ECLI:NL:GHSHE:2020:278

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
200.233.885_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake contactregeling tussen vader en minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een contactregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter, geboren in 2009. De moeder, die in hoger beroep is gegaan, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 maart 2012 en het echtscheidingsconvenant van 21 oktober 2011 betwist. De zaak is eerder behandeld in een beschikking van 6 december 2018, waarin het hof de eerdere beschikking heeft vernietigd en een contactregeling heeft vastgesteld. Deze regeling houdt in dat de vader recht heeft op contact met zijn dochter, met begeleiding van de gecertificeerde instelling (GI). De vader heeft echter zorgen over de situatie bij de moeder en de invloed daarvan op de minderjarige.

Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2019 zijn er verschillende brieven van de vader en de GI besproken, waarin de vader zijn ervaringen met de contactmomenten uiteenzet. Hij heeft aangegeven dat de contacten moeizaam verlopen en dat hij zich beperkt voelt in zijn interactie met zijn dochter. De GI heeft verklaard dat er zorgen zijn over de stress die de minderjarige ervaart tijdens de omgang. Het hof heeft vastgesteld dat de begeleiding van de GI niet altijd effectief is geweest en dat er onvoldoende is gedaan om de weerstand van de minderjarige tegen contact met de vader weg te nemen.

Het hof heeft besloten dat er in de komende periode gewerkt moet worden aan de vertrouwensrelatie tussen de vader en de GI, en dat de contactregeling moet worden uitgevoerd met als doel onbegeleid contact tussen de vader en de minderjarige. De vader krijgt de kans om binnen drie weken te reageren op de voorgestelde stappen, waarna het hof verdere beslissingen zal nemen. De procedure is aangehouden tot pro forma 21 februari 2020.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 januari 2020
Zaaknummer: 200.233.885/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/316965 / FA RK 17-343
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te
[woonplaats] ,
appellante,
hierna: de moeder,
advocaat: voorheen mr. A.A.M. Olde Lohuis, nu zonder advocaat,
tegen
[de vader],
wonende te
[woonplaats] ,
verweerder,
hierna: de vader,
advocaat in eerste aanleg: mr. P.J.G. van den Boom, nu zonder advocaat.
Deze zaak gaat over de minderjarige:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] ,
hierna: [minderjarige] .
De stichting Jeugdbescherming Gelderland, de gecertificeerde instelling (hierna: de GI), is belanghebbende in deze zaak.
De Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidoost Nederland, locatie [geboorteplaats] (hierna: de raad) heeft in deze procedure het hof geadviseerd.

5.De beschikking van 6 december 2018

5.1.
In de beschikking van 6 december 2018 heeft het hof:
  • de beschikking waartegen de moeder hoger beroep had ingesteld vernietigd;
  • de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 2 maart 2012 en het echtscheidingsconvenant (ook: ouderschaps-overeenkomst) van 21 oktober 2011 gewijzigd wat betreft de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] ;
  • een contactregeling vastgesteld waarbij de vader recht heeft op contact met [minderjarige] vanaf de tweede helft van maart 2019: eenmaal per veertien dagen op vrijdag gedurende één uur, geleidelijk uit te breiden naar vier uur, welk contact in het begin zal worden begeleid door [instelling] en op termijn onbegeleid zal zijn. Hierbij zal de GI de regie hebben over de uitbreiding van de uren en de begeleiding van het contact;
  • enkele beslissingen genomen over het verdere verloop van de procedure en de procedure aangehouden tot 6 juni 2019.
5.2.
Alhoewel dit niet blijkt uit de letterlijke tekst van de beschikking van 6 december 2018 heeft het hof daar bedoeld een
voorlopigeomgangsregeling vast te stellen. Dit kan worden opgemaakt uit de overwegingen van het hof in de beschikking: het hof heeft bedoeld de zaak aan te houden om op een later moment over het verloop van de omgangsregeling onder regie van de GI, meer informatie te krijgen. Op basis van die informatie zou het hof een volgende tussenbeslissing of definitieve eindbeslissing kunnen nemen.

