ECLI:NL:GHSHE:2020:2403

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
28 juli 2020
Publicatiedatum
28 juli 2020
Zaaknummer
200.214.799_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over vochtproblemen in woning en geschiktheid voor normaal gebruik

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Hertogenbosch werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee partijen over de geschiktheid van een woning voor normaal gebruik, in het bijzonder met betrekking tot vochtproblemen. De appellanten, die de woning op 11 maart 2015 hebben gekocht, stellen dat er bij de eigendomsoverdracht op 14 december 2014 al vochtproblemen aanwezig waren die het normale gebruik van de woning belemmerden. De geïntimeerden, de verkopers van de woning, betwisten dit en stellen dat zij nooit problemen met vocht hebben ervaren. Het hof heeft in eerdere tussenarresten bewijsopdrachten gegeven aan beide partijen om aan te tonen of er daadwerkelijk vochtproblemen waren en of deze problemen al bestonden ten tijde van de verkoop.

Tijdens de procedure zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder de vader van een van de appellanten, een makelaar, een architect, en verschillende vaklieden die betrokken waren bij de verbouwing van de woning. De getuigenverklaringen waren tegenstrijdig; terwijl sommige getuigen bevestigden dat er vochtproblemen waren, ontkenden anderen dit. Het hof heeft geconcludeerd dat de appellanten niet voldoende bewijs hebben geleverd dat de woning op het moment van de verkoop ongeschikt was voor normaal gebruik. Het hof oordeelt dat de vochtproblemen pas na de verbouwing zichtbaar werden en dat de verkopers niet verantwoordelijk zijn voor de gebreken die de appellanten na de aankoop hebben ontdekt. De vorderingen van de appellanten zijn afgewezen, en het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH

Team Handelsrecht
zaaknummer 200.214.799/01
arrest van 28 juli 2020
in de zaak van

1.[appellant] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[appellante] ,wonende te [woonplaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [appellanten c.s.] ,
advocaat: mr. M.M. van den Boomen te Herten,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,wonende te [woonplaats] ,

2.
[geïntimeerde 2] ,wonende te [woonplaats] ,
geïntimeerden in principaal hoger beroep,
appellanten in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep,
hierna aan te duiden als [geïntimeerden c.s.] ,
advocaat: mr. A.W.J.D. Ray-Engels te Roermond,
als vervolg op de door het hof gewezen tussenarresten van 7 augustus 2018 en 18 juni 2019 in het hoger beroep van het door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, onder zaaknummer C/03/216787 / HA ZA 16-91 gewezen vonnis van 11 januari 2017.

8.Het verloop van de procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenarrest van 18 juni 2019;
  • het proces-verbaal van het getuigenverhoor aan de zijde van [appellanten c.s.] van 19 november 2019;
  • het proces-verbaal van contra-enquête aan de zijde van [geïntimeerden c.s.] van 2 december 2019;
  • de memorie na enquête, tevens inbreng producties van [appellanten c.s.]
  • de antwoord-memorie na enquête, tevens inbreng productie van [geïntimeerden c.s.]
Het hof heeft daarna een datum voor arrest bepaald. Het hof doet recht op bovenvermelde stukken en de stukken van de eerste aanleg.

9. De verdere beoordeling

9.1.1. In het tussenarrest van 18 juni 2019 heeft het hof een opsomming gegeven van de relevante feiten en van de uitgangspunten bij de beoordeling van dit geschil.
Vervolgens heeft het hof in rov. 6.6.1. aangegeven dat om te kunnen beoordelen wie de gevolgen dient te dragen van het door [appellanten c.s.] gestelde vochtprobleem, allereerst moet komen vast te staan óf er een dergelijk vochtprobleem - dat het normale gebruik van de woning als woonhuis verhinderde - aanwezig was bij de eigendomsoverdracht aan [appellanten c.s.] op 11 maart 2015, nu dit door [geïntimeerden c.s.] gemotiveerd wordt betwist.
Daarbij gaf het hof aan dat [appellanten c.s.] hiervan de bewijslast dragen en dat als zij niet in dit bewijs slagen, hun vorderingen zullen worden afgewezen. Deze bewijsopdracht is in het dictum genummerd (1).
9.1.2. Vervolgens heeft het hof uiteengezet wat de te nemen stappen zullen zijn, indien [appellanten c.s.] wél in het onder (1) opgedragen bewijs zullen slagen. Allereerst geldt dat [appellanten c.s.] dan ook zullen moeten bewijzen dat er op 14 december 2014 een vochtprobleem was (bewijsopdracht 2). Als [appellanten c.s.] ook in dit bewijs zouden slagen, dienen [geïntimeerden c.s.] te bewijzen dat [appellanten c.s.] het probleem ten tijde van de aankoop hadden kunnen onderkennen (bewijsopdracht 4). Slagen zij daarin, dan zal de vordering van [appellanten c.s.] ook worden afgewezen. Slagen zij daar niet in, dan mogen [geïntimeerden c.s.] nog bewijzen dat het vochtprobleem bestreken wordt door de contractuele ouderdomsclausule, in welk geval de vorderingen van [appellanten c.s.] eveneens zullen worden afgewezen (bewijsopdracht 5). Ten slotte, indien [geïntimeerden c.s.] wel zouden slagen in bewijsopdracht 4, dan kunnen [appellanten c.s.] nog bewijzen dat [geïntimeerden c.s.] op de hoogte waren van de vochtproblemen, maar daarover hun spreekplicht hebben geschonden (bewijsopdracht 3). In dat laatste geval worden de vorderingen van [appellanten c.s.] toegewezen.
Uit een oogpunt van proceseconomie zijn alle in dit verband aan beide partijen (mogelijk) te geven bewijsopdrachten in het dictum reeds verstrekt. De aan [appellanten c.s.] nader gegeven bewijsopdrachten zijn genummerd (2) en (3) en die aan [geïntimeerden c.s.] zijn genummerd (4) en (5).
9.1.3. Na overleg met partijen zijn de voorgedragen getuigen, zowel in enquête als in contra-enquête, slechts bevraagd over de bewijsopdrachten aan [appellanten c.s.] , genummerd (1) en (2), en zijn de overige bewijsopdrachten aangehouden.
9.1.4. Ter uitvoering van de bewijsopdrachten (1) en (2) hebben [appellanten c.s.] in enquête doen horen [de vader van appellante 2] , vader van appellante sub 2; [de makelaar] , makelaar; [de architect] , architect; [de timmerman] , timmerman; [de elektricien] , elektricien en [de loodgieter] , loodgieter. In contra-enquête hebben [geïntimeerden c.s.] zichzelf doen horen.
Bewijsopdracht 1: de getuigenverklaringen
9.2.1. Getuige [de vader van appellante 2] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Ik ben met mijn dochter en schoonzoon gaan kijken naar het huis voordat ze het huis aankochten. (..) Net voor ze naar de notaris gingen (op dezelfde dag of de dag ervoor, dat weet ik niet meer precies, in ieder geval voor de oplevering) ben ik er ook nog een keer geweest. Na het transport bij de notaris was ik er bijna elke dag. (..)
U vraagt of ik ’s ochtends voor het transport er nog geweest ben. Dat weet ik niet meer. Ik denk het wel. Ik weet het niet zeker. Nee, nee ik was er toen niet bij.
U vraagt of ik ’s middags op die dag nog mee geweest ben naar de woning. Ik zou het echt niet weten.
De eerste keer dat ik in het lege huis kwam, vond ik het donker, kil en vochtig. Dat moet ongetwijfeld kort na de aankoop zijn geweest, want we zijn gelijk begonnen met breken en ik hielp mee met de werkzaamheden. Als een huis goed gestookt is en geventileerd, dan ruik je niks, maar dit huis rook vochtig. De meubels waren eruit en aan de rechterkant waar nu de woonkamer/keuken is, was toen een soort badkamer en de muren waren helemaal nat aan de onderkant. Heel die muren waren vochtig. Ik rook het en ik zag een verkleuring op het stucwerk, het stucwerk was groen, een bacterie of alg die ontstaat door vocht. Ik zei tegen mijn dochter ‘wat heb je nu gekocht, je hebt een kat in de zak gekocht’.
9.2.2. Getuige [de makelaar] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

