Uitspraak
1.Het verloop van het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
- de man te veroordelen een bedrag van € 4.243,04 aan de vrouw te voldoen uit hoofde van de afwikkeling huwelijkse voorwaarden;
- te verklaren voor recht dat de man op grond van art. 3:194 lid 2 BW zijn aandeel in het op peildatum nog aanwezige keramiek heeft verbeurd;
- de man te veroordelen de volledige waarde van het verbeurde keramiek aan de vrouw te vergoeden, zijnde een bedrag van € 200.000,-- dan wel een ander bedrag dat het hof juist acht;
- te bepalen dat de vrouw gerechtigd is tot de helft van de waarde van de kunstonderneming als eenvoudige gemeenschap en dat de man dientengevolge een bedrag van € 7.261,50 aan de vrouw moet voldoen;
- de man op grond van art. 3 van de huwelijkse voorwaarden te veroordelen een vergoeding ter hoogte van € 10.210,06 aan de vrouw te voldoen voor het door haar ten huwelijk aangebrachte keramiek;
- te bepalen dat de man zal bijdragen in het levensonderhoud van de vrouw met een bedrag van € 1.100,-- per maand, met ingang van de datum inschrijving echtscheiding zijnde 21 mei 2019, bij vooruitbetaling per maand aan haar te voldoen, dan wel een zodanig bedrag en met ingang van zodanige datum als het hof juist acht;
- te bepalen dat de eventuele kosten van tenuitvoerlegging van de hierboven gevraagde alimentatiebeslissing voor rekening van de man komen, voor zover deze door hem veroorzaakt worden;
- de goederen op de inboedellijst van de vrouw aan de man toe te delen en hem te veroordelen daarvoor een bedrag van € 12.600,-- aan de vrouw te voldoen;
- te bepalen dat de vorderingen van de vrouw op de man, zoals die blijken uit de in deze te geven beschikking, voldaan zullen worden uit het depotgeld bij notaris [notaris] te [plaats] ;
- de man te veroordelen het gelegde beslag op te heffen, binnen 14 dagen na de in deze te geven beschikking, op straffe van een dwangsom ter hoogte van € 500,-- per dagdeel dat hij hiertoe in gebreke blijft;
- de man te veroordelen een bedrag van € 1.957,59 aan de vrouw te voldoen ter vergoeding van haar schade vanwege het gelegde beslag;
- de man te veroordelen de daadwerkelijke proceskosten ter hoogte van € 19.340,94 + PM aan de vrouw te voldoen, subsidiair de proceskosten aan de hand van het gebruikelijke liquidatietarief.
5.De motivering van de beslissing
mankomt met grieven I tot en met V op tegen de beslissing van de rechtbank dat de goederen vermeld op de lijst (productie 10) worden toegedeeld aan de vrouw, dan wel, indien de goederen er niet meer zijn, de vrouw een geldelijke vergoeding ontvangt van de man van € 12.600,--.
vrouwkomt met grief VII op tegen de beslissing van de rechtbank dat de vrouw een geldelijke vergoeding van de man ontvangt van € 12.600,-- indien de goederen op de betreffende lijst er niet meer zijn.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen het oordeel van de rechtbank dat hij gerechtelijk erkend zou hebben dat de gelden op de en/of rekeningen, van de vrouw afkomstig zijn.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
manop tegen het oordeel van de rechtbank in rov. 2.5.17 dat:
- een bedrag van € 73.437,-- van de en/of spaarrekening eindigend op * [nummer 1] ;
- een bedrag van € 31.500,-- en een bedrag van € 279,81 van de en/of basisrekening eindigend op * [nummer 2] ;
- een bedrag van € 3.371,-- van de en/of rekening eindigend op * [nummer 3] ;
vrouwvoert verweer. Zij voert het volgende aan.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen de afwijzing van haar vordering op de man van € 4.203,03. Zij voert daartoe het volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen de afwijzing van haar verzoeken met betrekking tot de onderneming. Zij voert daartoe het volgende aan.
