Uitspraak
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
- [minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 1] ;
- [minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 2] ;
- [minderjarige 3], geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] , hierna te noemen: [minderjarige 3] .
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
in incident:
- primair: de werking van de uitvoerbaarverklaring bij voorraad van de bestreden beschikking te schorsen totdat het hof op het beroep van de moeder heeft beslist, althans een beslissing te geven als het hof juist acht;
- subsidiair:
- primair: de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende aan de moeder alsnog vervangende toestemming te geven om met de kinderen te verhuizen naar België;
- subsidiair: voor het geval het verzoek van de moeder om haar vervangende toestemming te geven om naar België te verhuizen in hoger beroep wordt afgewezen:
- primair: het beroep van de moeder af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen;
- subsidiair: het verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verlenen om te verhuizen naar [plaats 1] toe te wijzen en de verzoeken voor het overige af te wijzen.
- de moeder, bijgestaan door mr. Mulder;
- de vader, bijgestaan door mr. Bakker;
- de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] .
- de brief van de GI d.d. 4 augustus 2020;
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 6 augustus 2020 (productie 41);
- het V6-formulier met bijlagen van de advocaat van de moeder d.d. 13 augustus 2020.
3.De beoordeling
.
- Bij tussenbeschikking d.d. 15 februari 2017 is een voorlopige zorgregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen eenmaal per twee weken op zondag van 11:00 tot 14:00 uur bij de vader verblijven. Voorts heeft de rechtbank de raad verzocht te rapporteren en te adviseren over de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken;
- Bij tussenbeschikking van 20 oktober 2017 stelde de rechtbank vast dat de zorgregeling moeizaam verliep met als gevolg dat de kinderen klem komen te zitten tussen de ouders. De gezinsvoogd kreeg de opdracht te onderzoeken of uitbreiding van de contactmomenten aan de orde was en iedere verdere beslissing werd aangehouden;
- Eind december 2017 is de moeder zonder toestemming van de vader met de kinderen vanuit [plaats 2] verhuisd naar een geheim adres in de regio [plaats 3] .
- Bij tussenbeschikking van 31 januari 2018 heeft de rechtbank beslist dat er naar uitbreiding van het contact met de vader moet worden toegewerkt. De rechtbank heeft een voorlopige regeling vastgesteld, inhoudende eenmaal per twee weken een dagdeel onder begeleiding waarna omgang bij het Omgangshuis dient plaats te vinden die daarna onder leiding van de gezinsvoogd stapsgewijs wordt uitgebreid naar eenmaal per twee weken van zaterdag 13.00 uur tot zondag 16.00 uur en waarbij het belang en het tempo van de kinderen bepalend is. Iedere verdere beslissing is aangehouden;
- Bij eindbeschikking van 29 november 2018 (C/05/312948/FA RK 16-3967) heeft de rechtbank een contactregeling vastgesteld, inhoudende dat de kinderen op een doordeweekse dag bij de vader thuis verblijven, beginnend met één tot twee uur per dag en uit te breiden naar drie tot vier uur per dag. Deze omgangscontacten worden begeleid door de gezinsvoogd totdat de persoonlijke hulpverlening voor de minderjarigen en de opvoedondersteuning bij de vader thuis zijn opgestart. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- Bij vonnis in kort geding van 8 juli 2019 (C/05/354514/KG ZA 19-228) van de rechtbank is de moeder onder verbeurte van een dwangsom veroordeeld tot nakoming van de zorgregeling zoals vastgesteld bij de beschikking van 29 november 2018;
- Bij beschikking van 22 augustus 2019 (C/01/347321/JE RK 19-893) heeft de rechtbank de schriftelijke aanwijzing van de GI van 23 mei 2019 bekrachtigd voor zover daarin is bepaald dat de moeder de omgangsregeling tussen vader en de kinderen moet faciliteren.
