ECLI:NL:GHSHE:2020:2527

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
6 augustus 2020
Publicatiedatum
6 augustus 2020
Zaaknummer
200.268.649_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervangende toestemming voor aanvraag Hongaars paspoort en contactregeling tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 6 augustus 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor het aanvragen van een Hongaars paspoort voor haar minderjarige dochter, geboren in 2016, en de contactregeling tussen de ouders. De moeder had eerder bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant verzocht om deze toestemming, maar dit verzoek was afgewezen. De vader had bezwaren tegen het aanvragen van het Hongaars paspoort, vrezend dat de moeder zonder zijn toestemming naar Hongarije zou vertrekken met hun dochter. Het hof oordeelde dat het voor de identiteit en afkomst van de minderjarige van belang is dat zij de steun en toestemming van beide ouders ervaart. Gezien de omstandigheden en de verklaring van de moeder dat zij niet van plan is om zonder toestemming van de vader naar Hongarije te vertrekken, verleende het hof de moeder vervangende toestemming voor het aanvragen van het Hongaars paspoort.

Daarnaast werd de contactregeling tussen de vader en de minderjarige besproken. Het hof oordeelde dat de ouders met spoed hulp moeten aanvaarden om het contact tussen de vader en de minderjarige te herstellen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft toegezegd de zaak intensief te volgen middels een beschermingsonderzoek. Het hof concludeerde dat de belangen van de vader op dit moment afdoende gewaarborgd zijn en dat de ouders met voortvarendheid het geadviseerde hulptraject moeten ingaan. De beschikking van de rechtbank werd vernietigd voor zover het de paspoortkwestie betreft, maar voor het overige werd deze bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 6 augustus 2020
Zaaknummer: 200.268.649/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/02/357431 FA RK 19-1911
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
in deze zaak woonplaats kiezende te [kantoorplaats] op het kantoor van haar advocaat,
appellante in principaal appel,
verweerster in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban,
tegen
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder in principaal appel,
appellant in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.A. Boelhouwer.
Deze zaak gaat over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
regio Zuidwest Nederland, locatie [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 31 juli 2019.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 31 oktober 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende de verzoeken van de moeder tot vervangende toestemming voor het aanvragen van een Hongaars paspoort en bevel afgifte spullen en papieren alsnog toe te wijzen.
2.2.
Bij verweerschrift met één productie, ingekomen ter griffie op 30 december 2019, heeft de vader verzocht, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de grieven van de moeder af te wijzen.
Tevens heeft de vader incidenteel appel ingesteld en – naar het hof begrijpt – verzocht voormelde beschikking gedeeltelijk te vernietigen en, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te bepalen dat de vader recht heeft op begeleide omgang met [minderjarige] gedurende een uur in de week voor de periode dat de raad nog geen advies heeft gegeven, bij Sterk Huis in [plaats] of het omganghuis van [naam] , waarbij de keuze voor de organisatie afhankelijk zal zijn van de lengte van de wachtlijsten
.
2.3.
Bij verweerschrift in incidenteel appel, ingekomen ter griffie op 10 februari 2020, heeft de moeder verzocht het incidenteel appel van de vader af te wijzen.
2.4.
De meervoudige kamer van het hof heeft de zaak op grond van artikel 16 lid 2 van het Wetboek van Rechtsvordering verwezen naar de enkelvoudige kamer. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 10 juni 2020 via Skype for Business. Verschenen zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. Remport Urban. Voor de moeder is een tolk verschenen die heeft vertaald in de Hongaarse taal;
  • de vader, bijgestaan door mr. Boelhouwer;
  • de raad, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] .
2.5.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • de bestreden beschikking, ingekomen op 4 november 2019;
  • het procesdossier eerste aanleg, ingekomen op 20 november 2019.
2.6.
Na de mondelinge behandeling is binnengekomen:
- de brief van de raad van 30 juni 2020;
- het V8-formulier van de advocaat van de moeder van 8 juli 2020.

