In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 9 januari 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de bewindvoering en mentorschap van een meerderjarige betrokkene. De moeder van de betrokkene, die in eerste aanleg verzocht had om ontslag van de vader als bewindvoerder en mentor, is in hoger beroep gekomen tegen de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 25 oktober 2018. De moeder stelde dat de vader zijn taken niet goed uitvoert en dat er gewichtige redenen zijn voor ontslag. De vader heeft echter betwist dat hij tekortschiet in zijn rol en heeft aangevoerd dat de betrokkene een positieve ontwikkeling doormaakt onder zijn bewindvoering.
Tijdens de mondelinge behandeling is de betrokkene zelf gehoord, die zijn voorkeur heeft uitgesproken voor de huidige bewindvoerders, de vader en de medebewindvoerder. Het hof heeft vastgesteld dat de belangen van de betrokkene voldoende zijn gewaarborgd en dat er geen gewichtige redenen zijn om de vader te ontslaan. De moeder heeft onvoldoende onderbouwd dat de vader en de medebewindvoerder niet goed functioneren. Het hof heeft de beschikking van de rechtbank bekrachtigd en de proceskosten in hoger beroep gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.