U vraagt of ik aanwezig ben geweest bij de oplevering/eindinspectie. Ik ben daar altijd bij, maar over deze specifieke oplevering herinner ik me alleen dat het vroeg moest. Die oplevering gaat eigenlijk altijd relatief snel, het is een formaliteit, je neemt de meterstand op, je maakt de ronde door het pand en partijen praten wat met elkaar. Ik heb er dus geen specifieke herinneringen aan, er waren dan dus ook geen bijzonderheden, althans niet dat ik weet. (..)
Snel na het transport werd ik gebeld dat er problemen waren. Misschien was dat al wel de volgende dag. Van dat telefoongesprek met mevrouw [appellante] herinner ik me alleen nog dat zij zei dat er vochtproblemen waren en of ik kon komen kijken. En toen ben ik gaan kijken. Ik heb in de tussenruimte vlekken op de muur gezien, geelachtige vlekken. U vraagt mij of ik die toen voor het eerst zag. Ik denk het wel. Mijn gevoel was dat het allemaal niet zo schokkend was, dat idee had ik toen niet. Zoiets moet altijd verder uitgezocht worden, maar dat doe ik niet zelf.
Het is lastig om een onderscheid te maken tussen wat ik gelezen heb in de documenten en mijn echte eigen herinneringen. Wat ik weet is dat het de dag na de oplevering was en dat er volgens mij ook iets was met een stalen balk, maar of die toen al blootlag weet ik niet. Dat zal wel later zijn geweest. Mijn bezoek toen duurde ook niet zo lang. Ik ga ervan uit dat ik [geïntimeerde 1] daarna heb gebeld, maar dat kan ik me niet herinneren. Ik kan me niet herinneren dat er iets was met de vloer, wel herinner ik me die wand. U vraagt of ik toen nog andere waarnemingen heb gedaan. Ik denk dat ik aan de rechter zijgevel op het hoekje van de woonkamer/kelder iets op het stucwerk heb gezien, meer niet. Ik kan me niet herinneren dat het vochtig rook, ook niet tijdens de bezichtigingen. Die ruimte werd als zitkamer gebruikt. Wel moet ik zeggen dat ik slecht ruik. (..)
Mr. van den Boomen vraagt of die kwestie met de balk ook te maken had met het vochtprobleem. Dat weet ik niet meer, bij de verkoop was de balk omtimmerd. Maar waarom moest ik dan kijken naar de balk vraagt mr. van den Boomen. Dat was vanwege de relatie met het vochtprobleem. (..)
Ik ga ervan uit dat ik gevraagd ben om nog eens naar die balk te kijken. Ik ga niet uit mezelf terug. Dus moet er een probleem zijn geweest bij [appellanten c.s.] waarom ik door hen gevraagd ben om nog eens te kijken.”
9.2.3. Getuige [de architect] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Uit mijn agenda heb ik gehaald dat ik vóór de aankoop van de woning er twee keer ben geweest, op 19 januari en 11 februari 2015.
De eerste keer was ik er in mijn herinnering met een hele groep, mevrouw [appellante] was erbij, ik meen de makelaar en verder weet ik het niet meer. Ik was er om in te meten. Het huis was nog bewoond.
De tweede keer was ik alleen en mevrouw [geïntimeerde 2] was er om mij binnen te laten, het huis was leeg en opgeruimd. Ik kwam weer om in te meten. Ik kon dat ook allemaal terugzien aan de foto’s die ik gemaakt heb. Er stond een stofzuiger en misschien nog een doos of zoiets in de gang. Het huis was nagenoeg leeg.
Ik heb geen vochtprobleem waargenomen. Op de foto’s van het interieur die ik gemaakt heb is dat ook niet terug te zien. (..)
U vraagt mij wat ik mij kan herinneren van de muren en de vloeren. De muren en de vloeren zagen er netjes uit, dat is meestal zo als een huis wordt verkocht. U vraagt of ik hier nog iets aan toe te voegen heb wat betreft waarnemingen, maar dat is niet zo. (..)
Mr. van den Boomen vraagt mij of mij tijdens de tweede bezichtiging iets is opgevallen in het huis. Het enige is dat het koud was, het was een koude periode en het was in het huis ook erg koud. Mevrouw [geïntimeerde 2] was aan het opruimen en zij vertelde mij dat de ramen open waren gezet om te luchten.
Ik heb pas in een later stadium van het vochtprobleem gehoord. Wij hadden een constructeur opdracht gegeven en die had een aantal mankementen geconstateerd. Een aantal balken moest vervangen worden vertelde hij mij. Zelf ben ik pas veel later weer op de bouw geweest. Op de vraag waarom die balk vervangen moest worden antwoord ik dat mij door de constructeur is verteld dat de integriteit van de balk door vocht was aangetast. Nu u dit dicteert, corrigeer ik dit: het gaat niet om de hele balk, maar alleen de oplegging. Oplegging wil zeggen: daar waar de balk op de wand ligt. Dat was aan één zijde, bij de rechterbuitengevel, daar was het staal van de balk aangetast. (..)
Mr. Ray-Engels vraagt mij wanneer de constructeur mij de informatie over de balk gaf. Ik kijk in mijn aantekeningen en ik zie dat uit mijn agenda blijkt dat de constructeur, [de constructeur] , daar op 31 maart is geweest. Hij heeft het mij telefonisch gemeld, maar of dat kort na dit bezoek of kort na zijn volgende bezoek weet ik niet meer.”
9.2.4. Getuige [de timmerman] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Ik werkte toen bij Hermetico als projectleider/voorman op het project van [appellant] . Ik werk nog steeds bij Hermetico. (..)
