ECLI:NL:GHSHE:2020:29

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
9 januari 2020
Publicatiedatum
9 januari 2020
Zaaknummer
200.253.602_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bekrachtiging van de beschikking inzake bewindvoering en mentorschap van meerderjarige betrokkene met uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering en mentorschap van een meerderjarige betrokkene. De moeder van de betrokkene, die in eerste aanleg verzocht had om ontslag van de vader als bewindvoerder en mentor, is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 oktober 2018. De moeder stelde dat de vader zijn taken niet goed uitvoert en dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. De vader heeft echter betwist dat hij tekortschiet in zijn rol en heeft aangevoerd dat de betrokkene een positieve ontwikkeling doormaakt onder zijn bewindvoering.

Tijdens de mondelinge behandeling is de betrokkene zelf gehoord, die zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de huidige bewindvoerders, de vader en de medebewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de betrokkene voldoende zijn gewaarborgd en dat er geen gewichtige redenen zijn om de vader te ontslaan. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de vader en de medebewindvoerder niet goed functioneren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH

Team familie- en jeugdrecht
Uitspraak: 9 januari 2020
Zaaknummer: 200.253.602/01
Zaaknummers eerste aanleg: 6717989 BM VERZ 18-1587 en 6718004 BM VERZ 18-1588
in de zaak in hoger beroep van:
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. A.J.M. Mertens,
Als belanghebbenden in deze zaak worden aangemerkt:
- [betrokkene] (hierna te noemen: [betrokkene] );
- [de vader] (hierna te noemen: de vader), bijgestaan door mr. M.H.A. Wijen;
- [medebewindvoerder en medementor] , (hierna te noemen: [medebewindvoerder en medementor] ).

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de (eind)beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, Team Toezicht, van 25 oktober 2018.

2.Het geding in hoger beroep

2.1.
Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 25 januari 2019, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen, in die zin dat de vader als bewindvoerder en mentor wordt ontslagen en met ongedaan making van de aanstelling van [medebewindvoerder en medementor] tot medebewindvoerder en medementor van [betrokkene] en, opnieuw rechtdoende:
primair:
  • de moeder tot bewindvoerder en mentor van [betrokkene] te benoemen en,
  • [de tante] (hierna te noemen: de tante van [betrokkene] ) tot medebewindvoerder en medementor van [betrokkene] te benoemen;
subsidiair:
- een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen, zoals het kantoor [kantoor] te [kantoorplaats] , op basis van de eerder in eerste aanleg geuite bereidheid daartoe,
kosten rechtens.
2.2.
Bij verweerschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 maart 2019, heeft de vader verzocht om de moeder in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit hoger beroep/verzoek af te wijzen als ongegrond en/of niet bewezen, althans niet steunend op de wet en de bestreden beschikking – zo nodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden – te bekrachtigen, met veroordeling van de moeder in de kosten van dit geding.
2.3.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 12 november 2019. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
  • de moeder, bijgestaan door mr. Mertens;
  • [betrokkene] ;
  • de vader;
  • [medebewindvoerder en medementor] .
2.3.1.
Het hof heeft mevrouw [cliëntvertrouwenspersoon] , werkzaam als cliëntvertrouwenspersoon bij [woonvoorziening] (de woonvoorziening waar [betrokkene] woonachtig is), naar aanleiding van een op 14 oktober 2019 bij het hof ingediend schriftelijk verzoek daartoe, als toehoorder bijzondere toegang tot de mondelinge behandeling in hoger beroep verleend.
2.4.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
  • het V6-formulier met bijlagen ingediend door de advocaat van de moeder op 6 februari 2019;
  • het V6-formulier met als bijlage productie 10a, ingediend door de advocaat van de moeder op 11 november 2019;
  • het V6-formulier met als bijlagen de producties 10 tot en met 12, ingediend door de advocaat van de moeder op 11 november 2019.
2.5.
Na de mondelinge behandeling in hoger beroep is, bij V6-formulier, ingediend door de advocaat van de moeder op 21 november 2019, ingekomen het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg op 26 september 2018.

