ECLI:NL:GHSHE:2020:2334

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
23 juli 2020
Publicatiedatum
23 juli 2020
Zaaknummer
200.273.694_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot vervanging van de gecertificeerde instelling in een jeugdzorgzaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van de vader tegen een beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, waarin zijn verzoek om de gecertificeerde instelling (GI) die toezicht houdt op zijn kinderen te vervangen, werd afgewezen. De vader, vertegenwoordigd door zijn advocaat mr. S. Klootwijk, heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking te vernietigen en de GI te vervangen door een andere gecertificeerde instelling. De GI, vertegenwoordigd door een medewerker, heeft verweer gevoerd en verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn hoger beroep.

De mondelinge behandeling vond plaats op 18 juni 2020, waarbij de vader en de GI aanwezig waren. De minderjarigen zijn ook gehoord, waarbij de oudste twee hun mening hebben kunnen geven. Het hof heeft kennisgenomen van diverse stukken, waaronder het procesdossier van de eerste aanleg en brieven van de moeder en de advocaat van de vader.

Het hof overweegt dat de vader zich niet kan beroepen op een doorbreking van het appelverbod, zoals vastgelegd in artikel 807 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De vader heeft aangevoerd dat de rechtbank onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn argumenten en dat er sprake is van verzuim van vormen. Het hof concludeert echter dat de klachten van de vader voornamelijk betrekking hebben op de inhoud van de zaak en niet op de toepassing van de wet of fundamentele rechtsbeginselen.

Uiteindelijk verwerpt het hof het hoger beroep van de vader, waardoor de beschikking van de rechtbank in stand blijft. De beslissing is gegeven door mr. H. van Winkel en is op 23 juli 2020 uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak : 23 juli 2020
Zaaknummer : 200.273.694/01
Zaaknummer 1e aanleg : C/02/354705 / JE RK 19-183
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
in deze zaak woonplaats gekozen hebbende te [kantoorplaats] op het kantoor van zijn advocaat,
appellant,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. S. Klootwijk,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
gevestigd te [vestigingsplaats] en tevens kantoorhoudende te [kantoorplaats] ,
verweerster,
hierna te noemen: de GI en/of de gecertificeerde instelling.
Deze zaak gaat over
[minderjarige 1](hierna: [minderjarige 1] ), geboren op [geboortedatum] 2003 te [geboorteplaats] ,
[minderjarige 2](hierna: [minderjarige 2] ), geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , en
[minderjarige 3](hierna: [minderjarige 3] ), geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] .
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- [de moeder] (hierna te noemen: de moeder).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 6 november 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 5 februari 2020, heeft de vader verzocht om, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het hoger beroep gegrond te verklaren, voormelde beschikking te vernietigen en het (zelfstandig) verzoek van de vader om de GI te vervangen door Jeugd Veilig Verder, althans door een door het hof aan te wijzen andere gecertificeerde instelling, alsmede het verzoek om een bijzonder curator over de kinderen aan te stellen, toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 14 februari 2020, heeft de GI verzocht de vader niet-ontvankelijk te verklaren in het hoger beroep dan wel het hoger beroep van de vader af te wijzen en voormelde beschikking te bekrachtigen.
2.3.1.
De meervoudige kamer van het hof heeft de zaak op grond van artikel 16, lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering verwezen naar de enkelvoudige kamer. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 18 juni 2020. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. Klootwijk;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] ;
- de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
De moeder is, met bericht van verhindering, niet tijdens de mondelinge behandeling verschenen.
2.3.2.
Het hof heeft de minderjarigen [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] in de gelegenheid gesteld hun mening kenbaar te maken.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben hiervan gebruik gemaakt en zijn voorafgaand aan de mondelinge behandeling tijdens de mondelinge behandeling buiten aanwezigheid van partijen en overige belanghebbenden gehoord. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de voorzitter de inhoud van dit gesprek zakelijk weergegeven, waarna alle aanwezigen de gelegenheid hebben gekregen daarop te reageren.
[minderjarige 3] heeft hiervan geen gebruik gemaakt.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het procesdossier eerste aanleg, ingekomen op 13 februari 2020;
  • het V-formulier met bijlagen van de advocaat van de vader, ingekomen op 11 juni 2020;
  • de brief van de moeder d.d. 14 juni 2020;
  • de brief van de advocaat van de vader d.d. 17 juni 2020.