- het verzoek van de moeder tot vervangende toestemming voor verhuizing afgewezen;
- bepaald dat de moeder een dwangsom ter hoogte van € 250,- per dag verbeurt, met ingang van vier weken na de datum van de bestreden beschikking, voor iedere dag dat de moeder, na betekening van deze beschikking, de verhuizing en de wijziging van de verblijfplaats van de kinderen niet ongedaan maakt en met de kinderen in België blijft wonen zonder toestemming van de vader of zonder vervangende toestemming van de rechtbank;
- bepaald dat de moeder, nadat zij de verhuizing en wijziging van de verblijfplaats van de kinderen op de hiervoor vermelde wijze ongedaan heeft gemaakt een dwangsom ter hoogte van € 1.000,- per dag verbeurt, voor iedere dag dat de moeder, na betekening van deze beschikking, in de toekomst zonder toestemming van de vader of zonder vervangende toestemming van de rechtbank de verblijfplaats van de kinderen wederom wijzigt;
- bepaald dat de dwangsom vatbaar is voor matiging door de rechter, voor zover handhaving daarvan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, mede in aanmerking genomen de mate waarin aan de veroordeling is voldaan, de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid daarvan;
- de beslissingen uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de proceskosten tussen partijen gecompenseerd aldus, dat iedere partijen de eigen kosten draagt.
De ondertoezichtstelling heeft de moeder en de kinderen niets opgeleverd: de inschatting van de moeder is dat deze zaak te zwaar is voor de gezinsvoogd. De moeder is echter bereid de ondertoezichtstelling te laten doorlopen in België. De GI heeft vóór de verhuizing slechts één keer kort met de kinderen gesproken. De moeder heeft sinds de verhuizing veelvuldig contact gehad met de GI over verschillende zaken.
Op 15 juni 2020 heeft de vader de gezinsvoogd gemaild dat het nu beter gaat tussen hem en de moeder. Volgens de moeder heeft de verhuizing hieraan bijgedragen.
De moeder is moegestreden en ziet dat de strijd de kinderen niets heeft opgeleverd. De moeder is van mening dat voor haar angst en ongerustheid als gevolg van wat zij heeft meegemaakt met de vader, onvoldoende oog is geweest.
De reisafstand tussen de huidige woonplaats van de kinderen en de vader is maar met een half uur toegenomen naar nu twee uur. De moeder is bereid voorlopig de kinderen te blijven halen en brengen. Dit deed de vader toch al niet. De vader heeft ook nooit een substantieel aandeel gehad in de zorg voor de kinderen en dit wenst hij ook niet te krijgen.
De vader heeft van de moeder nog nooit de kans gekregen meer zorgtaken op zich te nemen. Ook de hulpverlening aan de vader en de kinderen is door de verhuizing onder druk komen te staan. De kinderen zijn weliswaar in België direct weer aangemeld bij een kinderpsycholoog, maar onduidelijk is met welke berichtgeving de kinderen zijn aangemeld en op welke manier de doelen zijn geformuleerd.
Ondanks het feit dat de gezinsvoogd en begeleiding positief stonden ten opzichte van (onbegeleid) contact tussen de kinderen en de vader, was de moeder nimmer bereid hieraan mee te werken, met het argument dat het voor de kinderen niet veilig zou zijn bij de vader. Er is in de situatie van de vader niets veranderd, maar plots staat de moeder wel open voor het contact en voor mediation of ouderschapsbemiddeling.
De vader vreest dat de moeder het contact weer eenzijdig zal stopzetten als zij de druk van de procedures niet meer voelt. De vader denkt dat de moeder alleen voor haar eigen belang staat, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen.
De vader heeft ten tijde van de verhuizing naar [plaats 3] ervoor gekozen geen procedure te starten omdat hij de moeder ruimte wilde geven in de hoop dat zou bijdragen aan onbelast contact met de kinderen.