3.De beoordeling

3.1.
Bij beschikking van 28 juni 2017 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant over de goederen die [betrokkene] als rechthebbende toebehoren of zullen toebehoren een meerderjarigenbewind ingesteld en ten behoeve van [betrokkene] een mentorschap ingesteld, met benoeming van de vader van [betrokkene] tot bewindvoerder en mentor.
3.2.
[betrokkene] heeft in eerste aanleg de kantonrechter verzocht om de vader als bewindvoerder en mentor te ontslaan en [kantoor] tot opvolgend bewindvoerder en opvolgend mentor te benoemen.
3.3.
Bij beschikking van 22 mei 2018 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, met ingang van de dag na verzending van de beschikking [kantoor] tot medebewindvoerder en medementor benoemd.
3.4.
Bij beschikking van 25 juni 2018 heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, [kantoor] op eigen verzoek met ingang van de dag na verzending van de beschikking ontslagen als medebewindvoerder en medementor.
3.5.
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant, met ingang van veertien dagen na verzending van de beschikking [medebewindvoerder en medementor] tot medebewindvoerder en medementor benoemd en heeft de overige verzoeken in eerste aanleg afgewezen.
3.6.
De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.7.
De moeder voert in het beroepschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende aan.
De kantonrechter heeft ten onrechte overwogen dat er door de moeder – op basis van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en artikel 1:462 lid 2 BW – onvoldoende feiten of omstandigheden naar voren zijn gebracht die zouden kunnen leiden tot een ontslag van de bewindvoerder en mentor wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden. Het bewind en het mentorschap worden immers door de vader niet goed uitgevoerd. Na een ongelukkige val van de moeder van de trap en de daarmee gepaard gaande langere periode van revalidatie heeft de vader de zorg voor [betrokkene] overgenomen en het contact tussen [betrokkene] en de moeder en haar familie geblokkeerd. Verder maakt de moeder zich zorgen over de gezondheid van [betrokkene] . De moeder wordt door de vader overal buiten gehouden terwijl zij als ervaringsdeskundige veel van de ziekte van Steinert weet. De moeder vreest dat, gelet op ervaringen uit het verleden, er met de vader discussie zal ontstaan over de invulling van de medische zorg voor [betrokkene] en dat medische afspraken door de vader zullen worden afgezegd. Zo heeft de moeder vernomen dat [betrokkene] hartritmestoornissen heeft waarop door de vader geen of onvoldoende actie is ondernomen.
De kantonrechter heeft ten onrechte aangenomen dat hetgeen [betrokkene] op de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft verklaard over de personen die uitvoering dienen te geven aan het bewind en het mentorschap overeenkomt met zijn daadwerkelijke wil en voorkeur. [betrokkene] is erg beïnvloedbaar. [betrokkene] zit klem tussen de ouders. Dit blijkt uit het feit dat [betrokkene] op de mondelinge behandeling in eerste aanleg plotseling op zijn inleidend verzoek om een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen is teruggekomen en hij opeens de verzoeken van de vader ondersteunt. [betrokkene] voelde zich door de vader onder druk gezet. [betrokkene] heeft herhaaldelijk verklaard dat hij wil dat de moeder samen met zijn tante tot bewindvoerder en mentor wordt benoemd.