3.De beoordeling

3.1.
Uit het door echtscheiding ontbonden huwelijk van de vader en de moeder zijn [minderjarige 1] , [minderjarige 2] en [minderjarige 3] geboren. De ouders oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over de kinderen uit.
3.2.
De kinderen staan sinds 31 oktober 2017 onder toezicht van de GI. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd tot 26 januari 2021.
3.3.
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank het verzoek van de vader om de GI die de ondertoezichtstelling uitvoert, te vervangen door Jeugd Veilig Verder, althans een door de rechtbank aan te wijzen andere gecertificeerde instelling, afgewezen.
3.4.
De vader kan zich met deze beschikking niet verenigen en hij is hiervan in hoger beroep gekomen. De vader heeft tevens verzocht een bijzondere curator over de kinderen te benoemen.
3.5.
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar het beroepschrift. De GI heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd.
3.6.
Het hof overweegt het volgende.
3.6.1.
Op grond van artikel 1:259 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kinderrechter de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, vervangen door een andere gecertificeerde instelling, op verzoek van de gecertificeerde instelling die het toezicht heeft, de raad voor de kinderbescherming, een met het gezag belaste ouder of de minderjarige van twaalf jaar of ouder.
3.6.2.
Ingevolge artikel 807 Rv staat, voor zover thans van belang, tegen een beschikking ingevolge artikel 1:259 BW geen andere voorziening open dan cassatie in het belang der wet.
3.6.3.
Volgens vaste rechtspraak kan, indien de wet een hogere voorziening uitsluit, in sommige gevallen deze uitsluiting van het hoger beroep worden doorbroken en wel indien de rechter:
1. de betreffende regeling ten onrechte heeft toegepast (buiten het toepassingsgebied van deze regeling is getreden),
2. deze regeling ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten, of
3. bij de behandeling van de zaak een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel heeft veronachtzaamd dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken, waarbij een motiveringsgebrek (zowel géén als een gebrekkige motivering) geen schending van een fundamenteel rechtsbeginsel oplevert.
3.6.4.
De vader heeft in voormelde brief d.d. 17 juni 2020 de volgende aanvullende grief geformuleerd:
Aanvullende grief:
Er is sprake van doorbreking van het appelverbod. Vader klaagt tegen het feit dat de rechter in eerste aanleg het artikel ten onrechte dan met verzuim van vormen heeft toegepast, dan wel ten onrechte buiten toepassing heeft gelaten. In het beroepschrift is uitgebreid gemotiveerd, waarom de GI vervangen dient te worden.
De rapportages die door JBB worden opgemaakt berusten op onwaarheden en getuigen niet van hoor en wederhoor. Ook zijn er meerdere documenten in het geding gebracht, waaruit blijkt dat vader niet betrokken wordt bij de gesprekken van Jeugdbescherming en wordt vader ook niet meegenomen in de hulpverlening. Vader heeft in eerste aanleg, het dossier wat bij u bekend is bewijsdocumentatie overlegt waaruit blijkt dat de rapportages van Jeugdbescherming niet kloppen.
Recentelijk is door de rechtbank vastgesteld dat Jeugdbescherming met hun verzoek tot wijziging van de omgangsregeling voor [naam] niet in het belang van de kinderen is. Dit verstrekt het standpunt van vader dat de GI dient te worden vervangen.
De GI heeft al geruime tijd geen actie ondernomen in het dossier van vader en de kinderen en blijft zich verschuilen achter onjuiste standpunten, zoals dat vader niet zou meewerken. Vader heeft aangegeven achter de hulpverlening bij Via Neo te staan.
De rechtbank heeft onvoldoende standpunten van vader meegewogen en heeft zonder onderzoek te doen het verzoek van vader inzake wijziging van de GI afgewezen. De rechter heeft geen zorgvuldige belangenafweging gemaakt.
Het verzoek van vader inzake wijziging van de GI dient ontvankelijk te worden verklaard. Vervanging van de GI is in het belang van de kinderen.”
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de vader zijn standpunt dat sprake is van een doorbrekingsgrond, samengevat, als volgt aangevuld. Er is al geruime tijd een ondertoezichtstelling en pas nu komt er hulpverlening op gang. Dit komt voornamelijk doordat er onvoldoende met de vader wordt overlegd. De vader voelt zich niet betrokken bij de gesprekken. Hij is niet gekend in de behandeling van [minderjarige 3] . Er zijn meerdere procedures geweest voor wijziging van de GI. Het is uitgebreid onderbouwd. Er is sprake van verzuim van vormen door de rechtbank. Er is onvoldoende gekeken naar de argumenten van de vader. De rapportages zijn klakkeloos overgenomen in de beschikking. Er is onvoldoende gekeken naar de bezwaren van de vader en de rechtbank heeft de beslissing niet voldoende gemotiveerd. De hulpverlening is nu opgestart zodat er nu wel een wijziging GI kan plaatsvinden.
3.6.5.
Nu de vader stelt dat sprake is van een grond voor doorbreking van het rechtsmiddelenverbod van artikel 807 Rv, is de vader ontvankelijk in zijn hoger beroep. Om toe te komen aan een inhoudelijke beoordeling van het hoger beroep is nodig dat komt vast te staan dat de doorbrekingsgrond terecht door de vader is aangevoerd.
3.6.6.
Het hof stelt vast dat hetgeen door de vader is aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat sprake is van een doorbrekingsgrond, er in wezen op neerkomt dat de rechtbank de door de vader uitgebreid uiteengezette argumenten c.q. standpunten onvoldoende heeft meegewogen, dat de rechtbank ten onrechte geen nader onderzoek heeft gedaan en dat de rechtbank geen zorgvuldige belangenafweging heeft gemaakt. Naar het oordeel van het hof ziet hetgeen door de vader in dit kader naar voren is gebracht louter op de inhoud van de zaak en niet op het ten onrechte toepassen of buiten toepassing laten van enig wetsartikel, dan wel het veronachtzamen van een zodanig fundamenteel rechtsbeginsel dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet kan worden gesproken. Hetgeen de vader heeft aangevoerd betreft een motiveringsklacht en valt als zodanig niet onder de doorbrekingsgronden zoals vermeld onder rechtsoverweging 3.6.3.
3.6.7.
Gelet op het voorgaande kan de vader zich niet met succes beroepen op doorbreking van het appelverbod van artikel 807 Rv, zodat het hoger beroep van de vader dient te worden verworpen en het hof (ook) niet toekomt aan het verzoek van de vader om een bijzondere curator te benoemen.
3.7.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.

4.De beslissing

Het hof verwerpt het hoger beroep van de vader.
Deze beschikking is gegeven door mr. H. van Winkel en is op 23 juli 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.