Anders dan de moeder heeft aangevoerd is het hof van oordeel dat de ontwikkeling van [minderjarige] ernstig wordt bedreigd. [minderjarige] heeft al ruim viereneenhalf jaar op geen enkele wijze contact gehad met de vader. [minderjarige] heeft een negatief beeld over de vader en heeft angst voor hem, zo blijkt uit het rapport van de raad. Wanneer de vader ter sprake komt, ervaart [minderjarige] boosheid en weerstand.
Waar wellicht nu nog niet direct een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] zichtbaar is - voor zover thans valt te overzien gaat het goed met haar - volgt uit ervaringsregels dat er voor [minderjarige] wel degelijk sprake is van een ernstige bedreiging van haar sociaal-emotionele ontwikkeling.
Uit het rapport van de raad blijkt dat de moeder, mogelijk onbewust, in haar non-verbale communicatie en houding richting [minderjarige] veel negatieve emoties uitstraalt over de vader.
In de tussen de ouders aanhangige gezags- en omgangszaak heeft de rechtbank de ouders verwezen naar hulpverlening in het kader van het uniform hulpaanbod. Na aanvankelijk te hebben ingestemd, heeft de moeder in een later stadium te kennen gegeven niet open te staan voor een traject samen met de vader.
Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de moeder verklaard dat zij pas gezamenlijke oudergesprekken met de vader wil voeren wanneer de vader aan zijn eigen problematiek gewerkt heeft.
Het hof is van oordeel dat deze houding van de moeder duidelijk maakt dat zij niet intrinsiek gemotiveerd is om - onder de gegeven omstandigheden - met de vader te werken aan contactherstel tussen [minderjarige] en de vader. Voor [minderjarige] betekent dit - gegeven haar hardnekkige weigering om met de vader contact te hebben - dat zij vanuit haar hechtingsontwikkeling, die zij (alleen) met de moeder doormaakt, een copingstijl laat zien die voor haar sociaal-emotionele ontwikkeling een ernstige bedreiging inhoudt. Zij wijst haar vader af op een grondslag die niet is gebaseerd op eigen ervaringen met hem.
Daarbij heeft het hof ernstige zorgen over de identiteitsontwikkeling van [minderjarige] , aangezien het ontbreken van contact tussen [minderjarige] en de vader schadelijk is voor het verloop van een adequate ontwikkeling. Zolang er geen contact met de vader tot stand komt, bestaat het risico dat zich bij [minderjarige] op latere leeftijd identiteitsproblemen zullen openbaren als gevolg van het ontbreken van dit contact. Het hof acht dit risico reëel. Ook dit levert een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [minderjarige] op. Dat [minderjarige] nu nog geen zorgelijke signalen laat zien, maakt dit niet anders.
Anders dan de moeder heeft betoogd, is naar het oordeel van het hof geen sprake van een zogenoemde omgangsondertoezichtstelling. Met de maatregel van de ondertoezichtstelling wordt immers niet in eerste instantie beoogd om contact tussen de vader en [minderjarige] tot stand te brengen. De maatregel is gerechtvaardigd door de ernstig bedreigde ontwikkeling van [minderjarige] . Er dient daarom hulpverlening voor [minderjarige] en voor de ouders te komen.
De GI heeft inmiddels systeemtherapie ingezet. Het hof deelt niet het standpunt van de moeder dat het vrijwillig kader afdoende is om de zorgen over [minderjarige] weg te nemen. De moeder is niet intrinsiek gemotiveerd voor hulp zoals hiervoor overwogen.
De vader heeft geen vertrouwen in een vrijwillig kader. Hij heeft tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat hij gezien de voorgeschiedenis bang is dat zonder een ondertoezichtstelling de noodzakelijke hulpverlening niet van de grond komt.
Voor aanhouding van de behandeling van het verzoek van de raad zoals de moeder heeft verzocht ziet het hof geen aanleiding. Het verzoek van de moeder om de ondertoezichtstelling in duur te bekorten is niet onderbouwd en zal om die reden al worden afgewezen. Ook overigens ziet het hof hiervoor geen grond.