Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in principaal en voorwaardelijk incidenteel hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door mr. Vaessen;
- de vader, bijgestaan door mr. Poelman.
3.De beoordeling
.
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 23 juli 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van de moeder om met haar minderjarige kinderen te verhuizen naar een andere plaats. De moeder, die in hoger beroep ging tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Limburg, had verzocht om vervangende toestemming voor de verhuizing, zodat zij met haar kinderen naar [plaats] kon verhuizen en hen daar kon inschrijven op school. De vader, die het verzoek betwistte, stelde dat de verhuizing zou leiden tot een vermindering van zijn zorg- en opvoedingstaken, aangezien de kinderen dan minder bij hem zouden verblijven.
Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van de kinderen, de moeder en de vader tegen elkaar afgewogen. Het hof oordeelde dat de moeder onvoldoende had aangetoond dat de verhuizing noodzakelijk was voor haar en dat de belangen van de kinderen en de vader zwaarder wogen. De kinderen waren geworteld in hun huidige omgeving en de verhuizing zou hun sociale leven en de zorgregeling met de vader negatief beïnvloeden. Het hof heeft daarom het verzoek van de moeder afgewezen en de beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarbij het belang van de kinderen voorop stond. De uitspraak benadrukt het belang van een goede communicatie tussen ouders en de noodzaak om de stabiliteit van de kinderen te waarborgen.