Ik ben daar voor het eerst geweest in maart/april 2015, het huis stond toen leeg. (..)
Daarna gingen we werken in het achterhuis beneden en daar moesten we een nieuwe trap maken, nieuwe plafonds en daar kwam meer werk bij vanwege het vocht. We hebben gewerkt van maart tot en met november. Ik weet niet wanneer we aan dat benedenhuis begonnen zijn. We zijn begonnen in het achterste gedeelte waar de keuken moest komen en daar hebben we doorvoeren in de muur gemaakt en toen ontdekten we dat die muur vochtig was. Ik heb dat zelf gezien. Daarna heb ik ook vochtige plekken gezien bij de raamkozijnen. Ook in het middengedeelte (eetkamer/speelkamer) tussen het voorhuis en de keuken zag ik vochtplekken in de muren en de zijgevel waar de kozijnen zaten. U toont mij een tekening (productie 11 eerste aanleg [geïntimeerde 1] ) en ik wijs als vochtige plekken aan de rechterzijgevel tussen de badkamer en de hoek (in de hobbyruimte) én de rechterzijgevel van de eetkamer/speelkamer in zijn geheel. Als er vochtplekken zitten worden muren gelig en daarna gaan ze schimmelen. In dit geval heb ik in eerste instantie geen vochtplekken gezien, maar zag ik die pas tijdens de verbouwing. Wat ik bedoel is dat ze niet zichtbaar waren, ik zag niks, maar toen we gingen verbouwen (breken) kwamen we erachter.
U vraagt of er iets was met de vloeren, maar dat weet ik niet. (..)
Wij hebben de voorzetwanden gesloopt waardoor te zien was wat er aan de hand was, toen zagen we ook dat de balken vervangen moesten worden, omdat ze aangetast waren. We hebben nieuwe voorzetwanden en nieuwe balken geplaatst. Toen we gingen breken zagen we dat de spouw volgeduwd was met rotzooi, er zat van alles in: oude plafondplaten van systeemplafonds en vooral veel puin en dat was vochtig.”
9.2.5. Getuige [de elektricien] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Ik denk dat de eerste keer dat ik daar kwam zeer kort na de verkoop was, misschien zelfs wel de volgende dag. De verbouwing was nog niet bezig. Ik kwam daar voor een opname en prijsofferte. Het huis was leeg, ik heb bij die opname niets gemerkt van vochtproblemen. (..)
Ik heb de installatie dus afgekoppeld en er was een gedeelte waar voorzetwanden hadden gestaan, die waren afgebroken en in die wanden zaten verroeste stopcontacten. Je zag dat de metalen delen waren aangetast door roest en verkleurd waren. In die ruimte rook ik het ook, vocht ruik je op zich wel en het rook vochtig. (..)
In principe is dat inderdaad niet veilig, vocht in elektra is nooit veilig, ik zeg niet dat het al een probleem was, maar dat kan het wel worden. Uiteindelijk bestaat er een kans op kortsluiting.
Op de vraag of de aantasting recent was antwoord ik dat het altijd even duurt voor iets gaat roesten, die roest zat er al een langere periode, minimaal een jaar of zoiets. (..)
9.2.6. Getuige [de loodgieter] heeft over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Ik ben de allereerste keer door het hele pand heengelopen en aan de hand van bouwtekeningen heb ik gekeken wat de wensen waren en heb ik een offerte uitgebracht aan [appellant] . Het pand stond leeg. Op dat moment heb ik niets gemerkt van vocht. Ik heb pas iets gemerkt van vocht toen de aannemer startte met het neerhalen van bepaalde wanden. Toen zag ik dat één wand verzadigd was van vocht. Het ging hier om (vanaf de gasmeter gezien) de rechterbuitenwand. Die wand was verzadigd en alles wat daarachter zat aan leidingen voor gas, water en elektra was aangetast door vocht. Ik herinner me dat ze één wand eruit moesten halen om de indeling aan te passen en dat toen aan de orde kwam dat die andere wand verzadigd was. Er kwam ergens vocht vandaan en dat zat er dus in. Wij hebben de gas- en waterleidingen eruit moeten halen en die hebben we vervangen. Met aangetast bedoel ik dat het ijzer was verroest en het koper ook gecorrodeerd (putcorrosie) was. Het was niet verantwoord om die te laten zitten. Ik begon het ook te ruiken toen die stukken wand eruit gehaald waren. (..)
Mr. Ray-Engels vraagt mij of ik vochtplekken op de wanden heb gezien toen ik voor de eerste keer in de woning kwam. Ik heb niks gezien, maar ik kijk daar ook niet naar, het is niet mijn discipline om daar een oordeel over te geven.”
9.3.1. In contra-enquête heeft [geïntimeerde 1] over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Wij hebben nooit last gehad van vocht. De hobbyruimte gebruikten wij niet zo veel, die douche werd maar incidenteel gebruikt. In de speelkamer waren wij zoals ik zei meestal en daar hebben wij nooit last van vocht gehad. (..)
Ongeveer een week nadat we bij de notaris waren geweest, heb ik een e-mail gekregen van [appellant] dat zij last hadden van vocht en andere problemen. Dat bericht is ook aangetekend naar ons gezonden. Na ontvangst van de e-mail heb ik voorgesteld om te gaan kijken. Ik ben vrij snel daarna daar geweest en volgens [appellant] waren er vier punten die niet goed waren. (..)

