ECLI:NL:GHSHE:2020:290

Gerechtshof 's-Hertogenbosch

Datum uitspraak
30 januari 2020
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
200.256.870_01
Instantie
Gerechtshof 's-Hertogenbosch
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgregeling en omgangsregeling na echtscheiding met betrekking tot minderjarige

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Hertogenbosch, gaat het om een zorgregeling en omgangsregeling na de echtscheiding van de ouders van een minderjarige. De vader en moeder zijn in hoger beroep gegaan tegen een eerdere beschikking van de rechtbank Oost-Brabant. De vader heeft verzocht om een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken, waarbij hij onbegeleid contact met de minderjarige wenst. De moeder heeft in incidenteel hoger beroep de ingangsdatum van de kinderalimentatie betwist. Tijdens de mondelinge behandeling hebben beide ouders aangegeven bereid te zijn om te werken aan verbetering van de communicatie en het opstarten van begeleide omgang via een omgangshuis. Het hof heeft besloten om een hulptraject in te zetten, waarbij de ouders leren om op constructieve wijze te communiceren over de minderjarige. De beslissing met betrekking tot de kinderalimentatie is pro forma aangehouden tot een latere datum. Het hof heeft de Raad voor de Kinderbescherming betrokken bij de procedure, met de mogelijkheid van een raadsonderzoek indien de hulptrajecten niet het gewenste resultaat opleveren. De beschikking is gegeven op 30 januari 2020 en is openbaar uitgesproken door mr. C.N.M. Antens.

Uitspraak

GERECHTSHOF ’s-HERTOGENBOSCH
Afdeling familie- en jeugdrecht
zaaknummer : 200.256.870/01
zaaknummer rechtbank : C/01/332706 / FA RK 18-1674
beschikking van de meervoudige kamer van 30 januari 2020
inzake
[de vader],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: voorheen mr. A.A. van den Berg, opgevolgd door: mr. R. van Gelder,
thans: mr. A. Vijftigschild te Leidschendam,
tegen
[de moeder],
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in het principaal hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. A. Ramsaroep te Wassenaar,
Deze procedure heeft betrekking op de minderjarige:
- [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2008, te [geboorteplaats] .
In zijn hoedanigheid als omschreven in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft, gekend:
de Raad voor de Kinderbescherming [locatie] ,
hierna te noemen: de raad.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

1.1.
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 21 december 2018, hersteld bij beschikking van 26 maart 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in principaal en incidenteel hoger beroep

2.1.
De vader is op 20 maart 2019 in hoger beroep gekomen van de voormelde beschikking van 21 december 2018.
2.2.
De moeder heeft op 22 mei 2019 een verweerschrift tevens houdende incidenteel hoger beroep ingediend.
2.3.
De vader heeft op 2 juli 2019 een verweerschrift in het incidenteel hoger beroep ingediend.
2.4.
Bij het hof zijn voorts de volgende stukken ingekomen:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 23 november 2018;
- een kopie “Details af– en bijschrijving” d.d. 18 juni 2019 van De Nederlandse Voorschotbank N.V. en de jaaropgaaf 2018 van de zijde van de man, ingekomen op 2 juli 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 26 november 2019 met bijlagen, ingekomen op 27 november 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 29 november 2019 met bijlagen, ingekomen op 2 december 2019;
- een journaalbericht van de zijde van de man van 3 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 4 december 2019.
2.5.
De mondelinge behandeling heeft op 12 december 2019 plaatsgevonden.
Partijen zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
Ook is verschenen, voor zover het de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken betreft, mevrouw [vertegenwoordiger van de raad] namens de raad.
2.6.
Ter mondelinge behandeling is gelijktijdig de zaak tussen partijen met zaaknummer 200.256.857/01 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden) behandeld.
2.7.
Met toestemming van het hof is na de mondelinge behandeling ingekomen een journaalbericht van de zijde van de man van 12 december 2019 met bijlagen, ingekomen op 12 december 2019.

3.De feiten in principaal en incidenteel hoger beroep

3.1.
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast.
3.2.
Bij de bestreden beschikking is onder meer tussen partijen de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is, op het moment van de mondelinge behandeling in hoger beroep, nog niet ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.3.
Partijen zijn de ouders van de minderjarige:
- [minderjarige] ( [minderjarige] ), geboren op [geboortedatum] 2008, te [geboorteplaats] .
Partijen hebben het gezamenlijk gezag over [minderjarige] . [minderjarige] heeft het hoofdverblijf bij de moeder.