3.De beoordeling

In het principaal en incidenteel appel:
3.1.
Partijen hebben een affectieve relatie met elkaar gehad. Uit de relatie van partijen is [minderjarige] geboren op [geboortedatum] 2016.
De vader heeft [minderjarige] erkend. Partijen oefenen gezamenlijk het ouderlijk gezag over [minderjarige] uit.
[minderjarige] verblijft bij de moeder
.
3.2.
Bij de bestreden – uitvoerbaar bij voorraad verklaarde – beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang:
- bepaald dat de vader en [minderjarige] in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken voorlopig gerechtigd zijn tot het hebben van begeleid contact met elkaar éénmaal per week, waarbij de dag, tijdstip, duur van de contacten en de locatie van het contact in overleg met de instelling waar de moeder verblijft zal worden bepaald;
- afgewezen het verzoek van de moeder tot afgifte van de persoonlijke spullen en papieren van [minderjarige] ;
- afgewezen het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van een Hongaars paspoort.
3.3.
Partijen kunnen zich (gedeeltelijk) met deze beslissing niet verenigen en zij zijn hiervan in hoger beroep gekomen.
3.4.
De moeder voert, kort samengevat, het volgende aan.
De vader heeft het Hongaarse paspoort van [minderjarige] verscheurd. [minderjarige] heeft recht op een deugdelijk Hongaars paspoort. Een paspoort zegt iets over haar identiteit.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling heeft de moeder haar verzoek tot afgifte van spullen ingetrokken.
De hulpverlening is bezig met het contact tussen de vader en [minderjarige] . De moeder werkt ook mee aan omgang en hulpverlening. De moeder heeft getracht videocontact tot stand te brengen, maar de vader hing op. De omgang moet (voorlopig) in de buurt van de moeder plaatsvinden omdat de hulpverlening van [minderjarige] en de moeder zich daar bevindt. Vanwege haar suikerziekte kan niet van [minderjarige] worden verwacht dat zij afreist naar Brabant.
3.5.
De vader voert, kort samengevat, het volgende aan.
De moeder motiveert niet waarom [minderjarige] over een Hongaars paspoort zou moeten beschikken. [minderjarige] heeft een Nederlands paspoort en ID-kaart. De moeder beschikt over de ID-kaart en zij kan met toestemming van de vader met [minderjarige] reizen. [minderjarige] is nog niet bezig met haar identiteit. De moeder kan [minderjarige] in kindertaal over haar Hongaarse identiteit vertellen, daarvoor is een paspoort niet nodig. De vader is bang dat de moeder met [minderjarige] naar Hongarije vertrekt en een Hongaars paspoort maakt die stap eenvoudiger.
Volgens de rechtbank en de raad is het in het belang van [minderjarige] dat zij regelmatig kort contact met de vader kan hebben. Na de bestreden beschikking heeft er eind augustus 2019 eenmaal contact plaatsgevonden. De week erna wilde [minderjarige] niet naar de vader komen toelopen en is de omgang in aanwezigheid van een sociaal medewerker niet doorgegaan. De moeder heeft het voorstel van de vader de omgang te laten plaatsvinden in aanwezigheid van een deskundig persoon afgewezen. Partijen staan nu op een wachtlijst voor begeleiding bij het omgangshuis van [naam] . Het contact tussen de vader en [minderjarige] moet op korte termijn worden hersteld.
3.6.
De raad heeft tijdens de mondelinge behandeling gemeld dat de situatie rond [minderjarige] en haar ouders complex is. De raad heeft een rapport uitgebracht op 2 maart 2020. Het advies aan de rechtbank luidt de zaak ten aanzien van het gezag voor de duur van één jaar aan te houden. Ouders dienen in dat jaar hulp in te schakelen en daarmee (ook gezamenlijk) aan de slag te gaan. Onduidelijk is ter zitting wat daar nu van komt. De raad zal het hof binnen een termijn van 14 dagen nader berichten over hetgeen de raad in deze zaak nader aan actie zou willen inzetten of zien gebeuren.
In voormelde brief van 30 juni 2020 heeft de raad geconcludeerd dat het advies dat de raad in genoemd rapport niet volledig is opgevolgd. Besloten is om een beschermingsonderzoek te starten. De raad zal onderzoeken of de ontwikkelingsbedreiging van [minderjarige] nog steeds bestaat en zo ja, of er in het vrijwillig kader voldoende mogelijkheden zijn deze bedreiging weg te nemen. Daarbij zal meegenomen worden of de regiehouder de regie kan blijven uitvoeren. Zo nodig zal de rechtbank worden verzocht een ondertoezichtstelling uit te spreken.