3 Er zat een vochtblaasje in de zitkamer in de hoek van de rechterzijgevel met de speelkamer. Dat vochtblaasje zat er al toen wij het huis kochten en is nooit groter of kleiner geworden. Ik heb voorgesteld om het te laten stuken op mijn kosten of om de kosten daarvan te betalen. Nu u dit dicteert vul ik aan dat ik het bedrag heb genoemd dat het volgens mij zou gaan kosten, een paar honderd euro hooguit. Mevrouw [appellante] zei dat het vele duizenden euro’s zou zijn.

4 In de speelkamer in de rechterhoek was de vloer eruit gehaald, dat wil zeggen het laminaat en het tapijt waren weg, en daar zag je een vochtige plek van ongeveer 20 centimeter. Ik kon het niet goed zien, het was einde dag en schemerig. Die vloer was van beton. Ik heb gezegd dat dit kon komen doordat er aan die kant geen regengoot zat (dat heb ik naderhand ook nog geschreven).

Het plafond van de speelkamer lag er al uit en de omkisting van de balk was eraf. Het portiek aan de linkerkant was eruit en de wanden aan de linkerkant. Aan de wanden aan de rechterkant was bij mijn weten nog niets gedaan. Ik ben toen niet in de hobbyruimte of de zitkamer geweest. U vraagt naar de voorzetwanden. Die zaten er toen wij het huis kochten, ik noem dat Ytongwanden, ik heb het nooit voorzetwanden genoemd. Ik weet niet meer of die er toen nog zaten. (..)
  • Ik heb geen natte muren gezien.
  • Ik heb geen groene kleuren of gele vlekken waargenomen op de muren.
  • Wij hebben geen problemen gehad met kortsluiting.
  • De stopcontacten in de speelkamer werden intensief gebruikt, daar stond onze tv, muziekinstallatie, imac, al onze apparatuur stond daar en we hebben nooit kortsluiting gehad.
  • Ik heb daar nooit een vochtige geur geroken en ik heb nooit gehoord dat bezoek dat heeft geroken. De ramen in de speelkamer konden niet open, dat was een afspraak met de buurman die geen last wilde hebben van geluid. We konden daar dus niet ventileren en als het vochtig had geroken zouden we dat hebben moeten merken.
  • De bank stond tegen de rechterzijmuur en daar stond een tafel en een tv-meubel tegenaan. Onder de ramen stonden geen meubels. Bij de bezichtigingen was de zijmuur dus gedeeltelijk niet zichtbaar. (..)
Ik hoorde tijdens het getuigenverhoor de vorige keer tot mijn verbazing spreken over een gasleiding in de speelkamer. Volgens mij zat daar geen gasleiding, althans ik weet daar niks van, althans het lijkt me onlogisch. Toen wij het huis kochten zat er één cv ketel op de eerste verdieping in de berging aan de linkerkant. Dat was onvoldoende om het huis te verwarmen en wij hebben een cv ketel bijgeplaatst op de eerste verdieping in de bergkast aan de linkerhoek bij mijn kantoor. De gasleiding kwam van de begane grond, de zitkamer in de rechterhoek, en ging daar omhoog naar de bestaande cv ketel. Vandaar hebben wij een flexibele gasleiding aan laten leggen tussen de twee cv ketels.
Wij hebben isolerende maatregelen genomen toen wij in het huis kwamen, namelijk hebben wij steroleenkorrels in de muren laten spuiten. De aannemer vertelde ons toen dat dat niet kon bij de muren van de speelkamer, daar zat een andere steen dan de rest (een dikke veldbrandsteen). Die aannemer heeft verder niets gezegd over de rechterzijgevel. Ik heb over de isolatie met [appellant] gesproken en hen de factuur overhandigd.
Ik heb niets gezien bij de omkisting van de balken wat op vocht zou duiden, die omkisting was van gips en roestdoorslag zie je direct. Hetzelfde geldt voor de spotjes in het plafond, daar zou ik kringen ook direct hebben gezien. Die spotjes verlichtten de balken zodat die ook goed zichtbaar waren.
Toen wij verhuisden, heb ik geen vochtige geur geroken, het huis heeft een maand leeggestaan met de verwarming op minimaal. Op 11 maart 2015 heb ik ook niets gezien of geroken van vocht.”
9.3.2. In contra-enquête heeft [appellant] over bewijsopdracht 1 onder meer verklaard:

Ik heb nooit iets gezien of geroken van vochtproblemen. De zitkamer gebruikten wij vooral voor feestjes en visite, de middelste, de speelkamer gebruikten wij het meest intensief als woonkamer voor het hele gezin. De tv stond daar, de computer enzovoorts. De hoekbank stond tegen de muur aan. (..)
Na het besluit tot de koop is mevrouw [appellante] zo’n keer of zes/zeven in de woning geweest. Ik herinner me dat zij is geweest met een bouwkundig adviseur, met een taxateur, met iemand die over de isolatie sprak en zij is een keer geweest om te praten over het overnemen van zaken. Één keer was zij er met een aannemer die ik ken ( [een aannemer] ) en twee andere heren die ik niet ken. De architect is twee keer geweest, de eerste keer was hij erbij, maar toen wist ik niet dat hij de architect was en de tweede keer was ik alleen thuis. Dat was op 11 februari 2015 (die datum weet ik zo precies, omdat ik die bij het vorige verhoor heb gehoord). Mijn dochter was er ook bij en zij speelde buiten. Daarom had ik de ramen aan de voorzijde open, om haar in de gaten te houden. Aan de achterzijde kunnen de ramen niet open, dat zijn vaste ramen. De architect zat op de grond met zijn tekeningen om daar de maten op te schrijven, daarom weet ik dat het huis leeg was, want er was zelfs geen tafel meer.
Op 11 maart 2015 was het heel vroeg toen we door het huis gingen, dat is heel snel gedaan en daarna gingen we naar de notaris. In april ben ik met mijn dochter in het pand geweest om post op te halen, het huis was toen helemaal gestript. (..)
Toen de architect kwam, zat hij op de grond in de speelkamer.
Wij hebben het huis voor het laatst geschilderd toen wij het in de verkoop hebben genomen in 2011/2012.
Ik heb nooit gezien:
  • Geelachtige vlekken
  • Groenachtige (met algen) plekken
  • Natte of vochtige muur
Ik heb nooit een bedwelmende of vochtige lucht geroken.
Ik heb nooit iets gezien van vocht bij de balken. Wij hebben nooit kortsluiting gehad, de ruimte werd intensief gebruikt en de televisie was aangesloten op een stopcontact in de rechterbuitenmuur. Als die kortsluiting zou hebben gehad, had ik het geweten.(..)
Toen wij verhuisden, heb ik niets gemerkt van vocht. Op 11 maart heb ik niets gezien van bolling van het laminaat.
Mr. Ray-Engels vraagt mij of ik bekend ben met de gasleiding in de rechterzijgevel. Nee dat is niet zo, maar volgens mij was die er ook niet.”
Bewijsopdracht 2: de getuigenverklaringen
9.4.1. Een groot deel van de hierboven geciteerde getuigenverklaringen ziet ook op bewijsopdracht 2 en zal ook bij de waardering daarvan worden meegenomen. Specifiek over de situatie ten tijde van de aankoop op 14 december 2014 hebben de volgende getuigen nog verklaard.
Getuige [de vader van appellante 2] :