4.De omvang van het geschil in principaal en incidenteel hoger beroep

4.1.
Bij de bestreden beschikking is bepaald dat de man gerechtigd is tot begeleid contact met [minderjarige] via het omgangshuis, alsmede dat de man € 300,- per maand als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] (hierna ook: kinderalimentatie) dient te voldoen met ingang van de dag van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand.
4.2.
Bij de voormelde herstelbeschikking is bepaald dat de vader gerechtigd is tot begeleid contact via een omgangshuis, welk omgangshuis in onderling overleg tussen partijen dient te worden gekozen (zo nodig in overleg met de hulpverlening) en waarvoor partijen zich dienen te wenden tot het Centrum voor Jeugd en gezin of een daarmee vergelijkbare instantie binnen de gemeente van de woonplaats van [minderjarige] .
4.3.1.
De grieven van de vader in het principaal hoger beroep zien op de omgang met [minderjarige] , op de behoefte van [minderjarige] en op de draagkracht van de vader.
4.3.2.
De vader heeft in het principaal hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen, en, opnieuw rechtdoende, te bepalen:
I. dat er een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken zal gelden waarbij de vader en
[minderjarige] eenmaal per twee weken van zaterdag 10.00 uur tot zondag 19.00 uur, de helft van de vakanties en feestdagen, Vaderdag en de verjaardag van de vader onbegeleid contact hebben;
II. subsidiair, dat partijen worden doorverwezen naar een concreet Omgangshuis met de opdracht binnen veertien dagen contact op te nemen met een in de beschikking op te nemen telefoonnummer;
III. dat de behoefte van [minderjarige] wordt vastgesteld op € 350,- per maand;
IV: dat de door de vader te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] op nihil wordt gesteld.
4.4.
De moeder heeft in het principaal hoger beroep verzocht de grief van de vader af te wijzen en de bestreden en herstelde beschikking te bekrachtigen.
4.5.1.
De grief van de moeder in het incidenteel hoger beroep ziet op de ingangsdatum van de kinderalimentatie.
4.5.2.
De moeder heeft in het incidenteel hoger beroep verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor zover het betreft de ingangsdatum van de door de man aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] en, in zoverre opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de man vanaf de datum van de indiening van het echtscheidingsverzoekschrift in eerste aanleg, dan wel de datum van de echtscheidingsbeschikking de vastgestelde bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige] aan de vrouw dient te betalen, telkens bij vooruitbetaling te voldoen.
4.6.
Dezebeschikking betreft uitsluitend de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken.
De beslissing met betrekking tot de kinderalimentatie wordt pro forma aangehouden tot 20 februari 2020, de datum waarop ook zal worden beslist in de hiervoor genoemde zaak met zaaknummer 200.256.857/01 (afwikkeling huwelijkse voorwaarden).
5. Standpunten ter mondelinge behandeling (in principaal hoger beroep) ter zake de zorgregeling
5.1.
Door en namens de vader is tijdens de mondelinge behandeling verklaard dat de vader wil meewerken aan verbetering van de communicatie tussen partijen, hetgeen kan bijdragen aan het verminderen van spanningen bij [minderjarige] . Ook wil de vader meewerken aan het opstarten van begeleide omgang via het omgangshuis, bij voorkeur tussen [woonplaats vader] en [woonplaats moeder] , bijvoorbeeld in [plaats] . De vader heeft ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft en het traject Begeleide Omgang door professionals.
5.2.
Door en namens de moeder is verklaard dat het goed zou zijn voor [minderjarige] als partijen in staat zijn om met elkaar te communiceren. De moeder wil meewerken aan het opstarten van begeleide omgang via een eenvoudig voor [minderjarige] te bereiken omgangshuis. De moeder heeft ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft en het traject Begeleide Omgang door professionals.
5.3.
De raad heeft ter mondelinge behandeling naar voren gebracht dat het te betreuren is dat de ouders geen reguliere omgang tot stand hebben weten te brengen, dat de ouders in het belang van [minderjarige] hun communicatie zouden moeten verbeteren via oudergesprekken en het hulptraject Ouderschap Blijft en dat begeleide omgang via het omgangshuis op zijn plaats zou zijn. Het doel van de hulpverlening dient te zijn dat de ouders leren om op ouderniveau met elkaar te communiceren over [minderjarige] en dat ouders omgang tot stand brengen tussen [minderjarige] en de vader via het traject Begeleide Omgang.