6.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

6.1.
Het hof heeft na de beschikking van 6 december 2018 ontvangen:
  • de brief van de vader van 30 juni 2019, binnengekomen op 28 juni 2019;
  • de brief van de GI van 26 juni 2019, binnengekomen op 5 juli 2019;
  • de brief van de vader van 15 augustus 2019, binnengekomen op 15 augustus 2019;
  • de brief van de vader van 22 augustus 2019, binnengekomen op 22 augustus 2019;
  • de brief van de raad van 22 augustus 2019, binnengekomen op 26 augustus 2019;
  • de brief van de vader van 8 november 2019, binnengekomen op 8 november 2019.
6.1.1.
Het hof heeft van de moeder niets meer vernomen of ontvangen.
Bij brieven van 20 juni 2019 en 12 augustus 2019 heeft het hof de moeder daar wel toe in de gelegenheid gesteld.
6.2.
Er heeft een tweede mondelinge behandeling plaatsgevonden op 17 december 2019. Daarbij zijn gehoord:
- [vertegenwoordiger van de raad] (hierna: [vertegenwoordiger van de raad] ) namens de raad;
- [vertegenwoordiger van de GI] (hierna: de gezinsvoogd) namens de GI.
6.2.1.
De vader en de moeder waren niet bij de mondelinge behandeling aanwezig.
Zij hebben wel allebei een oproep ontvangen.
Het hof heeft een brief ontvangen van [medewerker Radboudumc] (werkzaam op de Intensive Care van het Radboudumc) van 9 december 2019. [medewerker Radboudumc] verklaart in de brief dat de vader sinds 6 december 2019 opgenomen is in het ziekenhuis en om die reden niet naar de mondelinge behandeling kan komen.
Het hof heeft besloten de mondelinge behandeling toch door te laten gaan, omdat het hof meer wilde weten over de stand van zaken.
6.3.
Na de mondelinge behandeling heeft het hof nog een paar stukken opgevraagd bij de GI. Deze zijn door de gezinsvoogd naar het hof verstuurd bij brief van 19 december 2019.
De ouders hebben deze stukken ook.

