ECLI:NL:GHSHE:2020:282

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
200.192.874_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van de zorg- en contactregeling tussen ouders na echtscheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 30 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de zorg- en contactregeling tussen de vader en de minderjarige, geboren in 2010. De vader, appellant in principaal appel, en de moeder, appellante in incidenteel appel, zijn verwikkeld in een geschil over de omgangsregeling na hun echtscheiding. De vader heeft in eerdere procedures medewerking verleend aan hulpverlening en de omgangsmomenten zijn goed verlopen, maar er zijn zorgen geuit door de moeder over de stabiliteit van de vader en zijn betrokkenheid bij de opvoeding van de minderjarige. Het hof heeft de eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant vernietigd en een nieuwe regeling vastgesteld die de belangen van de minderjarige vooropstelt. De regeling houdt in dat de vader en de minderjarige eenmaal per veertien dagen contact hebben van zaterdag 11.30 uur tot zondag 18.00 uur, met de voorwaarde dat voetbalwedstrijden van de minderjarige op zaterdag voorrang hebben op deze contactregeling. De ouders zijn verplicht om elkaar tijdig op de hoogte te stellen van de voetbalwedstrijden, zodat de contactmomenten hierop kunnen worden afgestemd. Daarnaast is er een compensatieregeling voor gemiste omgangsweekenden door vakanties. Het hof heeft ook de Raad voor de Kinderbescherming en de stichting Jeugdbescherming Brabant betrokken in de procedure, waarbij de GI (gecertificeerde instelling) toeziet op de naleving van de afspraken. De proceskosten in hoger beroep zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 30 januari 2020
Zaaknummer: 200.192.874/01
Zaaknummer eerste aanleg: C/01/281104 / FA RK 14-3699
in de zaak in hoger beroep van:
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
appellant in principaal appel,
verweerder in incidenteel appel,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. P.A.A. Smits, thans mr. I. Willems-Reinacher,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in principaal appel,
appellante in incidenteel appel,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.E. Frenken.
Als belanghebbende wordt aangemerkt:
- de stichting Jeugdbescherming Brabant, de gecertificeerde instelling (hierna te noemen: de GI).
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming,
hierna te noemen: de raad.

9.De beschikking d.d. 6 juni 2019

Bij die beschikking heeft het hof, kort samengevat,
- een voorlopige contactregeling vastgesteld inhoudende dat er contact plaatsvindt tussen de vader en [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.30 uur tot zondag 18.00 uur, waarbij de vader zorgdraagt voor het halen en brengen, onder de volgende voorwaarden:
- de vader verleent medewerking aan het traject van de ouders bij de GGZ en aan de voor [minderjarige] door de GI noodzakelijk geachte hulpverlening;
- de partner van de vader, [de partner van de vader] , is aanwezig tijdens de contactmomenten;
- de GI verzocht toe te zien op het nakomen van voormelde aan de contactregeling verbonden voorwaarden en in geval van niet nakoming van deze voorwaarden het hof hieromtrent per omgaande te berichten;
- de GI verzocht het hof voor de pro forma datum te berichten omtrent de stand van zaken met betrekking tot de situatie tussen de ouders en het verloop van de voorlopige contactregeling;
- in afwachting van het bericht van de GI iedere verdere beslissing aangehouden tot pro forma 12 september 2019.

10.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

10.1.
Het hof heeft kennisgenomen van de inhoud van:
- de brief van de GI d.d. 10 september 2019;
- de brief van de moeder d.d. 26 september 2019;
- de brief van de advocaat van de vader d.d. 4 oktober 2019;
- de brief van de GI d.d. 7 november 2019;
- het V-formulier van de advocaat van de vader, ingekomen op 25 november 2019;
- de brief van de moeder d.d. 26 november 2019.
10.2.
Naar aanleiding van voormelde berichten heeft er geen nadere mondelinge behandeling plaatsgevonden en doet het hof de zaak heden op de stukken af.

