wordt afgewezen, de taak van de bewindvoerder daags na deze uitspraak een einde. De inmiddels door de bewindvoerder of met zijn toestemming verrichte handelingen blijven voor de onder bewind gestelde verbindend.
3.8.
Op grond van het voorgaande zal het hof beslissen als volgt.
3.9.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, van 4 juni 2019, wat betreft de instelling van een bewind over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant] , met ingang van heden;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst alsnog af het verzoek van de GGzE strekkende tot de instelling van een bewind alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan [appellant] , met ingang van heden;
bepaalt dat de bewindvoerder binnen twee maanden na de datum van deze uitspraak de eindrekening en -verantwoording aflegt aan de betrokkene en een - zo mogelijk door hen voor akkoord ondertekend - exemplaar ervan aan het Bewindsbureau van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, overlegt;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Tilburg, in verband met aantekening in het Centraal curatele- en bewindregister.
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 23 juli 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.