7.De verdere beoordeling

7.1.
De vader heeft in de brieven van 30 juni 2019, 15 augustus 2019, 22 augustus 2019 en 8 november 2019 het volgende laten weten.
Er hebben vier begeleide contacten tussen de vader en [minderjarige] plaatsgevonden; drie op het kantoor van de GI en één in een speeltuin, waarbij aansluitend een ijsje is gegeten in een winkelcentrum. Dit is goed verlopen. De GI heeft de vader erg beperkt in de vragen die hij mocht stellen, waardoor hij moeilijk contact kon maken met [minderjarige] en zijn interesse in haar moeilijk kon laten zien.
Het contact is pas in april 2019 op gang gekomen en éénmaal is een afspraak afgezegd door de gezinsvoogd. Na het derde contactmoment is de frequentie van het contact zonder overleg verminderd tot eenmaal in de vier weken. De vader had dit maar te slikken.
De GI werkt het tegen dat de vader bij de school van [minderjarige] informatie over haar kan opvragen.
De vader heeft grote zorgen over de situatie bij de moeder thuis, waar [minderjarige] woont. De vader heeft van Veilig Thuis gehoord dat de situatie wordt onderzocht en dat [minderjarige] inmiddels weer thuis is. De vader en [instelling] , die het contact begeleidt, worden verder niet geïnformeerd. De vader wordt geholpen door [vertrouwensbureau] Vertrouwensbureau. De vader heeft een klacht ingediend tegen de gezinsvoogd. Hij is ook van plan om een klacht in te dienen bij de rechtbank, over de manier waarop hij is bejegend tijdens de mondelinge behandeling op 8 november 2019 in de procedure over de verlenging van de ondertoezichtstelling.
De vader zou [minderjarige] graag willen opnemen in zijn gezin. Het opbouwen van het contact zou daarop gericht moeten zijn.
7.2.
De GI heeft in de brief van 26 juni 2019 en tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard.
Het eerste begeleide contact heeft pas in april 2019 plaatsgevonden, omdat de vader het niet handig vond dat het bij [instelling] , zijn werkgever, zou plaatsvinden. Er moest dus naar een alternatief worden gezocht. Er zijn veel zorgen over [minderjarige] . Zij heeft veel stress vóór en tijdens de omgang. [minderjarige] ervaart wel meer rust sinds zij en de vader elkaar op een andere plek zien. Er is geen klik tussen [minderjarige] en de vader. De vader vindt het moeilijk om aan te sluiten bij [minderjarige] . De vader krijgt tips van de begeleiding, maar hij kan dit niet goed toepassen. Het is niet duidelijk wat de invloed is van de moeder en de zussen van [minderjarige] op de manier waarop zij het contact met de vader ervaart en hoe zij de vader ziet: zij uiten zich zeer negatief over de vader. De GI heeft het contact niet willen stopzetten, gezien het risico dat er dan helemaal geen contact meer zal komen. De GI heeft het contact wel beperkt, om [minderjarige] minder te belasten en om te kunnen onderzoeken wat er achter de weerstand van [minderjarige] zit. Na de zomer zou de omgang worden geëvalueerd.
Eind november 2019 werd de vader ziek. Begin december 2019 is de vader opgenomen in het ziekenhuis. Zijn toestand is nog steeds kritiek. De zussen van [minderjarige] hebben in deze periode het contact met de vader hersteld. Zij gingen op een bepaald moment zelfs dagelijks naar het ziekenhuis en namen [minderjarige] mee. Kort geleden is er toch weer een kink in de kabel ontstaan, doordat de zussen moeite hebben met de partner van de vader. De zussen hebben gezegd dat het de vraag is of zij zullen blijven gaan.
De samenwerking van de gezinsvoogd met de moeder is goed. De gezinsvoogd heeft wekelijks contact met de moeder. Zij wordt begeleid door [instelling] . Het doel van die begeleiding is om de moeder te leren hoe zij [minderjarige] kan stimuleren in het contact met de vader. De moeder wilde niet naar de mondelinge behandeling komen. Zij heeft in 2018 al tegen haar toenmalige advocaat gezegd dat zij het hoger beroep eigenlijk niet meer wilde doorzetten.
In de klachtprocedure die de vader tegen de GI/gezinsvoogd is gestart, is besloten om voor de vader een eigen aanspreekpunt binnen de GI aan te stellen. Tussen dat aanspreekpunt en de vader is nog geen contact geweest, vanwege de gezondheidsproblemen van de vader.