De kantonrechter heeft verder ten onrechte overwogen dat er geen feiten naar voren zijn gebracht waaruit hij de conclusie zou kunnen trekken dat de vader zijn taken als bewindvoerder en mentor niet goed zou uitvoeren. Er wordt door de kantonrechter onvoldoende gewicht toegekend aan het feit dat bij de vader sprake is van terugkerende psychoses die tot gevolg hebben dat hij met regelmaat maandenlang uit de roulatie is en daardoor zijn taken als bewindvoerder en mentor niet goed kan uitvoeren. De vader heeft eigen inzichten over het nemen van medicatie, waarbij het staken dan wel het verminderen van de dosering opnieuw tot een psychose leidt. De vader kan dan niet meer helder denken en stelt ook [medebewindvoerder en medementor] dan niet in staat om haar taken uit te voeren, omdat de vader haar de noodzakelijke gegeven niet ter hand stelt. De overname in geval van uitval van de vader is daarom niet goed geregeld. [betrokkene] kreeg tijdens de opname van de vader aanmaningen en nota’s die door [medebewindvoerder en medementor] uiteindelijk zelf zijn voorgeschoten. Ook de afstand [plaats 1] - [plaats 2] - [plaats 3] draagt niet bij aan een soepele uitvoering van het bewind en mentorschap. Er is sprake van gewichtige redenen die zich verzetten tegen de invulling van het bewind en het mentorschap van [betrokkene] op deze wijze. De moeder wenst daarom primair de uitvoering het bewind en mentorschap op zich nemen, met ondersteuning door de tante van [betrokkene] indien zij niet in staat is om haar taken uit te voeren. Subsidiair dient een onafhankelijke derde tot bewindvoerder en mentor te worden benoemd.
3.8.
De vader voert in het verweerschrift, zoals aangevuld op de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende aan.
De vader betwist uitdrukkelijk dat hij het bewind en mentorschap niet goed uitvoert. [betrokkene] heeft tijdens het bewind en mentorschap een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De vader heeft ingezet op de persoonlijke groei en ontwikkeling van [betrokkene] . Hij heeft gewerkt aan het sterker en zelfstandiger maken van [betrokkene] . De vader staat het contact tussen [betrokkene] en zijn moeder en haar familie niet in de weg. [betrokkene] woont ‘zelfstandig’ en kan gaan en staan waar hij wil. De vader is bereid om de moeder op haar verzoek per e-mail te informeren over [betrokkene] . Ook kan de moeder [betrokkene] zelf om informatie vragen. De vader weerspreekt de door de moeder geuite zorgen over de gezondheid van [betrokkene] . [betrokkene] is onder behandeling van het “Spierteam” in [plaats 4] , waar een cardioloog en een neuroloog deel van uitmaken. Verder is er contact met een longarts in [plaats 4] , het revalidatiecentrum in [plaats 5] en bezoekt [betrokkene] zelfstandig een fysiotherapeut in [plaats 3] .
[betrokkene] is in staat om zijn wil te uiten, hetgeen hij op de mondelinge behandeling in eerste aanleg heeft gedaan. Het is niet in het belang van [betrokkene] dat zijn moeder tot bewindvoerder en mentor wordt benoemd. Verder heeft de vader, gelet op haar handelen in het verleden, in het functioneren van de tante van [betrokkene] als medebewindvoerder en mentor geen vertrouwen. De vader wenst dat de huidige situatie gehandhaafd blijft omdat dit het meest in het belang van [betrokkene] is. De vader voorziet ook problemen indien een onafhankelijke derde tot bewindvoerder en mentor wordt benoemd. De moeder krijgt dan een vast aanspreekpunt om zich tot te richten en [betrokkene] wenst toch dat de vader hem vergezelt naar medische afspraken.
[medebewindvoerder en medementor] beschikt inmiddels over alle machtigingen en kan haar taken uitvoeren als de vader op enig moment opnieuw mocht uitvallen. Het feit dat [medebewindvoerder en medementor] tijdens de laatste opname van de vader nog niet meteen haar taken kon uitvoeren, was enkel het gevolg van het nog “vers” zijn van de bestreden beschikking.
3.9.
[betrokkene] heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende verklaard.
Hij woont sinds een jaar bij [woonvoorziening] in [plaats 3] op een woongroep. [betrokkene] probeert zoveel mogelijk dingen alleen te doen. Hij wenst dat zijn vader en [medebewindvoerder en medementor] de bewindvoerders en mentoren blijven. [betrokkene] kent [medebewindvoerder en medementor] goed; zij regelt de zaken voor [betrokkene] wanneer zijn vader uitvalt. [betrokkene] wil niet dat zijn moeder en tante of een onafhankelijke derde tot bewindvoerder(s) en mentor(en) worden benoemd. [betrokkene] gaat ieder weekend naar zijn vader en heeft op dit moment geen contact met zijn moeder omdat hij rust wil hebben. [betrokkene] weet dat hij de ziekte van Steinert heeft; verder ervaart hij geen gezondheidsklachten.
