In deze zaak gaat het om een vordering tot nakoming van een koopovereenkomst voor een auto, ingediend door de curator van een failliete vennootschap. De curator stelt dat de koopovereenkomst tussen de gefailleerde en de vennootschap nietig is op grond van de faillissementspauliana, omdat de verkoop de schuldeisers heeft benadeeld. De vennootschap, die de auto voor € 10.000,00 heeft gekocht, heeft de curator niet voldaan aan een sommatie om de auto terug te geven aan de boedel. De curator heeft in eerste aanleg gevorderd dat de vennootschap wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van de koopprijs, alsook tot afgifte van de auto. De kantonrechter heeft de vordering van de curator toegewezen, wat heeft geleid tot hoger beroep door de vennootschap. In hoger beroep heeft de vennootschap zeven grieven aangevoerd, onder andere tegen de toewijzing van de vordering en de bewijslevering. Het hof heeft geoordeeld dat de curator de wetenschap van benadeling bij de vennootschap en de gefailleerde kan vermoeden, gezien hun onderlinge relatie. Het hof heeft de vennootschap toegelaten om bewijs te leveren dat zij de koopprijs heeft betaald en dat er geen benadeling van schuldeisers heeft plaatsgevonden. De zaak is aangehouden voor bewijslevering.