Ik ben met mijn dochter en schoonzoon gaan kijken naar het huis voordat ze het huis aankochten. Wij hebben toen een bezichtiging gedaan. Ik weet niet meer precies wanneer dat was, ik weet alleen nog dat het een druilerige dag was zoals vandaag. (..)
De eerste keer dat ik er kwam woonde de familie [geïntimeerden c.s.] er nog. Ik zag veel donkere hokjes en verder is me niks opgevallen. Wij zijn door de woonvertrekken en werkvertrekken gelopen en niet op de zolder geweest.
De tweede keer was ik in een paar minuten erin en eruit. Ik meen dat [geïntimeerde 1] er toen nog woonde. (..)
Maar ik had echt niks gezien die eerste keer, wel rook het toen al bedwelmend en vochtig, maar er stonden meubels en die kun je moeilijk van de muur aftrekken, dat doe je niet.”
Getuige [de makelaar] :

De bezichtigingen met [appellant] herinner ik me niet, wel weet ik nog dat het verkooptraject een tijdje stil heeft gelegen, toen weer is opgepakt en dat er in december een afronding was met levering in maart. U vraagt of ik rond de koop in december in de woning ben geweest. Dat weet ik niet meer, die bezichtiging was eerder en het enige wat ik me nog herinner is dat er nog wat dingetjes moesten worden afgerond met name met de buurman. Nu u dit dicteert, herinner ik mij dat ik ook de technische keuring niet heb gedaan, dat deed een collega van mij. Ik denk dat ik na de bezichtiging een tijdje buiten beeld ben geweest (..)”.
9.4.2. In contra-enquête is niet specifiek over bewijsopdracht 2 verklaard.
Bewijswaardering: aanwezigheid vochtprobleem
9.5.1. Alle bijgebrachte bewijs in onderlinge samenhang beschouwd, is het hof van oordeel dat in de door [geïntimeerden c.s.] aan [appellanten c.s.] verkochte woning een zeker vochtprobleem bestond. Het hof neemt daarbij in ogenschouw, naast de eigen verklaringen van [appellanten c.s.] in eerste aanleg en ter gelegenheid van het pleidooi (die evenwel niet onder ede bevestigd zijn), de offerte van Hermetico en haar schriftelijke verklaringen (tussenarrest rov. 6.1. onder xx, xxiii, xxiv en xxv). Door met name de bij Hermetico werkzame getuige [de timmerman] , de voorman/projectleider van het werk, is de in deze verklaringen genoemde aanwezigheid van vocht in de woning bevestigd (“
toen ontdekten we dat die muur vochtig was. Ik heb dat zelf gezien. Daarna heb ik ook vochtige plekken gezien bij de raamkozijnen. Ook in het middengedeelte (eetkamer/speelkamer) tussen het voorhuis en de keuken zag ik vochtplekken in de muren en de zijgevel waar de kozijnen zaten.”).
De metingen die door [Vochttechniek] Vochttechniek zijn uitgevoerd suggereerden ook reeds de mogelijke aanwezigheid van vocht (rov. 6.1. onder xix).
9.5.2. De getuigen [de elektricien] (“
er was een gedeelte waar voorzetwanden hadden gestaan, die waren afgebroken en in die wanden zaten verroeste stopcontacten. Je zag dat de metalen delen waren aangetast door roest en verkleurd waren. In die ruimte rook ik het ook, vocht ruik je op zich wel en het rook vochtig”)en [de loodgieter]
(“toen zag ik dat één wand verzadigd was van vocht. (..) Die wand was verzadigd en alles wat daarachter zat aan leidingen voor gas, water en elektra was aangetast door vocht. (..) Er kwam ergens vocht vandaan en dat zat er dus in. (..) Ik begon het ook te ruiken toen die stukken wand eruit gehaald waren”)hebben met hun verklaringen de aanwezigheid van vocht in de woning onderschreven.
Het feit dat deze getuigen elkaar zouden kennen en mogelijk vriendschappelijke relaties onderling zouden hebben, doet naar het oordeel van het hof niet af aan de betrouwbaarheid van hun verklaringen. Getuige [de architect] heeft zelf geen vochtplekken gezien (het hof komt daar nog op terug), maar heeft wel verklaard dat constructeur [de constructeur] hem had meegedeeld dat de integriteit van de oplegger van een stalen balk door vocht was aangetast.
9.5.3. Uit de verklaringen van deze getuigen leidt het hof af dat het vochtprobleem al van oudere datum was. Het hof verwijst naar de verklaringen van de getuige [de elektricien] : “
Op de vraag of de aantasting recent was antwoord ik dat het altijd even duurt voor iets gaat roesten, die roest zat er al een langere periode, minimaal een jaar of zoiets.”en de getuige [de loodgieter] : “
Met aangetast bedoel ik dat het ijzer was verroest en het koper ook gecorrodeerd (putcorrosie) was”.
Daarbij vertelde de getuige [de timmerman] over wat naar zijn mening de oorzaak (c.q. een van de oorzaken) van het vochtprobleem was: “
(..) Toen we gingen breken zagen we dat de spouw volgeduwd was met rotzooi, er zat van alles in: oude plafondplaten van systeemplafonds en vooral veel puin en dat was vochtig.” Gecombineerd met de vaker herhaalde stelling van [geïntimeerden c.s.] dat zij niet structureel verbouwd hebben aan de muren, oordeelt het hof dat het vochtprobleem niet iets van de laatste maanden (na de koop, maar) voor de levering was.
Dit wordt bevestigd door de verklaring van de taxateur [de taxateur] (rov. 6.1 onder vii) die aan [appellanten c.s.] schreef “
Lijkt mij als bouwkundige een ouder probleem. Helemaal als er voorzetwanden geplaatst zijn”, en de verklaring van [Vochttechniek] van 20 november 2015, dat het optrekkend vocht al geruime tijd aanwezig was.).
9.5.4. De conclusie is dat [appellanten c.s.] hebben bewezen dát er een vochtprobleem in de woning was, toen zij die kochten op 14 december 2014 en toen zij daarvan eigenaar werden op 11 maart 2015. De stelling van [geïntimeerden c.s.] dat zij daarvan nooit iets hebben gemerkt, weerspreekt op zichzelf deze constatering niet.
Het hof zal hierna ingaan op de aard en omvang van het vochtprobleem en op de vraag of ook is komen vast te staan dat het vochtprobleem op het moment van de levering in de weg stond aan een normaal gebruik van de woning.
Bewijswaardering: aard en omvang vochtprobleem