- primair: de onderneming vormt een eenvoudige gemeenschap en dient alsnog te worden verdeeld;
- subsidiair: de vrouw maakt alsnog aanspraak op haar aandeel in de ontbonden vof;
- meer subsidiair: de vrouw maakt op grond van art. 1:195a lid 1 BW aanspraak op een redelijke vergoeding voor de kennis, vaardigheden en arbeid die zij ten behoeve van de kunstonderneming heeft aangewend;
- meest subsidiair: de vrouw vordert de helft van een bedrag van fl. 45.000,-- (€ 20.420,11) zijnde de waarde van de keramiek dat zij ten huwelijk heeft aangebracht).
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
Dat is meer dan 40u/wk.”
vrouwstelt onder grief II een nieuw verzoek in ten aanzien van de keramiek, aldus dat de man het gemeenschappelijk keramiek met een waarde van € 200.000,-- opzettelijk verborgen heeft gehouden en dat de man dit aan de vrouw heeft verbeurd en dit bedrag aan haar dient te vergoeden. Zij voert daartoe het volgende aan.
- de kunstonderneming en dus ook alle gefabriceerde kunst tot een eenvoudige gemeenschap tussen partijen behoort;
- de meeste keramiek is vervaardigd voor 2013, ten tijde van de vof en partijen samen de vof exploiteerden en tezamen gerechtigd waren tot de opbrengsten daarvan. De man heeft erkend dat de vrouw in de zaak heeft meegewerkt en dat er sprake was van een vof. Als de man zijn stelling dat hij in 2013 al financieel met de vrouw heeft afgerekend toen de vof werd ontbonden niet met stukken kan onderbouwen, moeten de thans aanwezige kunststukken worden geacht gemeenschappelijk eigendom van partijen te zijn;
- alle keramiek die de vrouw zelf heeft gedecoreerd gemeenschappelijk is geworden op grond van art. 5:16 lid 2 BW;
- alle keramiek waarvan niet kan worden vastgesteld of deze voor of na 2013 is geproduceerd, op grond van het bewijsvermoeden van art. 2.3 van de huwelijkse voorwaarden gemeenschappelijk is geworden.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
mankomt op tegen de afwijzing van zijn verzoeken met betrekking tot het bedrag van € 175.000,-- dat bij de notaris te [plaats] in depot staat. De man voert ter toelichting het volgende aan.
vrouwvoert verweer. Zij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
vrouwkomt op tegen de afwijzing van het verzoek van de vrouw een dwangsom te verbinden aan het verzoek van de vrouw dat de man de USB-stick met foto’s aan haar zal toesturen. Zij voert daartoe het volgende aan.
manvoert verweer. Hij brengt het volgende naar voren.
hofoverweegt als volgt.
vrouwaangegeven dat de vrouw ermee kan instemmen dat zij in plaats van het fotoboek van de tuin met behulp van deze USB-stick zelf een nieuw fotoboek maakt. De vrouw acht het in dat geval redelijk dat de vrouw de fotoboeken van de keramiek en de tentoonstellingen ontvangt en handhaaft op dat punt haar verzoek. De vrouw heeft geen foto’s ontvangen uit de door haar opgestelde drie fotoboeken van de keramiek. Subsidiair stelt de vrouw dat zij een USB-stick met genoemde foto’s wil ontvangen.
manheeft bij voornoemd faxbericht van 18 december 2019 gereageerd. Het verzoek van de vrouw om afgifte van fotoboeken betreft een nieuw verzoek en is in strijd met de goede procesorde. Het verzoek dient te worden afgewezen, dan wel dient de vrouw niet-ontvankelijk te worden verklaard in deze grief. Ook het verzoek om een USB-stick met foto’s van de keramiek en de tentoonstellingen betreft een nieuw verzoek dat niet meer in behandeling kan worden genomen, aldus de man.
hofoverweegt voorts als volgt.
6.De slotsom
7.De beslissing
- een bedrag van € 36.646,39 moet worden uitbetaald aan de vrouw;
- een bedrag van € 138.353,41 moet worden uitbetaald aan de man;