In een beschikking van 8 november 2019 is de ondertoezichtstelling van [minderjarige] verlengd met drie maanden. De GI zal aan de rechtbank verzoeken om de ondertoezichtstelling hierna met zes maanden te verlengen. De GI denkt dat als de ondertoezichtstelling niet wordt verlengd, de begeleiding van [instelling] stopt en dat [minderjarige] niet meer naar de vader zal gaan.
7.2.1.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de gezinsvoogd een brief van [minderjarige] voorgelezen. Kort samengevat schrijft zij het volgende.
[minderjarige] wil geen contact meer met de vader omdat zij het niet leuk vindt bij hem. Ook is zij in het verleden vaak teleurgesteld in hem. Ze zou graag willen dat beslist wordt dat zij niet meer naar de vader hoeft te gaan.
7.3.
De raad heeft in de brief van 22 augustus 2019 en tijdens de mondelinge behandeling het volgende verklaard.
De raad begrijpt dat, vóór de ziekenhuisopname van de vader, hij en [minderjarige] slechts vijf keer begeleid contact hebben gehad en dat [minderjarige] het er moeilijk mee heeft. Het is voor de raad niet duidelijk op welke manier de GI de vader, de moeder en [minderjarige] heeft begeleid. Het is voor de raad wel duidelijk dat de vader het vertrouwen in de GI verliest. De raad is niet meer actief betrokken en kan niet beoordelen of het verminderen van het contact naar eens per vier weken een goede keuze was van de GI. Het besluit wijkt wel sterk af van de regeling die de raad had geadviseerd in zijn rapport van 21 juli 2017 en die in de beschikking van 23 november 2017 is vastgelegd.
[vertegenwoordiger van de raad] heeft soms contact met de vader. Zij heeft begrepen dat de vader in de week van de mondelinge behandeling van het hof zou worden ontslagen uit het ziekenhuis.
De ziekte van de vader heeft de zussen van [minderjarige] aan het denken gezet. Het weerzien tussen vader en de kinderen was emotioneel. De zussen willen naar de vader blijven gaan en [minderjarige] wil met hen mee, maar de zussen hebben wel last van de partner van de vader. Er zou zomaar iets kunnen gebeuren dat roet in het eten gooit.
In het ziekenhuis was het contact tussen [minderjarige] en de vader meer natuurlijk en ongedwongen. [minderjarige] stond daar niet zo in het middelpunt. De vader neemt een bepaalde houding aan als hij het gevoel heeft dat hij bekeken wordt. Hij weet ook niet goed wat de begeleiding en de GI van hem verwachten. De begeleiding had volgens de raad al lang gestopt moeten zijn.
De GI is de vader kwijtgeraakt in de hulpverlening. Dat is jammer. Het is belangrijk dat er wordt gewerkt aan de samenwerking met de vader en het herstel van zijn vertrouwen. Het [vertrouwensbureau] kan hierbij helpen. De vader moet ook geholpen worden in het loslaten van zijn zorgen over de situatie bij de moeder. [minderjarige] heeft het daar gewoon goed. Aangezien de zussen in principe wel naar de vader wilden blijven gaan, moet het probleem met de partner van de vader snel opgelost worden. De GI moet hierover praten met de vader en zijn partner. Bij deze kwesties kan het nieuwe aanspreekpunt helpen.
De vader en de moeder willen van de bemoeienis af en het onderling gaan regelen. Dan zou eigenlijk de contactregeling weer moeten gelden die de rechtbank Oost-Brabant had vastgesteld in de beschikking van 23 november 2017.
7.5.
Het hof oordeelt als volgt.
De periode na de beschikking van 6 december 2018
7.5.1.
Het hof heeft tijdens de mondelinge behandeling vragen kunnen stellen aan de GI over de gebeurtenissen na de tussenbeschikking van het hof en de situatie op dit moment. Het hof trekt hieruit de volgende conclusie.
7.5.2.
Aan de ene kant zegt de GI dat het contact tussen [minderjarige] en de vader onder begeleiding niet soepel en niet natuurlijk verloopt. Volgens de GI zitten hier twee problemen achter: de onhandigheid van de vader in het contact met [minderjarige] , en de weerstand bij [minderjarige] zelf. Het hof kan zich hierover moeilijk een oordeel vormen. Daarvoor zou het hof in ieder geval de verslagen van [instelling] moeten lezen en die heeft het hof niet gekregen. Het hof kan daarom ook moeilijk beoordelen of de vader voldoende is begeleid, op een manier die bij hem en [minderjarige] past. Het hof ziet ook niet wat de GI heeft gedaan om de weerstand bij [minderjarige] weg te nemen. De GI heeft in ieder geval niet onderzocht waar de weerstand van [minderjarige] tegen contact met de vader vandaan komt. Het hof zou ook meer willen weten over de vraag of de moeder open stond voor de begeleiding van [instelling] en wat het effect van die begeleiding was.