9.6.1. Aan [appellanten c.s.] was eveneens te bewijzen opgedragen wat de aard en de omvang van het vochtprobleem was op de respectieve data 11 maart 2015 en 14 december 2014.
[appellanten c.s.] hebben gesteld dat zij toen ernstige vochtproblemen hebben ondervonden in/aan de vloeren en de muren, die aan een normaal gebruik van de woning als woonhuis in de weg stonden. Ten bewijze hiervan hadden zij reeds de in het tussenarrest in rov. 6.1. onder xix-xxv genoemde stukken bijgebracht. Daarnaast hebben zij getuigen hierover doen horen.
9.6.2. Ter gelegenheid van het pleidooi heeft appellante sub 2, [appellante] , onder meer verklaard: “
Na de notaris zijn wij meteen in de woning geweest. (..) De hele muur was kletsnat en geel uitgeslagen. Het gaat dan om de rechtergevel, de tweede en derde ruimte. Bij de derde ruimte waren alleen tegels en daar zie je bij het bovenste stuk dat de tegels half los lieten. Meerdere mensen hebben gezien dat de tegels bol stonden en dat de muren kletsnat waren.” In de memorie van grieven hebben [appellanten c.s.] ook gesteld dat het laminaat op de vloer bol stond.
[de vader van appellante 2] heeft als getuige gehoord verklaard dat hij op of kort na de eigendomsoverdracht in de woning is geweest: “
de muren waren helemaal nat aan de onderkant. Heel die muren waren vochtig. Ik rook het en ik zag een verkleuring op het stucwerk, het stucwerk was groen, een bacterie of alg die ontstaat door vocht.”
9.6.3. Dit alles wordt tegengesproken door de verklaringen van de onder ede gehoorde getuigen [de architect] , [de timmerman] , [de elektricien] en [de loodgieter] . De getuige [de timmerman] verklaarde: “
In dit geval heb ik in eerste instantie geen vochtplekken gezien, maar zag ik die pas tijdens de verbouwing. Wat ik bedoel is dat ze niet zichtbaar waren, ik zag niks, maar toen we gingen verbouwen (breken) kwamen we erachter. U vraagt of er iets was met de vloeren, maar dat weet ik niet. (..)”,de getuige [de elektricien] verklaarde:
“Ik denk dat de eerste keer dat ik daar kwam zeer kort na de verkoop was, misschien zelfs wel de volgende dag. De verbouwing was nog niet bezig. (..). Het huis was leeg, ik heb bij die opname niets gemerkt van vochtproblemen”,en de getuige [de loodgieter] verklaarde:
“Het pand stond leeg. Op dat moment heb ik niets gemerkt van vocht. Ik heb pas iets gemerkt van vocht toen de aannemer startte met het neerhalen van bepaalde wanden.”
Getuige [de architect] heeft verklaard dat hij enige weken vóór het transport, zittend op de vloer, bezig was met zijn ontwerptekeningen: “
Ik heb geen vochtprobleem waargenomen. Op de foto’s van het interieur die ik gemaakt heb is dat ook niet terug te zien. (..) U vraagt mij wat ik mij kan herinneren van de muren en de vloeren. De muren en de vloeren zagen er netjes uit, dat is meestal zo als een huis wordt verkocht. U vraagt of ik hier nog iets aan toe te voegen heb wat betreft waarnemingen, maar dat is niet zo.”
Tenslotte verklaarde verkoopmakelaar [de makelaar] dat hij zich niets herinnert van bijzonderheden bij de oplevering van de woning.
9.6.4. Door [geïntimeerde 1] en [appellant] is, als getuigen in contra-enquête gehoord, verklaard dat zij nooit iets hebben ervaren van vochtproblemen toen zij nog in het huis woonden. De kamer waar het grootste vochtprobleem was geconstateerd is door hun steeds intensief gebruikt en zij hebben daarbij nooit last gehad van vocht, stank, kortsluiting e.d., aldus hun verklaringen.
9.6.5. Het hof is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat vast staat dat de aanwezige vochtproblemen niet konden worden waargenomen (gezien en geroken) vóórdat er in de woning werd gesloopt en (onder meer) de voorzetwanden waren verwijderd, ten behoeve van de door [appellanten c.s.] gepleegde - ingrijpende - verbouwing.
9.6.6. Het voorgaande leidt het hof ook tot het oordeel dat er getwijfeld moet worden aan het waarheidsgehalte van de verklaring van [appellante] tijdens het pleidooi en aan de betrouwbaarheid van de verklaring van de getuige [de vader van appellante 2] , nu alle betrokken werklieden hebben verklaard dat het vochtprobleem door hen niet was onderkend toen er nog niet werd verbouwd, er nog niet was gesloopt en de voorzetwanden nog op hun plaats stonden; geen van allen hebben zij vochtige muren, muren waar het vocht van af droop en die geel c.q. groen waren, of bolle, loslatende, tegels of vloeren gezien. Het hof zal daarom behoedzaam zijn bij het gebruik van (onder meer) de verklaring van [de vader van appellante 2] .
9.7.1. Ten aanzien van de omvang van het vochtprobleem overweegt het hof verder als volgt. In hun brief aan [geïntimeerden c.s.] van 18 maart 2015 hadden [appellanten c.s.] geschreven dat de ondervloer nat was en bol van het vocht. Bij de comparitie van partijen heeft [appellante] gesproken over laminaat dat nat was aan de onderkant. Geen van de op dit punt in enquête bevraagde getuigen heeft evenwel verklaard over vochtproblemen in of aan de vloeren van de woning, zowel vóór als tijdens de werkzaamheden. [geïntimeerde 1] heeft in contra-enquête verklaard dat onder het weggehaalde laminaat en tapijt op de betonnen vloer een vochtige plek van ongeveer 20 centimeter was, maar dat hij dit niet goed kon zien. Eerder, bij pleidooi, sprak hij van “iets zwarts”. Nader, voldoende betrouwbaar, bewijs over vochtproblemen met de vloer is niet bijgebracht. In verband met de bewijskracht van de verklaring van de getuige [de vader van appellante 2] , die mede betrekking heeft op de vloer, verwijst het hof naar het voorgaande. [appellanten c.s.] hebben zichzelf niet als getuigen doen horen om op dit punt opheldering te verschaffen.
Ook de voorafgaand aan de verbouwing door [Vochttechniek] gedane vochtmeting en de offerte en de verklaringen van Hermetico reppen niet van vochtproblemen in de vloeren.