Voor de vader is niet na te gaan of de door de moeder gestelde extra reistijd van een half uur klopt, omdat de moeder op een geheim adres woont. Ook voor de kinderen wordt het lastiger en duurder om later zelfstandig naar de vader toe te gaan.
De vader hoort tijdens de mondelinge behandeling van het hof voor het eerst dat de moeder het verleden een plek heeft gegeven en emotionele toestemming kan geven voor het contact tussen de vader en de kinderen: het vertrouwen van de vader in de moeder is echter geschaad, zodat hij niet zomaar kan aannemen dat er geen rechter meer nodig is om het contact met de kinderen te waarborgen.
Als in mediation voor één van beide ouders de verhuizing op zichzelf niet bespreekbaar is, heeft mediation geen zin en moet het hof de knoop doorhakken.
Ten tijde van hun relatie woonden beide ouders in [plaats 2] . Na het verbreken van de relatie is de moeder met de kinderen, zonder toestemming van de vader, naar de omgeving van [plaats 3] verhuisd. De vader is op enig moment naar [woonplaats] verhuisd. De afstand [woonplaats] - [plaats 3] bedraagt ongeveer anderhalf uur.
In de kerstvakantie van 2019 is de moeder toch, zonder medeweten van de GI en de vader, met de kinderen naar België verhuisd. Vanaf begin januari 2020 staan de kinderen ingeschreven op het (geheime) adres van de nieuwe partner van de moeder en zijn de kinderen ingeschreven op een basisschool in België.
Het hof constateert dat, hoewel de ondertoezichtstelling al een aantal jaren liep, ook de GI gedurende al die tijd kennelijk geen mogelijkheden zag om dit complexe patroon tussen de ouders te doorbreken. Ook de aan de vader geadviseerde opvoedondersteuning is, naar het hof begrijpt, niet van de grond gekomen.
Het hof merkt daarbij op dat de moeder aanvankelijk wel aan de GI heeft aangegeven dat zij graag naar België zou willen verhuizen. De GI is ook daarin, behalve door aan te geven dat een verhuizing niet onbespreekbaar zou zijn maar dat daarvoor toestemming van de vader nodig is, niet doortastend naar de ouders opgetreden (de raad heeft het ter zitting in dit verband over “handelingsverlegen”).
Het handelen van de moeder en de keuzes die zij heeft gemaakt, zoals het niet naleven van rechtelijke beslissingen en aanwijzingen van de GI, is in verschillende rechterlijke uitspraken veroordeeld. Hetgeen hiervoor is overwogen laat op haar handelen naar het oordeel van het hof echter een ander licht schijnen. Het hof kan de verhuizing van de moeder naar [plaats 3] en later de verhuizing naar België, tegen de achtergrond van het voorgaande, anders dan de rechtbank, niet louter bestempelen als een ultieme poging van de moeder om de vader uit het leven van de kinderen te weren en zijn inspanningen om een rol van betekenis in het leven van de kinderen te spelen, te frustreren. Het hof verwijst daartoe naar hetgeen verderop wordt overwogen. Dit zou overigens ook niet stroken met het feit dat, zoals de raad terecht opmerkte, de kinderen ondanks de strijd van en weerstand bij de moeder tegen de vader, zelf geen weerstand tegen de vader hebben ontwikkeld maar loyaal aan hem zijn gebleven, en dat het de moeder dus is gelukt de kinderen uit de wind te houden.
Anders dan de rechtbank en de vader, koppelt het hof de veranderde houding van de moeder dan ook niet louter aan de door haar beoogde uitkomst van de procedure, maar eerder aan de stappen die zij heeft gezet in het proces van verwerking van haar trauma’s en het loskomen van het verleden met de vader.
Dit contact kan de vader in het uiterste geval zo nodig gaan afdwingen met dwangsommen.
4.De beslissing
- [minderjarige 1] , geboren op [geboortedatum] 2008 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] ;
- [minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2012 te [geboorteplaats] ,