In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 10 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep met zaaknummer AVNR. 000659-20. De zaak betreft de voorlopige hechtenis van de verdachte, die sinds december 2018 in voorarrest zit. De rechtbank had eerder een verzoek tot opheffing van de voorlopige hechtenis afgewezen, ondanks dat zowel de rechtbank als de officier van justitie hadden aangegeven dat de duur van de voorlopige hechtenis onwenselijk lang was. De verdachte is beschuldigd van medeplegen van een poging doodslag en het voorhanden hebben van een pistool.
Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn raadsvrouw mr. G.J.J.G. Stevens-Waltmans, gehoord. Na bestudering van het dossier concludeert het hof dat er voldoende ernstige bezwaren zijn tegen de verdachte. Desondanks oordeelt het hof dat de voorlopige hechtenis onwenselijk lang duurt en dat, hoewel de inhoudelijke behandeling van de zaak mogelijk aanstaande is, de voorlopige hechtenis dient te worden geschorst. Het hof wijst het hoger beroep af, bevestigt de beslissing van de rechtbank en schorst de voorlopige hechtenis onder bepaalde voorwaarden.
De uitspraak benadrukt de noodzaak om de rechten van de verdachte te waarborgen, vooral in situaties waarin de voorlopige hechtenis onwenselijk lang aanhoudt. Het hof stelt voorwaarden aan de schorsing van de voorlopige hechtenis, waaronder dat de verdachte zich aan alle oproepingen van politie en justitie moet houden en zich op de dag van de einduitspraak moet melden bij de rechtbank.