9.7.2. Het hof oordeelt daarom dat door [appellanten c.s.] niet is bewezen dat vochtproblemen op of aan de vloer van de woning bestonden op 11 maart 2015 of op 14 december 2014.
9.8.1. De vochtproblemen in de wanden manifesteerden zich volgens [appellanten c.s.] (cvp 1e aanleg) aan de rechterbuitenmuur in de hobbykamer, in de eetkamer/speelkamer en het eerste stuk van de buitenmuur (tot aan de trap) van de woonkamer. Daarnaast was er een probleem met de binnenmuur tussen de hobbykamer en de speelkamer, aldus [appellanten c.s.]
9.8.2. In verband met de ernst van deze problemen overweegt het hof als volgt.
Het eerste onderzoek naar (mogelijke) vochtproblemen in de woning is door [Vochttechniek] gedaan (zie rov. 6.1. onder xix). In het desbetreffende rapport valt te lezen dat vrijwel alle muren met voorzetwanden bekleed zijn en dat dit veelal duidt op de aanwezigheid van vocht. Het hof acht dit een nogal speculatieve opmerking, die ook niet nader is onderbouwd, nu [Vochttechniek] bij de voorzetwanden geen eenduidige vochtmetingen heeft kunnen uitvoeren. Die metingen tonen in de andere muren (door [Vochttechniek] – ondanks haar constatering dat vrijwel alle muren met voorzetwanden bekleed zijn – omschreven als “alle” muren) optrekkend vocht aan. De aard en de omvang daarvan blijken evenwel niet uit het rapport.
Hermetico, de aannemer die de verbouwing voor [appellanten c.s.] heeft uitgevoerd, heeft een afzonderlijke offerte (d.d. 28 april 2015) verstrekt voor het oplossen van het vochtprobleem in de woning (zie rov. 6.1. onder xx). Deze offerte is pas verstrekt nadat met de verbouwingswerkzaamheden was begonnen, zo blijkt uit de door [geïntimeerden c.s.] gemaakte (door [appellanten c.s.] onvoldoende weersproken) tijdlijnen. Uit die offerte (die sluit op een bedrag van € 53.120,- incl. BTW) zou kunnen worden opgemaakt dat volgens Hermetico sprake was van aanzienlijke vochtproblemen in de wanden. Datzelfde kan worden opgemaakt uit de overgelegde verklaringen van Hermetico (zie rov. 6.1. onder xxiii en xxiv). De inhoud van deze verklaringen is echter in tegenspraak met de verklaring van de getuige [de timmerman] , de projectleider van Hermetico. Immers, Hermetico verklaarde schriftelijk dat zij op 11 maart 2015 ernstige vochtproblemen constateerde, dat de binnenmuren vol schimmel zaten en dat alles bol stond van het vocht, terwijl dit door [de timmerman] allemaal niet is geconstateerd.
[Vochttechniek] heeft vochtproblemen gesuggereerd in haar rapport, maar niet verder onderbouwd. Wat Hermetico schriftelijk heeft verklaard stemt niet overeen met de getuigenverklaring van de uit haar onderneming afkomstige leidinggevende [de timmerman] . Om deze reden is het hof behoedzaam met het gebruik van het [Vochttechniek] -rapport en de schriftelijke verklaringen van Hermetico (evenals met het gebruik van de getuigenverklaring van [de vader van appellante 2] ).
9.8.3. Uit de verklaringen van de onder ede gehoorde getuigen leidt het hof af dat bij de verbouwing, waardoor de hele indeling van de benedenverdieping werd gewijzigd, de bestaande voorzetwanden werden gesloopt. De getuigen hebben alle verklaard over het slopen van deze voorzetwanden en de constatering dat de muren daarachter vochtig waren, maar uit hun verklaringen valt af te leiden dat het slopen van die wanden (en van de tussenmuur) al voorzien was in de verbouwplannen van [appellanten c.s.] Dat de voorzetwanden ook hadden moeten worden gesloopt als [appellanten c.s.] niet, of minder ingrijpend, zouden hebben verbouwd, is niet vast komen te staan. De voorzetwanden zijn hoe dan ook niet gesloopt vanwege het zich daarachter bevindende vochtprobleem, want, zoals hiervoor (zie rov. 9.6.5.) bleek, neemt het hof als vaststaand aan dat het vochtprobleem pas na de sloop van de voorzetwanden is waargenomen.
De getuige [de loodgieter] heeft verklaard dat hij aangetaste gas-en waterleidingen heeft vervangen. In hoeverre dat vervangen in het kader van de geplande verbouwing ook zou zijn gebeurd als er geen vochtaantasting was, is niet duidelijk geworden.
De getuige [de timmerman] verklaarde over het vervangen van balken (meervoud) omdat deze waren aangetast, maar de getuige [de architect] heeft verklaard dat hij van de constructeur [de constructeur] (die zelf niet als getuige is gehoord) had gehoord dat de slechts de oplegging van een balk – de plaats waar de balk op de wand ligt – was aangetast door vocht. [de timmerman] verklaarde ook over vochtige plekken bij de raamkozijnen, bij de rechterzijgevel tussen de badkamer en de hoek (in de hobbyruimte) én de rechterzijgevel van de eetkamer/speelkamer in zijn geheel. Over de ernst van deze problemen heeft [de timmerman] niet verklaard en is ook verder niets komen vast te staan.
9.8.4. De slotconclusie is dat na c.q. door de verbouwing door [appellanten c.s.] een zeker vochtprobleem achter de voorzetwanden tevoorschijn is gekomen. Dat dit probleem de door [appellanten c.s.] gestelde omvang had, is niet vast komen te staan. Het hof recapituleert: geen vochtprobleem in verband met de vloeren (rov. 9.7.2.), geen vochtprobleem in de wanden dat vóór het slopen van de voorzetwanden waarneembaar was (rov. 9.6.5.), geen rechtstreekse relatie tussen het vochtprobleem en het slopen van de voorzetwanden (rov. 9.8.3.), en tot op heden voortdurende onduidelijkheid over de ernst van andere vochtklachten (rov. 9.8.3.-slot).
Ongeschikt voor normaal gebruik als woning?
9.9.1. De vraag die, ten slotte, beantwoord moet worden is of het vochtprobleem zoals in het voorgaande geconstateerd, maakte dat de woning ten tijde van de levering ervan aan [appellanten c.s.] ongeschikt was voor normaal gebruik als woonhuis (vgl. rov. 6.6.1.).