3.7.
Het hof overweegt als volgt.
Vervangende toestemming aanvragen Hongaars Paspoort
3.7.1.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de moeder voor het aanvragen van een Hongaars paspoort voor [minderjarige] toestemming van de vader behoeft. Indien de ouders het hierover niet eens worden zal de rechter hierover een beslissing nemen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.2.
Het hof acht het voor identiteit en afkomst van [minderjarige] van belang dat zij van haar beide ouders de steun en toestemming ervaart om zich op deze gebieden zo ruim als mogelijk te kunnen ontwikkelen. Het bezit van een Hongaars paspoort, naast een Nederlands paspoort mag daar onderdeel van zijn. De bezwaren van de vader richten zich met name op zijn vrees dat de moeder het Hongaarse paspoort zou kunnen aangrijpen om met [minderjarige] naar Hongarije te emigreren zonder toestemming van de vader. De moeder heeft nadrukkelijk gesteld dat zij niet voornemens is (zonder toestemming van de vader) naar Hongarije te vertrekken met [minderjarige] . Het hof ziet onder de gegeven omstandigheden aanleiding de moeder vervangende toestemming te verlenen het Hongaarse paspoort voor [minderjarige] aan te vragen.
Contactregeling
3.7.7.
Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) BW kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag aan de rechter worden voorgelegd. In het geval van een geschil omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken kan de rechter, gelet op artikel 1:253a lid 2, aanhef en sub a, BW, een regeling vaststellen. De rechter neemt een zodanige beslissing als hem in het belang van het kind wenselijk voorkomt.
3.7.8.
Aan het hof ligt voor het verzoek van de vader om – in afwachting van een advies van de raad - bij wege van voorlopige regeling te bepalen dat vader recht heeft op begeleide omgang met zijn dochter gedurende een uur per week bij Sterk huis in [plaats] of bij het omgangshuis van [naam] . Inmiddels is het raadsrapport – op 2 maart 2020 - uitgebracht en heeft de raad een advies gegeven. Voor de ouders komt het advies er op neer dat zij – allereerst – hulp dienen te aanvaarden alvorens er contact tussen de vader en [minderjarige] kan zijn. De raad heeft naar aanleiding van hetgeen ter gelegenheid van de mondelinge behandeling in deze zaak is besproken nader geïnventariseerd wat de stand van zaken rond de hulpverlening is. Daar is uitgekomen dat het advies van de raad in dat opzicht tot heden niet of niet volledig wordt opgevolgd. Voor de raad vormt dit aanleiding tot het instellen van een beschermingsonderzoek. De geschillen inzake gezag en contact liggen ten principale nog voor aan de rechtbank, gelet op de inhoud van de bestreden beslissing. Onder deze omstandigheden acht het hof het niet op zijn weg te liggen een voorlopige contactregeling, al of niet begeleid, op te leggen. Gelet op het advies van de raad dienen de ouders met voortvarendheid het geadviseerde hulptraject in te gaan. Nu de raad die ontwikkelingen met een beschermingsonderzoek zal volgen acht het hof de belangen [minderjarige] en de ouders, met name ook de vader in zijn wens tot contactherstel, afdoende gewaarborgd.
Afsluitende conclusie
3.Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep vernietigen voor zover het de paspoortkwestie betreft. Voor het overige, zover aan het oordeel van het hof onderworpen, zal het hof de beschikking bekrachtigen.

4.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Zeeland-West-Brabant, zittingsplaats Breda, van 31 juli 2019 voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, doch uitsluitend voor zover de rechtbank het verzoek van de moeder tot het verlenen van vervangende toestemming voor de aanvraag van een Hongaars paspoort voor [minderjarige] heeft afgewezen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
verleent de moeder vervangende toestemming – dit is een toestemming die die van de vader vervangt - tot het aanvragen van een Hongaars paspoort voor
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2016 te [geboorteplaats] ;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr C.A.R.M. van Leuven en is op 6 augustus 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.