11.De verdere beoordeling

In het principaal en incidenteel appel
11.1.
De GI brengt in voormelde berichten van 10 september 2019 en 7 november 2019, samengevat, het volgende naar voren.
Na voormelde tussenbeschikking heeft de vader tegen de gemaakte afspraken in [minderjarige] belast met informatie die niet klopt, namelijk dat [minderjarige] bij de vader mag komen logeren. Dit heeft [minderjarige] onduidelijkheid gegeven en betekende een teleurstelling die hij moest verwerken. Omdat de vader heel wisselend is geweest in het willen aangaan van het traject bij de GGZ heeft de GI duidelijk en concreet verwoord wat de voorwaarde ‘meewerken’ inhoudt en sindsdien laat de vader zien dat hij aan de voorwaarde voldoet en meewerkt. Vader laat wel weten dat hij meewerkt omdat het een voorwaarde is en niet omdat hij vindt dat het nodig is.
In de basis zitten de ouders op één lijn wat betreft de opvoeding. Er zijn wel verschillen, maar deze zijn niet onoverkomelijk, alleen is daarvoor is wel vertrouwen nodig. Dit vertrouwen is er niet van de moeder naar de vader, dus blijven er spanningen bestaan welke voelbaar zijn voor [minderjarige] . De ouders zijn in staat gedurende langere periodes de rust te bewaren en te komen tot een rustig verlopende omgang en overdracht. Zodra de ouders de samenwerking dienen op te zoeken zie je wel het vaste patroon tussen de ouders. De verschillen in hun visies over het opvoeden van [minderjarige] , de mogelijkheden die zij al dan niet hebben als ouder en vooral de verwachtingen die zij naar elkaar als ouders hebben komen niet overeen. De vader lukt het niet zijn starre houding los te laten en steeds vanuit de behoefte van [minderjarige] te handelen. De moeder lukt het niet om haar verwachtingen naar de vader los te laten. Zij blijft uitspreken dat de vader niet laat zien dat hij het beste wil voor [minderjarige] . Zo lang de ouders beide niet in staat zijn om hun verwachtingen over en weer los te kunnen laten, elkaar te accepteren en te respecteren in hun rol als ouder met hun sterke en minder sterke kanten, is het samenwerken vanuit hun gezamenlijke verantwoordelijkheid naar [minderjarige] een zware opgaaf voor beide. Dit heeft tot gevolg dat [minderjarige] emotioneel belast zal blijven met loyaliteitsproblemen die naarmate hij ouder wordt zullen versterken.
Beide ouders zijn aanwezig geweest bij de vijf gesprekken bij de GGZ en hebben hiermee hun inzet getoond. Waar mogelijk hebben zij naar elkaar geluisterd en soms is de communicatie tussen de ouders soepeler verlopen. Soms is het de ouders gelukt waarderende woorden naar elkaar uit te spreken en met momenten zijn er openingen geboden voor een samenwerking in ouderschap. Het is een gegeven dat de moeder geen vertrouwen heeft in de vader. De moeder wil wel samenwerken met de vader, maar zonder vertrouwen gaat dat heel moeizaam en de vader lukt het niet om hierin mee te bewegen. De vader is star in zijn eigen verhaal en hier heeft de moeder last van. Onderliggend is er nog veel strijd tussen de ouders. Om meer vertrouwen te krijgen wil de moeder zicht krijgen op het functioneren van de vader, zodat er ruimte komt om samen te werken. De vader wil de communicatie juist beperkter houden om te kunnen samenwerken.
Gezien de uitspraak over de contactregeling gaat deze vanuit de GI vormgegeven worden. De ouders zijn samen tot de afspraak gekomen de omgang vanaf het weekend van 21 december 2019 te laten ingaan. De GI vraagt nog wel aandacht voor het voetballen van [minderjarige] . Hij doet dit heel graag en voor zijn sociaal emotionele ontwikkeling is het belangrijk dat hij aan de wedstrijden op zaterdag kan deelnemen. Met de vader is dit niet bespreekbaar. Verzocht wordt mee te nemen dat wanneer [minderjarige] een voetbalwedstrijd heeft in het weekend dat hij naar de vader gaat, hij na de wedstrijd wordt opgehaald.
11.2.
De vader voert in voormelde berichten van 4 oktober 2019 en 25 november 2019, samengevat, het volgende aan.
De vader heeft zich aan de voorwaarden gehouden en zijn medewerking verleend aan het traject bij de GGZ. De omgangsmomenten zijn allen goed verlopen. Bij de vader is geen sprake van een onveilige situatie. Er zijn dan ook geen beletselen om de omgang met overnachting onbegeleid bij de vader te laten plaatsvinden, dan wel enkel het eerste en het laatste uur begeleid, eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.30 uur tot zondag 18.00 uur.
Over het voetballen van [minderjarige] heeft geen overleg met de vader plaatsgevonden. De vader kan weinig tijd met [minderjarige] doorbrengen en wil iedere minuut benutten. De vader is ook afhankelijk van derden voor het halen en brengen en hij kan niet van hen verwachten dat zij overal naartoe rijden. De GI heeft aangegeven dat zij zich niet bemoeien met sportactiviteiten. Het verzoek van de GI over het voetballen moet buiten beschouwing worden gelaten, dan wel worden afgewezen.
11.3.
De moeder voert in voormelde berichten van 26 september 2019 en 26 november 2019, samengevat, het volgende aan.