3.10.
De medebewindvoerder en medementor heeft op de mondelinge behandeling in hoger beroep – samengevat – het volgende verklaard.
[medebewindvoerder en medementor] kent de vader sinds 2012. [medebewindvoerder en medementor] kent ook [betrokkene] goed omdat zij [betrokkene] een tijd lang heeft gecoacht vanuit haar werk als maatschappelijk dienstverlener en coach.
Tijdens de laatste opname van de vader ervoer [medebewindvoerder en medementor] problemen in de uitvoering van haar taak. In die periode was het moeilijk om rekeningen te betalen omdat er toen nog niets geregeld was; die rekeningen zijn toen bij de moeder terecht gekomen. Intussen is alles goed geregeld zodat [medebewindvoerder en medementor] haar taken kan uitvoeren als de vader opnieuw mocht uitvallen. Ook is er dit jaar al gezamenlijk rekening en verantwoording bij de kantonrechter afgelegd over het bewind van [betrokkene] . [medebewindvoerder en medementor] vindt dat de wens van [betrokkene] omtrent de persoon van de bewindvoerder(s) en mentor(en) moet worden gevolgd.
3.11.
Het hof overweegt het volgende.
3.11.1.
Ingevolge artikel 1:448 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de bewindvoerder door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van de medebewindvoerder of degene die gerechtigd is onderbewindstelling te verzoeken als bedoeld in artikel 1:432, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.11.2.
Ingevolge artikel 1:461 lid 1 aanhef en sub e en lid 2 BW kan de mentor door de kantonrechter ontslag worden verleend, hetzij op eigen verzoek, hetzij wegens gewichtige redenen of omdat hij niet meer voldoet aan de eisen om mentor te kunnen worden, zulks op verzoek van de medementor of degene die gerechtigd is mentorschap te verzoeken als bedoeld in artikel 1:451, eerste en tweede lid BW, dan wel ambtshalve.
3.11.3.
Het hof is op grond van de stukken en het besprokene op de mondelinge behandeling in hoger beroep van oordeel dat de rechtbank in de bestreden beschikking terecht heeft geoordeeld dat geen sprake is van gewichtige redenen om de vader als bewindvoerder en mentor te ontslaan. Het hof overweegt daartoe dat in de huidige situatie, anders dan de moeder stelt, de belangen van [betrokkene] – ook in het geval van een mogelijke toekomstige opname van de vader – voldoende zijn gewaarborgd, doordat de kantonrechter in de bestreden beschikking [medebewindvoerder en medementor] tot medebewindvoerder en medementor heeft benoemd. Dat, zoals moeder in hoger beroep heeft aangevoerd, [medebewindvoerder en medementor] ten tijde van de laatste opname van de vader op 12 november 2018 nog niet in staat was om haar taak als medementor en medebewindvoerder ten volle uit te oefenen acht het hof hoofdzakelijk te wijten aan het relatief korte tijdsbestek tussen de afgifte van de bestreden beschikking op 25 oktober 2019 en deze opname. De vader van [betrokkene] en [medebewindvoerder en medementor] hebben op de mondelinge behandeling in hoger beroep - desgevraagd door het hof - verklaard dat inmiddels alle machtigingen zijn geregeld waardoor [medebewindvoerder en medementor] haar taak als medebewindvoerder en medementor in het vervolg volledig kan uitoefenen. Verder is op de mondelinge behandeling in hoger beroep gebleken dat de vader en [medebewindvoerder en medementor] onlangs samen rekening en verantwoording hebben afgelegd over het bewind van [betrokkene] .
3.11.4.