Aan de andere kant ziet het hof dat een verandering van omgeving en omstandigheden het voor [minderjarige] gemakkelijker heeft gemaakt om naar de vader te gaan. De GI heeft niet geprobeerd de begeleiding helemaal achterwege te laten of op een andere manier in te vullen. Wanneer er helemaal geen begeleiding is – tijdens de bezoeken aan de vader in het ziekenhuis – verloopt het contact tussen [minderjarige] en de vader kennelijk echt soepeler. Dan lijkt het voor [minderjarige] en de vader mogelijk om op een ontspannen manier contact met elkaar te hebben en een band op te bouwen.
Het hof is het, op grond van wat nu bekend is geworden, niet eens met de GI dat een vermindering van het contact tot één keer per vier weken nodig was. De GI had de beslissing van het hof moeten volgen: het contact uitbreiden en toewerken naar onbegeleid contact.
Doelen voor de komende periode
7.5.3.
Het hof is van oordeel dat in de komende periode aan de volgende doelen gewerkt moet worden.
Het hof ziet voor de omgang tussen [minderjarige] en de vader kansen in de veranderde houding van de zussen van [minderjarige] ten opzichte van de vader. De problemen die de zussen hebben met de partner van de vader vormen wel een risico. Hierin zou de GI actief kunnen optreden. Dat deze problemen onoverkomelijk zijn is niet gebleken. In ieder geval zou de GI hierover in gesprek kunnen gaan met de vader en zijn partner.
Ook moet gewerkt worden aan de vertrouwensrelatie en de samenwerking met de vader. Het nieuwe aanspreekpunt voor de vader kan hierop inzetten.
Uiteindelijk moet de contactregeling die het hof heeft vastgesteld in de tussenbeschikking van 6 december 2018 weer worden uitgevoerd, met als einddoel regelmatig onbegeleid contact tussen de vader en [minderjarige] . Het is aan de GI om te onderzoeken wat iedereen daarvoor nodig heeft, wat er moet veranderen en wie wat moet doen. Daarbij is het natuurlijk ook belangrijk om rekening te houden met het herstel van de vader.
Volgende stappen in deze procedure
7.5.4.
Het hof kan nu nog geen eindbeslissing geven. Het hof heeft hiervóór beschreven wat in de komende periode zou moeten gebeuren. Het hof wil de vader de kans geven om daarop te reageren. Dat mag hij mondeling of (gezien de bijzondere omstandigheden van de vader bij uitzondering) schriftelijk doen.
Het hof zal de vader een termijn geven van drie weken om ofwel een schriftelijke reactie te geven ofwel aan te geven dat hij een mondelinge behandeling wenst.
Als de vader zijn reactie schriftelijk geeft, zullen de moeder, de raad en de GI nog de gelegenheid krijgen hierop schriftelijk te reageren.
Als de vader mondeling wil reageren, zal het hof nog een mondelinge behandeling plannen. Aangezien de vader herstellende is van een ingrijpende operatie, begrijpt het hof dat hij misschien niet op korte termijn naar het hof zal kunnen reizen. Het hof wil de vader dan verzoeken een schatting te maken van wanneer hij dit wel denkt te kunnen. Hiermee kan het hof dan rekening houden bij het plannen van de mondelinge behandeling.
7.5.5.
De procedure wordt nu aangehouden. Het hof zal de ouders, de raad en de GI op de hoogte houden over de volgende stappen in deze procedure. Daarbij merkt het hof op dat de in de tussenbeschikking van het hof van 6 december 2018 vastgestelde (voorlopige) contactregeling tussen de vader en [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2009 te [geboorteplaats] , nog steeds geldt.

8.De beslissing

Het hof:
verzoekt de vader binnen drie weken, dus uiterlijk op vrijdag 21 februari 2020:
ófwel een schriftelijke reactie te geven als hierboven bedoeld onder 7.5.4.,
ófwel schriftelijk aan te geven dat hij een mondelinge behandeling wenst;
houdt iedere verdere beslissing aan tot PRO FORMA 21 februari 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, H. van Winkel en M.I. Peereboom- Van Drunick en bijgestaan door de griffier en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.