De gesprekken bij de GGZ verlopen zeer stroef. De vader komt naar de gesprekken omdat het verplicht is en hem uitbreiding is beloofd en niet omdat hij er zelf achter staat. De vader geeft aan dat hij absoluut niet zal veranderen. Hij is nog steeds star en rechtlijnig, wil niet toegeven, werkt niet mee en komt soms agressief en intimiderend over. Hij geeft de moeder overal de schuld van. De moeder heeft meerdere malen tevergeefs geprobeerd om met de vader te communiceren. Het lijkt erop dat de vader alleen maar in strijd is met de moeder en niet in het belang van [minderjarige] handelt. Er is geen sprake van een vechtscheiding maar van psychische problematiek bij de vader. De vader heeft een alcoholprobleem en hij heeft meerdere suïcidepogingen gedaan. Met hulpverlening kan de vader een meer dan geweldige vader voor [minderjarige] zijn, maar de vader weigert deze hulpverlening. De raad geeft al acht jaar aan dat overnachten bij de vader onverantwoord is. De GI draait dit zomaar om zonder enig onderzoek. De vader toont geen interesse in [minderjarige] zijn sport, school, ziekenhuis- en huisartsbezoek. Omdat de vader totaal nergens aan meewerkt moet het verzoek van de GI over het voetballen worden toegewezen.
11.4.
Het hof overweegt het volgende.
11.4.1.
Het hof heeft begrip voor de door de moeder geuite zorgen. Voor de GI zijn deze zorgen echter niet van dien aard dat zij een beletsel vormen voor (uitbreiding van) het contact tussen [minderjarige] en zijn vader en ook het hof is hiervan niet gebleken. Het hof acht de weekendregeling met overnachting zoals vastgesteld in de tussenbeschikking van 6 juni 2019 in het belang van [minderjarige] . De vader heeft zijn medewerking verleend aan de gestelde voorwaarden. De contactmomenten tussen de vader en [minderjarige] verlopen goed. Niet is gebleken van zorgen over de thuissituatie bij de vader. Het hof acht het niet langer noodzakelijk dat er begeleiding aanwezig is tijdens het contact, dan wel andere voorwaarden te verbinden aan de uitvoering van de contactregeling.
11.4.2.
Vanuit het belang van [minderjarige] is het hof van oordeel dat voetbalwedstrijden van [minderjarige] op zaterdag vóór dienen te gaan op de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] . Onweersproken is gesteld dat [minderjarige] voetballen heel leuk vindt. Het kunnen deelnemen aan de voetbalwedstrijden acht het hof in het belang van [minderjarige] nu dit goed is voor zijn sociaal-emotionele ontwikkeling. De echtscheiding van de ouders en de contactregeling tussen de vader en [minderjarige] mogen niet tot gevolg hebben dat de sportactiviteiten van [minderjarige] geen doorgang kunnen vinden. Indien [minderjarige] in het weekend waarin het contact tussen de vader en [minderjarige] plaatsvindt op zaterdag moet voetballen, vangt het contactmoment aan op zaterdag direct na de voetbalwedstrijd. De moeder stelt de vader op de hoogte van de zaterdagen waarop [minderjarige] moet voetballen, alsmede van het tijdstip waarop de vader [minderjarige] kan komen ophalen, zodra deze data en/of tijdstippen bekend zijn, maar in ieder geval veertien dagen voorafgaand aan het betreffende omgangsweekend.
11.4.3.
Indien een omgangsweekend niet kan plaatsvinden omdat [minderjarige] op vakantie is, zullen de hierdoor gemiste weekenden gecompenseerd worden met één extra dag per gemist weekend in een ander omgangsweekend, in die zin dat [minderjarige] dan op vrijdagmiddag door de vader wordt opgehaald in plaats van op zaterdag op een in onderling overleg tussen de ouders (eventueel met behulp van de GI) overeen te komen tijdstip gelegen tussen een uur na schooltijd en 18.00 uur. De compensatie vindt niet plaats in een weekend waarin [minderjarige] op zaterdag moet voetballen. De eerste vakantie waarvoor gecompenseerd kan worden is de meivakantie 2020. Indien en zodra de ouders ook de vakanties in de contactregeling gaan betrekken, vervalt de compensatieregeling. Het hof acht het thans nog niet in het belang van [minderjarige] om ook voor de vakanties en feestdagen een regeling vast te stellen, maar het hof gaat er vanuit dat de ouders vanaf september 2020 de vakanties en de feestdagen in de regeling gaan betrekken. Het hof gaat er daarbij vanuit dat beide ouders bereid zullen zijn aan een opbouwregeling voor de vakanties en feestdagen hun medewerking te verlenen.
11.4.4.
Ten aanzien van het halen en brengen is het hof van oordeel dat dit in beginsel een gedeelde ouderlijke verantwoordelijkheid betreft. In hetgeen de moeder hieromtrent naar voren brengt, ziet het hof geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken en evenmin om te bepalen dat de overdracht bij grootouders moederszijde plaatsvindt. Gelet op het voorgaande zal het hof het halen en brengen van [minderjarige] gelijkelijk over de ouders verdelen.
11.4.5.
Het hof geeft de GI nog in overweging bij de ouders in te zetten op een vorm van parallel ouderschap, met (blijvende) ondersteuning door personen vanuit het netwerk van de moeder en/of de vader.
11.5.
Het voorgaande leidt tot de navolgende beslissing.
11.6.
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep compenseren, nu partijen gewezen echtgenoten zijn.