Voor zover de moeder in hoger beroep verder nog bezwaren tegen het functioneren van de vader en [medebewindvoerder en medementor] als bewindvoerders en mentoren van [betrokkene] naar voren heeft gebracht, is het hof van oordeel dat zij die bezwaren onvoldoende heeft onderbouwd. De vader en [medebewindvoerder en medementor] hebben op de mondelinge behandeling in hoger beroep de stellingen van de moeder dat er zorgen bestaan over de gezondheid van [betrokkene] , dat [betrokkene] niet de juiste zorg krijgt, zij niet op de hoogte wordt gehouden over de (medische) situatie van [betrokkene] en dat zij als ervaringsdeskundige van de ziekte van Steinert niet wordt gehoord, gemotiveerd weersproken. Zo heeft de vader van [betrokkene] verklaard dat [betrokkene] regelmatig wordt gezien door verschillende specialisten, waaronder een neuroloog, een cardioloog en een longarts en dat [betrokkene] zelfstandig iedere week een fysiotherapeut in [plaats 3] bezoekt. Het hof neemt daarbij overigens in aanmerking dat [betrokkene] in een beschermde woonomgeving woont en dat het hof ook uit die hoek geen signalen heeft gekregen dat het niet goed zou gaan met (de gezondheid van) [betrokkene] . Verder heeft de vader op de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat hij de moeder op haar verzoek per e-mail over (de gezondheid van) [betrokkene] wil informeren, waarbij hij tevens heeft aangegeven dat [betrokkene] ook zelf in staat is om de vragen van de moeder over zijn gezondheid te beantwoorden. Het hof heeft op grond van de stukken en het besprokene op de mondelinge behandeling in hoger beroep dan ook geen aanwijzingen dat de vader en [medebewindvoerder en medementor] tekortschieten in de uitvoering van hun taak als bewindvoerders en mentoren, zodat ook op die grond geen reden bestaat om de bestreden beschikking te vernietigen en de moeder (en tante van [betrokkene] ) als bewindvoerder en mentor te benoemen.
3.11.4.
Daarbij komt dat ingevolge de artikelen 1:435 lid 3 BW en 1:452 lid 3 BW in beginsel bij de benoeming van de bewindvoerder respectievelijk mentor de uitdrukkelijke voorkeur van [betrokkene] dient te worden gevolgd, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Zowel op de mondelinge behandeling in eerste aanleg als in hoger beroep heeft [betrokkene] uitdrukkelijk verklaard dat hij wenst dat zowel het bewind als het mentorschap door de vader en [medebewindvoerder en medementor] wordt uitgevoerd. [betrokkene] heeft verder op de mondelinge behandeling in hoger beroep – desgevraagd door het hof – uitdrukkelijk verklaard dat hij niet wil dat de moeder (en de tante van [betrokkene] ), dan wel een onafhankelijke derde tot bewindvoerder en mentor wordt benoemd. Verder lijkt er sprake te zijn van een goed contact tussen zowel de bewindvoerders en mentoren onderling als tussen hen en [betrokkene] . Van gegronde redenen die zich tegen het volgen van de uitdrukkelijke voorkeur van [betrokkene] verzetten is het hof derhalve niet gebleken.
3.11.5.
Voor zover de moeder subsidiair heeft verzocht om een onafhankelijke mentor en bewindvoerder te benoemen omdat [betrokkene] ten gevolge van de jarenlange (echtscheidings) strijd tussen zijn ouders klem zit, acht het hof dit onvoldoende om een onafhankelijke bewindvoerder en mentor te benoemen, gelet op de leeftijd van [betrokkene] en de hiervoor genoemde uitdrukkelijke voorkeur van [betrokkene] .
3.12.
Op grond van het voorgaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
3.13.
Het hof zal hierna voorts bepalen dat een kopie van deze beschikking wordt gezonden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister.
Proceskosten
3.14.
De vader heeft het hof verzocht om de moeder in de proceskosten in hoger beroep te veroordelen. Het hof zal echter, gelet op de aard van deze procedure, de proceskosten in hoger beroep compenseren en het verzoek van de vader om een proceskostenveroordeling in hoger beroep afwijzen.

4.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant, Team Toezicht, van 25 oktober 2018;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in artikel 1:391 BW een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Oost-Brabant in verband met aantekening in het Centraal Curatele- en Bewindregister.
compenseert de proceskosten in hoger beroep, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. C.N.M. Antens, C.D.M. Lamers en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 9 januari 2020 in tegenwoordigheid van mr. E. Hulzink-Mimpen, griffier.