6.De beoordeling (in principaal hoger beroep) ter zake de zorgregeling

6.1.
Na uitvoerig debat ter mondelinge behandeling hebben partijen ingestemd met een doorverwijzing naar het uniform hulpaanbod, hulptraject Ouderschap Blijft en het traject Begeleide Omgang door professionals via de gemeente [gemeente] . Ook zijn de voorwaarden die daarbij gelden met partijen besproken.
Ter mondelinge behandeling is een proces-verbaal van doorverwijzing opgemaakt, dat is verzonden aan de gemeente [gemeente] .
6.2.
Met deze verwijzing naar de voormelde hulptrajecten uit het uniform hulpaanbod wil het hof ervoor zorgen dat de ouders leren om op constructieve wijze, en met wederzijds respect, leren communiceren over [minderjarige] , waardoor de spanningen die [minderjarige] na de scheiding ondervindt, verminderen. Voorts wil het hof ervoor zorgen dat omgang tot stand wordt gebracht tussen [minderjarige] en de vader via het traject Begeleide Omgang. Het is in het belang van [minderjarige] dat de ouders hulp krijgen en het liefst op korte termijn.
6.3.
Wanneer blijkt dat ook met deze hulp de problemen niet goed genoeg opgelost kunnen worden, zal de raad bekijken wat er nog meer nodig is voor [minderjarige] . Met deze beschikking zorgt het hof ervoor dat het hulpaanbod en een eventueel raadsonderzoek één aaneengesloten traject is. Voor deze zaak betekent dit concreet het volgende.
Het hulptraject zal uitgevoerd gaan worden via de gemeente [gemeente] door (een) hulpaanbieder(s) van Ouderschap Blijft en Begeleide Omgang door professionals .
De bedoeling van de hulptrajecten is dat door partijen gewerkt wordt aan het behalen van de volgende doelen:
  • de ouders maken keuzes die hun communicatie verbeteren en dragen daar hun verantwoordelijkheid voor;
  • de ouders dragen er zorg voor dat kinderen met beide ouders onbelast contact kunnen hebben;
  • de ouders kunnen weer de regie nemen over hun zorgouderschap waarbij de behoeften en de noden van het kind centraal staan;
  • er is weer contact tussen [minderjarige] en de vader;
  • de ouders richten zich op hun ouderschap en maken afspraken over de communicatie met betrekking tot het welzijn van [minderjarige] ;
  • [minderjarige] krijgt de gelegenheid haar ideeën, zorgen en wensen te delen met beide ouders;
  • een contactregeling is vastgesteld tussen [minderjarige] en de vader die alle partijen aanvaarden en nakomen.
Het hof zal deze beschikking doorsturen naar:
Gemeente [gemeente]
Afdeling Bijeen Zorgadministratie
t.a.v. [naam 1] en [naam 2]
Postbus [postbus]
[postcode] [plaats]
Het hof verzoekt de door de gemeente in te schakelen hulpaanbieder(s) om uiterlijk op 31 juli 2020 of zoveel eerder als mogelijk is, bij het hof de eindrapportage over het verloop van de hulptrajecten in te dienen.
Het hof zal de advocaten van partijen daarna in de gelegenheid stellen om op de eindrapportage binnen een termijn van twee weken te reageren en daarbij aan te geven of, en zo ja, waarom zij een nieuwe mondelinge behandeling nodig vinden.
Indien (een deel van) het hulptraject niet heeft geleid tot een positief resultaat verzoekt het hof de hulpaanbieder de eindrapportage niet alleen naar het hof, maar ook naar de raad voor de Kinderbescherming [locatie] te sturen. Aan de hand van de eindrapportage zal de raad bekijken of een raadsonderzoek noodzakelijk is. De raad wordt verzocht om binnen twee weken na ontvangst van de eindrapportage het hof te laten weten of een raadsonderzoek noodzakelijk is. Wanneer de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, zal dit vervolgens door de raad uitgevoerd worden. Binnen drie maanden dient de raad over dit onderzoek een raadsrapport bij het hof in te dienen.
Deze beschikking geldt meteen als opdracht aan de raad om een onderzoek te verrichten indien het traject niet positief wordt afgesloten én de raad een onderzoek noodzakelijk vindt.
Voor het geval de raad zal overgaan tot een raadsonderzoek, verzoekt het hof de raad de volgende vragen in het raadsonderzoek te betrekken en te beantwoorden:
  • In hoeverre komt een vaststelling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken door de ouders tegemoet aan de belangen van [minderjarige] ?
  • Hoe dient de regeling qua aard, duur en frequentie vorm gegeven te worden?
Na ontvangst van de eindevaluatie, de reacties van partijen daarop en berichtgeving van de raad na een niet positief verlopen traject, zal het verdere verloop van de procedure worden bepaald. Indien de raad besluit tot een raadsonderzoek, zal de raad daartoe direct overgaan zonder nadere zitting.
7. De beslissing
Het hof:
In principaal hoger beroep:
Ter zake de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken:
verzoekt de hulpverlenende instantie(s)
uiterlijk op 31 juli 2020, of zoveel eerder als mogelijk, de eindrapportage over het verloop van het traject Ouderschap Blijft en het traject Begeleide Omgang door professionals
,aan het hof over te leggen, onder vermelding van het zaaknummer;
stelt partijen in de gelegenheid om
uiterlijk op 15 augustus 2020te reageren op deze eindrapportage en daarbij aan te geven of, en zo ja waarom, zij een nieuwe mondelinge behandeling nodig vinden;
verzoekt de raad bij een niet positief verlopen traject om het hof binnen twee weken na kennisneming van afloop van het traject te informeren of de raad een raadsonderzoek noodzakelijk vindt, en, indien dat het geval is, een onderzoek te verrichten naar de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken en daarover bij het hof een rapport in te dienen, waarbij de hiervoor onder de beoordeling opgenomen vraagstelling wordt meegenomen en beantwoord;
houdt iedere verdere beslissing aan tot
PRO FORMA 31 juli 2020.
In principaal en incidenteel hoger beroep:
Ter zake de kinderalimentatie:
houdt iedere beslissing aan tot 20 februari 2020.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.C.E. Ackermans, C.N.M. Antens en H. van Winkel en is in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2020 door mr C.N.M. Antens in tegenwoordigheid van de griffier.