12.De beslissing

Het hof:
op het principaal en incidenteel appel:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 3 maart 2016, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijzigt de tussen partijen in 2014 overeengekomen contactregeling als volgt:
stelt omtrent de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken tussen de vader en de moeder met betrekking tot [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2010 te [geboorteplaats] een regeling vast, inhoudende dat er contact plaatsvindt tussen de vader en [minderjarige] eenmaal per veertien dagen van zaterdag 11.30 uur tot zondag 18.00 uur,
met dien verstande dat voetbalwedstrijden van [minderjarige] op zaterdag voorgaan op deze contactregeling in die zin dat het contactmoment dan aanvangt op zaterdag direct na de voetbalwedstrijd, en verder op de wijze zoals hiervoor onder rechtsoverweging 11.4.2 is overwogen,
en waarbij compensatie plaatsvindt voor ten gevolge van vakanties van [minderjarige] gemiste omgangsweekenden op de wijze zoals hiervoor onder rechtsoverweging 11.4.3 is overwogen;
bepaalt ten aanzien van het halen en brengen: dat de vader [minderjarige] bij aanvang van het contactmoment ophaalt bij de moeder en de moeder haalt [minderjarige] aan het einde van het contactmoment op bij de vader;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.A.R.M. van Leuven, C.N.M. Antens en J.C.E. Ackermans-Wijn en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020 in tegenwoordigheid van de griffier.