Het hof is van oordeel dat dit niet het geval is geweest en verwijst daartoe naar hetgeen in het voorgaande (samengevat in rov. 9.8.5.) is vast komen te staan omtrent plaats, aard, omvang en waarneembaarheid van het vochtprobleem in de woning. De plicht van [geïntimeerden c.s.] om op grond van artikel 6.3 van de koopakte in te staan voor de geschiktheid van de woning voor normaal gebruik als woonhuis omvatte niet de plicht om ervoor in te staan dat [appellanten c.s.] de woning ook probleemloos, op zelfgekozen wijze, konden verbouwen. [appellanten c.s.] hebben niets gesteld dat het hof op dit punt tot een ander oordeel kan leiden.
9.9.2. Het hof overweegt verder nog dat [geïntimeerden c.s.] gemotiveerd hebben aangevoerd dat zij de veelgenoemde voorzetwanden niet zelf hebben geplaatst en dat deze al aanwezig waren toen zij de woning betrokken. De stelling van [appellanten c.s.] , dat [geïntimeerden c.s.] de voorzetwanden zelf hebben geplaatst (al dan niet om een hen bekend vochtprobleem in de woning aan het zicht te onttrekken), acht het hof in het licht van de verklaringen van [geïntimeerden c.s.] hierover (en de overgelegde foto’s uit de brochure van de aankoop destijds door [geïntimeerden c.s.] van de woning) onvoldoende onderbouwd. [geïntimeerden c.s.] hebben als getuigen in contra-enquête gehoord gedetailleerd verklaard dat en waarom zij nooit vochtproblemen hebben ondervonden en altijd naar tevredenheid gebruik hebben gemaakt van de ruimtes waar [appellanten c.s.] later klachten over hadden. Deze verklaringen vinden bevestiging in hetgeen het hof hiervoor heeft vastgesteld omtrent plaats, aard, omvang en waarneembaarheid van het vochtprobleem in de woning.
Ten slotte wijst het hof erop dat in rov. 6.5.3. van het tussenarrest reeds werd vastgesteld dat [appellanten c.s.] met [geïntimeerden c.s.] niet hebben gesproken over het astma-probleem van hun zoon en de bijzondere eisen die dit stelt aan de door hen aan te kopen woning.
9.9.3. Wanneer het hof dit alles overziet, en de bewezen ernst van de (eerst) bij de verbouwing geconstateerde vochtgebreken in de woning in het licht van de gemotiveerde betwistingen door [geïntimeerden c.s.] weegt, is het hof van oordeel dat de grens van wat nog met normaal gebruik te verenigen is, niet is overschreden.
9.9.4. Dit betekent dat [appellanten c.s.] niet zijn geslaagd in de bewijsopdracht en dat de grieven I tot en met XII tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake was van non-conformiteit falen. De daarop gestoelde vorderingen van [appellanten c.s.] zijn terecht afgewezen.
Dwaling?
9.10.1. De grieven XIII en XIV zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat geen sprake is geweest van dwaling aan de zijde van [appellanten c.s.] De rechtbank kwam tot deze conclusie omdat zij reeds had geoordeeld dat [appellanten c.s.] tekort geschoten waren in hun onderzoeksplicht en [geïntimeerden c.s.] hun mededelingsplicht niet hadden geschonden. Onder die omstandigheden behoort een eventuele dwaling voor rekening van [appellanten c.s.] te blijven, aldus de rechtbank.
9.10.2. Het hof is niet toegekomen aan de bespreking van de stellingen en klachten rondom de onderzoeksplicht van [appellanten c.s.] (en de mededelingsplicht van [geïntimeerden c.s.] ), omdat het hof van oordeel is dat geen sprake is van ongeschiktheid van de woning voor normaal gebruik als woonhuis. Dit oordeel laat onverlet dat [appellanten c.s.] door de taxateur van Vereniging Eigen Huis zijn gewezen op de mogelijkheid dat er een (zeker) vochtprobleem was. Zij hebben daarin evenwel geen enkele aanleiding gezien om nader onderzoek te (laten) doen, terwijl bijvoorbeeld het niet-destructieve onderzoek dat zij na het transport door [Vochttechniek] hebben laten uitvoeren, laat zien dat een dergelijk onderzoek wel degelijk mogelijk en zinvol was. Weliswaar liet ook het [Vochttechniek] -onderzoek slechts een vermoeden van een vochtprobleem zien, maar dat had [appellanten c.s.] op het goede spoor kunnen zetten.
Het hof deelt dus het oordeel van de rechtbank dat een eventuele dwaling voor rekening van [appellanten c.s.] moet blijven.
9.10.3. Ook de grieven XIII en XIV falen daarom.
Slot
9.11.1. Het falen van de grieven I-XIV brengt mee dat ook grief XV, gericht tegen de proceskostenveroordeling, faalt.
Het vonnis zal worden bekrachtigd. Datgene wat [appellanten c.s.] nog te bewijzen aanbieden, kan niet tot een ander oordeel leiden, zodat de bewijsaanbiedingen worden gepasseerd.
9.11.2. [appellanten c.s.] zullen, als in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het principaal hoger beroep.
9.12.1. Hiermee komt het hof niet toe aan de bespreking van het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep, omdat de voorwaarde waaronder dit is ingesteld, niet is vervuld. Voorts heeft te gelden dat in dit geval een incidenteel hoger beroep aan de zijde van [geïntimeerden c.s.] niet nodig was geweest, nu zij geen ander dictum wensten dan in eerste aanleg is gegeven. Hun standpunt zou, zo nodig, via de devolutieve werking van het hoger beroep aan de orde zijn gekomen.
9.12.2. Nu het incidenteel hoger beroep onnodig is ingesteld, zal naar vaste jurisprudentie een kostenveroordeling in incidenteel hoger beroep achterwege blijven.

10.De uitspraak

Het hof:
op het principaal en (voorwaardelijke) incidenteel hoger beroep
bekrachtigt het op 11 januari 2017 door de rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, tussen partijen gewezen vonnis;
veroordeelt [appellanten c.s.] in de kosten van het principaal hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerden c.s.] tot op heden begroot op € 716,00 aan verschotten en € 8.815,50 aan salaris advocaat;
verstaat dat een kostenveroordeling in (voorwaardelijk) incidenteel hoger beroep achterwege blijft;
verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. H.A.G. Fikkers, J.I.M.W. Bartelds en W.J.J. Beurskens en in het openbaar uitgesproken door de rolraadsheer op 28 juli 2020.
griffier rolraadsheer