Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- de GI, vertegenwoordigd door mevrouw [vertegenwoordiger van de GI] .
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 3 oktober 2019, overgelegd door de advocaat van de moeder bij V-formulier van 14 april 2020;
- de brieven van de raad van 8 juni 2020 en 1 juli 2020;
- de brieven van de vader van 9 juni 2020 en 7 juli 2020;
- de brief van de GI van 10 juni 2020 met bijlagen;
- het V-formulier van de advocaat van de moeder van 9 juni 2020 met bijlagen;
- de brief van de advocaat van de moeder van 12 juni 2020, met één bijlage;
- de brief van de GI van 8 juli 2020 met bijlagen.
3.De beoordeling
[minderjarige]), geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] .
De machtiging tot uithuisplaatsing
De verlenging van de ondertoezichtstelling
verplichtis om mee te werken met de GI en het hof hoopt dat er in de nabije toekomst een verbetering zal optreden in de samenwerking, nu [minderjarige] daar het meest gebaat bij zal zijn. Het hof wijst erop dat de uithuisplaatsing van [minderjarige] nu weliswaar niet is doorgegaan, maar dat was niet omdat de GI geen zorgen meer had over hem. Van de GI verwacht het hof dat zij een pro actieve houding inneemt en voortvarend te werk gaat om de hulp voor [minderjarige] van de grond te krijgen, ook als dit betekent dat er mogelijk alsnog verderstrekkende maatregelen nodig blijken te zijn.