In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Hertogenbosch op 24 september 2020 uitspraak gedaan in hoger beroep over de wijziging van kinderalimentatie en de afwijzing van partneralimentatie. De vrouw, verzoekster in het principaal hoger beroep, heeft de beschikking van de rechtbank Oost-Brabant van 11 juli 2019 aangevochten, waarin de man was verplicht om kinderalimentatie te betalen voor hun twee minderjarige kinderen. De vrouw heeft verzocht om een verhoging van de kinderalimentatie voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2], en om partneralimentatie. De man heeft in incidenteel hoger beroep verzocht om de vrouw niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoeken en om de bestreden beschikking te bekrachtigen.
Het hof heeft vastgesteld dat er sprake is van gewijzigde omstandigheden die een herbeoordeling van de kinderalimentatie rechtvaardigen. De man is vanaf 17 mei 2018 de volledige kosten van verzorging en opvoeding van [minderjarige 2] gaan dragen, wat heeft geleid tot een wijziging van de kinderalimentatie. Het hof heeft de kinderalimentatie voor [minderjarige 1] vastgesteld op € 393,- per maand en voor [minderjarige 2] op € 34,- per maand, met ingang van 1 juni 2020. De verzoeken van de vrouw tot partneralimentatie zijn afgewezen, omdat het hof oordeelde dat de vrouw volledig in haar eigen levensonderhoud kan voorzien.
De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank gedeeltelijk is vernietigd en opnieuw is vastgesteld, waarbij de kosten van het geding in hoger beroep zijn gecompenseerd, zodat elke partij de eigen kosten draagt. De uitspraak is openbaar gedaan in aanwezigheid van de griffier.